ECLI:NL:RBMNE:2023:4504

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
23/488
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wezenuitkering en terugwerkende kracht in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de toekenning van een wezenuitkering aan eiseres, die de voogdij heeft over haar kleinzoon na het overlijden van haar dochter. Eiseres had een wezenuitkering aangevraagd met terugwerkende kracht van vijf jaar, maar de Sociale Verzekeringsbank (SVB) had deze aanvraag afgewezen en slechts een terugwerkende kracht van één jaar toegekend. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij de beslissing van de SVB heeft bevestigd.

De rechtbank overwoog dat de hoofdregel voor de toekenning van een wezenuitkering een terugwerkende kracht van maximaal één jaar is, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Eiseres stelde dat zij niet op de hoogte was van haar recht op een wezenuitkering en dat zij in een bijzondere situatie verkeerde. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres, ondanks haar persoonlijke omstandigheden, in staat was om tijdig hulp te regelen en aanvragen te doen, zoals voor kinderbijslag en voogdij. Dit betekende dat de SVB niet onterecht had gehandeld door de aanvraag voor een langere terugwerkende kracht af te wijzen.

De rechtbank erkende de emotionele impact van het verlies van eiseres en het zorgen voor haar kleinzoon, maar concludeerde dat de SVB correct had gehandeld volgens de geldende beleidsregels. Eiseres kreeg geen vergoeding voor griffierecht of proceskosten en werd gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/488
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: S. Seymor),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Diamant).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van de SVB van 15 december 2022 op 25 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de SVB.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder “overwegingen en oordeel van de rechtbank”.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen en oordeel van de rechtbank

1. Op 5 januari 2017 is de dochter van eiseres overleden in Suriname. Zij heeft een pasgeboren zoontje achtergelaten: [kleinzoon] (geboren op [geboortedatum] 2016). Vanaf 22 februari 2017 heeft eiseres de voogdij over haar kleinzoon. Hij verblijft met eiseres in Suriname, maar zij staan beiden in Nederland ingeschreven in de BRP. Eiseres heeft op 24 mei 2017 kinderbijslag aangevraagd voor [kleinzoon] en dit heeft zij ook gekregen.
2. Op 2 augustus 2022 heeft eiseres een wezenuitkering aangevraagd voor [kleinzoon] . [1] Op 18 augustus 2022 heeft de SVB aan eiseres laten weten dat zij de wezenuitkering zal krijgen vanaf september 2022 en dat zij over augustus 2021 tot en met augustus 2022 een nabetaling krijgt.
3. Het komt er dus op neer dat eiseres de wezenuitkering krijgt met terugwerkende kracht van één jaar. Eiseres vindt dat zij recht heeft op een terugwerkende kracht van vijf jaar, dus een wezenuitkering vanaf 1 augustus 2017.
4. De hoofdregel is dat een wezenuitkering kan worden toegekend met maximaal één jaar terugwerkende kracht. In heel bijzondere situaties is dat anders en kan iemand de uitkering krijgen met maximaal vijf jaar terugwerkende kracht. Wat zo’n bijzondere situatie is, staat in de beleidsregel van de SVB [2] :
a. a) iemand was buiten zijn of haar schuld niet in staat om op tijd de uitkering aan te vragen;
b) iemand wist niet dat hij of zij recht had op de uitkering én het feit dat hij of zij dat niet wist, komt niet voor risico van die persoon.
5. Omdat het om een beleidsregel van de SVB gaat, heeft de SVB veel beslissingsruimte. Dit betekent dat de rechtbank alleen mag bekijken of de beleidsregel niet ‘unfair’ is en of de SVB de beleidsregel correct heeft toegepast. De rechtbank oordeelt dat dit zo is.
6. De SVB heeft in de beslissing van 15 december 2022 uitgelegd waarom de situatie van eiseres niet onder a) of b) valt en de rechtbank geeft de SVB hierin gelijk. De rechtbank heeft begrip voor de situatie waarin eiseres verkeerde: geen enkele moeder zou haar eigen kind moeten hoeven begraven. De rechtbank heeft er ook veel respect voor dat eiseres de zorg op zich heeft genomen voor haar kleinzoon van – toen – een week oud. Maar feit is dat het eiseres in die periode wel is gelukt om hulp te regelen van een advocaat en een maatschappelijk werker, de voogdij over haar kleinzoon aan te vragen en kinderbijslag aan te vragen. Het kan dus niet worden gezegd dat eiseres na het overlijden van haar dochter niet in staat was om in actie te komen of dat zij niet genoeg basisvaardigheden heeft.
7. Daarnaast is het vaste rechtspraak van de hoogste rechter in dit soort zaken [3] dat de SVB niet juridisch verplicht is uit zichzelf mensen te informeren over een eventueel recht op een wezenuitkering. Het recht op een wezenuitkering is – misschien – minder bekend dan het recht op kinderbijslag, maar de Algemene nabestaandenwet is geen complexe juridische informatie zoals wordt bedoeld in de beleidsregel van de SVB. En ook hier geldt: eiseres had na het overlijden van haar dochter hulp van een maatschappelijk werker en een advocaat. Zij hadden voor eiseres uit kunnen zoeken waar zij recht op zou hebben. Dat eiseres niet wist dat zij een wezenuitkering kon aanvragen, komt daarom voor haar risico. Eiseres heeft gesteld dat het netjes zou zijn geweest als SVB haar wel had geïnformeerd. De rechtbank kan dit standpunt van eiseres begrijpen, maar hoe onrechtvaardig het voor eiseres misschien ook voelt, dit betekent niet dat de SVB in deze zaak onjuist heeft gehandeld.

Conclusie en gevolgen

8. Het voorgaande betekent dat verweerder terecht het verzoek van eiseres om de wezenuitkering toe te kennen met een terugwerkende kracht van vijf jaar, heeft afgewezen.
9. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
10. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2023 door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. de Graaf, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op basis van de Algemene nabestaandenwet.
2.“Bestuursrecht op Maat: beleidswijzigingen over de ingangsdatum van de uitkering” van 25 april 2022.
3.De Centrale Raad van Beroep (CRvB), bijvoorbeeld de uitspraak van 22 december 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4434 (te vinden via www.rechtspraak.nl).