ECLI:NL:RBMNE:2023:4550

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
UTR 23/3973 en UTR 23/3974
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen oplegging en verlenging van huisverbod in het kader van de Wet tijdelijk huisverbod

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de oplegging en verlenging van een huisverbod. Verzoeker, een 20-jarige man, woont samen met zijn moeder en jongere broertjes en zusjes. De burgemeester van Amersfoort had op 23 augustus 2023 een huisverbod opgelegd voor 10 dagen, gevolgd door een verlenging van 18 dagen op 31 augustus 2023. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen beide besluiten. Tijdens de zitting op 1 september 2023 is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel verzoeker als verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat het huisverbod in eerste instantie gerechtvaardigd was vanwege de veiligheid van de betrokkenen, gezien de meldingen van geweld door verzoeker. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat de verlenging van het huisverbod niet gerechtvaardigd was, omdat de omstandigheden waren veranderd. Verzoeker had inmiddels een andere verblijfplaats en er was hulpverlening opgestart voor zijn verslaving en agressie. De voorzieningenrechter heeft het beroep tegen de oplegging van het huisverbod ongegrond verklaard, maar het beroep tegen de verlenging gegrond verklaard en het verlengingsbesluit vernietigd. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3973 en UTR 23/3974
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 september 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J. Visscher)
en

de burgemeester van de gemeente Amersfoort, verweerder,

(gemachtigde: mr. E. van Eyck en mr. C.R.C. Bosman).

Inleiding en procesverloop

Verzoeker is 20 jaar oud. Hij woont samen met zijn moeder, zusje van 18, broertje van 12, zusje van 10 en broertje van 8 in de woning aan de [adres] in [woonplaats] (de woning).
Met het besluit van 23 augustus 2023 heeft de burgemeester aan verzoeker een huis- en contactverbod opgelegd voor de duur van 10 dagen. Dit verbod houdt in dat verzoeker de woning niet meer in mag en dat hij geen contact mag hebben met zijn moeder, broertjes en zusjes. Via Veilig Thuis is geregeld dat verzoeker tijdens het huisverbod op een andere plek passend onderdak heeft.
Op 28 augustus 2023 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen de oplegging van het huisverbod en heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Met het besluit van 31 augustus 2023 heeft de burgemeester het huisverbod verlengd met 18 dagen. Het beroep is op grond van artikel 9, tweede lid, van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth) mede gericht tegen de verlenging van het huisverbod.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op de zitting van 1 september 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van verweerder.
Na afloop van de behandeling van de zaak op zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan en gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. Dit proces-verbaal is daarvan de schriftelijke uitwerking.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep voor zover dit is gericht tegen de oplegging van het huisverbod ongegrond;
- verklaart het beroep voor zover dit is gericht tegen de verlenging van het huisverbod gegrond;
- vernietigt het besluit van 31 augustus 2023 tot verlenging van het huisverbod;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 837,- aan proceskosten van verzoeker.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter doet niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook direct op het beroep zelf. [1] Hij is na afloop van de zitting namelijk tot de conclusie gekomen dat verder onderzoek naar de zaak niet meer nodig is.
In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het beroep van verzoeker tegen de oplegging van het huisverbod en de verlenging van dit huisverbod. Omdat het huisverbod nog geldt, kijkt de voorzieningenrechter bij de beoordeling naar de situatie zoals die zich op dit moment voordoet. De voorzieningenrechter moet in de eerste tien dagen dat het huisverbod geldt, terughoudend omgaan met het aanwenden van zijn bevoegdheid om dat verbod op te heffen. Die periode is namelijk bedoeld om de veiligheid van andere personen waarmee de uithuisgeplaatste het huishouden deelt te beschermen en om hulpverlening op te starten. Alleen bijzondere feiten en omstandigheden kunnen rechtvaardigen dat de voorzieningenrechter het huisverbod opheft voordat deze periode voorbij is. [2]
Mocht de burgemeester het huisverbod opleggen?
De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester het huisverbod redelijkerwijs mocht opleggen en dat er geen bijzondere feiten en omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat het huisverbod wordt opgeheven vóór afloop van de periode van tien dagen. De moeder en de broertjes en zusjes hebben verklaard dat verzoeker verbaal en fysiek geweld heeft gepleegd richting hen en goederen in huis. Dit is toegenomen sinds het overlijden van de vader en wordt verergerd door verzoekers drugsgebruik. Hoewel de onderbouwing in het dossier niet heel uitgebreid is, oordeelt de voorzieningenrechter dat er voldoende reden was om een onmiddellijke en ernstige dreiging voor de veiligheid van de moeder, broertjes en zusjes aan te nemen. [3] De burgemeester heeft hun belangen en de noodzaak om afspraken te maken over de veiligheid in huis zwaarder mogen laten wegen dan het belang van verzoeker om vóór afloop van de periode van tien dagen terug naar huis te kunnen. De voorzieningenrechter verklaart daarom het beroep voor zover dit is gericht tegen de oplegging van het huisverbod ongegrond.
Mocht de burgemeester het huisverbod verlengen?
De voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende grond aanwezig is om aan te nemen dat de aanwezigheid van verzoeker in de woning ook na de periode van tien dagen nog een ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van zijn moeder, broertjes en zusjes. Hierbij merkt de voorzieningenrechter op dat de omstandigheid dat alle partijen hebben gezegd dat het beter is dat verzoeker niet meer naar huis teruggaat geen bevoegdheid creëert voor het verlengen van het huisverbod. [4]
De voorzieningenrechter stelt vast dat de situatie sinds het opleggen van het huisverbod is veranderd. Tijdens de zitting bleek dat verzoeker voor de komende periode een andere plek heeft gekregen om te verblijven. Ook is er hulpverlening opgestart. Deze hulpverlening is gericht op het behandelen van verzoekers verslaving, agressieregulatie en rouwverwerking. Uit zowel het laatste zorgadvies als het gehoor over de verlenging van het huisverbod blijkt dat verzoeker deze hulpverlening aanvaardt en gemotiveerd is om mee te werken aan verandering. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de voorzieningenrechter de verwachting gerechtvaardigd dat verzoeker ook blijft meewerken aan de hulpverlening. Dit is een indicatie dat de dreiging van gevaar of het vermoeden daarvan niet langer bestaat. Verder blijkt uit de stukken niet dat verzoeker in de weg staat aan maken van veiligheidsafspraken. Om deze reden verklaart de voorzieningenrechter het beroep gericht tegen de verlenging van het huisverbod gegrond. De voorzieningenrechter vernietigt het verlengingsbesluit, omdat dit in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod.
Wat zijn de gevolgen van deze uitspraak?
Uit het voorgaande volgt dat de voorzieningenrechter het huisverbod voor de eerste tien dagen in stand laat en voor de periode daarna opheft. Dit betekent dat het huis- en contactverbod voortduurt tot 2 september 17:38 uur. Omdat de voorzieningenrechter heeft beslist op het beroep is er geen reden meer om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
Over de proceskosten oordeelt de voorzieningenrechter als volgt. De voorzieningenrechter kent geen proceskostenvergoeding toe voor het door de gemachtigde opgestelde beroep- en verzoekschrift, omdat deze beiden enkel zien op het besluit tot oplegging van het huisverbod. Uit deze uitspraak volgt dat de burgemeester dit besluit terecht heeft genomen. Hiervoor is de burgemeester dus geen proceskostenvergoeding verschuldigd.
Omdat het beroep tegen de verlenging van het huisverbod gegrond is, krijgt verzoeker een vergoeding van de proceskosten die hij hiervoor redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter vast op € 837,- (1 punt met een waarde van € 837,-). De gemachtigde van verzoeker heeft de verlenging van het huisverbod op de zitting betwist. Hiervoor krijgt hij dus één punt proceskostenvergoeding. Verder heeft de gemachtigde ten aanzien van de verlenging van het huisverbod geen proceshandelingen verricht die voor vergoeding in aanmerking komen.
Verzoeker heeft geen griffierecht betaald. [5] Dit hoeft de burgemeester dus niet te vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2023 door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:86, eerste lid van de Awb.
2.Zie de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:221
3.In de zin van artikel 2, eerste lid, van de Wth.
4.Vgl de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:778.
5.Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wth.