ECLI:NL:RBMNE:2023:4545
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onvoldoende procesbelang in WMO-zaak
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 4 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Zahri, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, vertegenwoordigd door E. Diepenbroek en P.J. Portengen. Eiser had een aanvraag ingediend voor verlenging van een maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), welke aanvraag door verweerder was afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit bleef ongewijzigd.
Tijdens de zitting op 27 juli 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank heeft eerst beoordeeld of eiser voldoende procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep. Verweerder stelde in het verweerschrift dat eiser per 13 januari 2023 een voorziening op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) had gekregen, wat de noodzaak voor de beoordeling van de Wmo-aanvraag in twijfel trok.
De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende procesbelang had, omdat hij niet had onderbouwd dat hij schade had geleden door het bestreden besluit en omdat hij niet had verzocht om schadevergoeding. Eiser's argument dat een inhoudelijk oordeel van belang kon zijn voor een toekomstige indicatie werd niet overtuigend geacht, vooral omdat hij inmiddels zorg ontvangt op basis van de Wlz. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvond. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.