In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] van 19 januari 2023. Eiser, die sinds oktober 2020 een uitkering op grond van de Participatiewet ontvangt, was in beroep gegaan tegen het besluit van verweerder dat hij niet om medische redenen werd vrijgesteld van de arbeidsplicht. Dit besluit was gebaseerd op een rapport van [arbeidsbureau]. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dat bezwaar was ongegrond verklaard. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 10 mei 2022 bepaald dat er nieuw medisch onderzoek moest plaatsvinden, wat leidde tot een adviesrapportage van [sociaal-medische adviespartner] op 3 november 2022.
Tijdens de zitting op 6 juli 2023 heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord, waarin hij stelde dat het rapport van [arbeidsbureau] onrechtmatig was verkregen en dat het rapport van [sociaal-medische adviespartner] niet voldeed aan de eisen van de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat verweerder het rapport van [arbeidsbureau] niet meer mocht gebruiken, maar dat het rapport van [sociaal-medische adviespartner] wel rechtmatig was verkregen. De rechtbank wees de beroepsgronden van eiser af, omdat deze gebaseerd waren op onjuiste feiten en omdat het rapport van [sociaal-medische adviespartner] aan de vereisten voldeed.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eiser geen gelijk kreeg. De rechtbank ging niet in op aanvullende verzoeken van eiser, zoals het opleggen van sancties aan verweerder of het vernietigen van rapportages. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. de Graaf, griffier. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.