Wat vindt de rechtbank
8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser 42,90% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 1 juni 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 1 juni 2022 voor 42,90% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
11. Eiser stelt dat verzekeringsarts B&B hem ten onrechte niet heeft onderzocht of gezien, terwijl dit naar van eiser mening wel noodzakelijk is voor een zorgvuldige heroverweging. De medisch adviseur stelt in het rapport van 5 oktober 2022 dat het primaire onderzoek niet lege artis was omdat er geen fysiek spreekuur heeft plaatsgevonden, terwijl eiser voornamelijk fysieke klachten heeft. De medisch adviseur vindt het dan ook onbegrijpelijk, en medisch niet verdedigbaar dat ook de verzekeringsarts B&B een beslissing neemt zonder eiser zelf te zien of te onderzoeken. Volgens de medisch adviseur kan in sommige gevallen, indien er voldoende informatie is, waarbij alle claimklachten voldoende beschreven zijn, worden afgegaan op de bevindingen van de curatieve sector. Maar volgens de medisch adviseur gaat de verzekeringsarts B&B eigenlijk over tot een zeer selectieve samenvatting en interpretatie van de medische informatie. De medisch adviseur stelt dat uit de informatie van de huisarts blijkt dat er cervicale myopathie is. Dit kan volgens hem de verminderde kracht van de handen verklaren. De uitspraak van de verzekeringsarts B&B dat er geen nekhernia is en dus geen handklachten, lijkt alsof men bedoelt dat alleen een nekhernia dergelijke klachten kan veroorzaken, wat niet het geval is. Dit had men volgens de medisch adviseur uitsluitend met een eigen lichamelijk onderzoek kunnen nagaan. Ook stelt de medisch adviseur dat het medisch niet zo is dat alleen uitgebreide verkalking en peesscheuren tot schouderklachten zoals bij eiser heeft kunnen leiden. Er is volgens hem immers wel sprake van tendinose van de schouderpezen en verkalkingen, met bursitis, wat de klachten wel kan verklaren. Dit is volgens de medisch adviseur ook alleen maar na te gaan met een lichamelijk onderzoek.
12. In het rapport van 16 november 2022 stelt de verzekeringsarts B&B dat eiser al langer bekend is met onder meer nek-, schouder- en armklachten, waarvoor diverse onderzoeken in het verleden hebben plaatsgevonden. Zij verwijst onder andere naar de rapport van 7 april 2021 van een verzekeringsarts B&B in een eerdere bezwaarprocedure met als datum in geding 1 juni 2020 en naar alle beschikbare medische informatie met name rond de datum in geding nu, 1 juni 2022. Vanwege deze informatie heeft de verzekeringsarts B&B in haar rapport van 2 september 2022 / 6 september 2022 (
de rechtbank begrijpt 2 september 2022 / 7 september 2022) aangegeven dat er voldoende medische informatie voorhanden is om tot een verantwoorde heroverweging te komen en is zij van mening dat een spreekuurcontact niet noodzakelijk was.
13. Vaststaat dat eiser in zowel de primaire fase als de bezwaarfase niet op een spreekuur is gezien en onderzocht door een (verzekerings)arts. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), volgt dat in de bezwaarfase een volledige heroverweging dient plaats te vinden waarbij de feiten juist worden vastgesteld en de conclusie logisch uit die feiten voortvloeien. Daarom zal, indien de medische grondslag van de besluitvorming wordt betwist, in deze fase van de procedure een louter dossieronderzoek als regel niet volstaan. De zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar brengt verder met zich dat in situaties als de onderhavige, waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts B&B tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht en er dus feitelijk sprake is van een contact met deze verzekeringsarts. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
14. De rechtbank heeft de verzekeringsarts B&B gevraagd om nader te motiveren waarom zij eiser niet op een spreekuur heeft gezien en onderzocht. De verzekeringsarts B&B heeft dit gedaan in het rapport van 23 juni 2023. De rechtbank is van mening dat de verzekeringsarts B&B in dit rapport voldoende heeft gemotiveerd dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde had.
15. In het rapport van 23 juni 2023 stelt de verzekeringsarts B&B dat er voldoende medische informatie voorhanden was om tot een verantwoorde heroverweging te komen. Er was onder meer informatie van de behandelende sector en met name uit aanvullend onderzoek rond de datum in geding, 1 juni 2022, die goed inzicht gaf in de medische situatie van belanghebbende. Namelijk röntgenonderzoek van de lumbale wervelkolom (LWK), een echo van de linkerschouder en histologisch onderzoek van de darmen. Ten aanzien van de longproblematiek, de neurologische problematiek rechterbeen / n. peroneus neuropathie waren geen aanwijzingen voor een wezenlijk andere medische situatie op de datum in geding. Uit de rapporten van de verzekeringsarts B&B blijkt dat de aanwezige medische informatie van rond de datum in geding ook is meegewogen door de verzekeringsarts B&B. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts B&B volgen waarom er geen lichamelijk onderzoek ten aanzien van de schouderklachten en handklachten vereist was. Daarbij stelt de verzekeringsarts B&B in het rapport van 16 november 2022 dat de door de huisarts aangegeven cervicale myopathie niet wordt bevestigd door de neuroloog middels bijvoorbeeld spieronderzoek, lichamelijk onderzoek had daarom geen toegevoegde waarde. Wat betreft de schouderklachten stelt de verzekeringsarts B&B dat gelet op de beschikbare medisch objectiveerbare bevindingen, met name het aanvullend onderzoek, er geen dermate ernstige afwijkingen bleken voor de schouderklachten dat meer of verdergaande beperkingen zijn gerechtvaardigd.
16. De verzekeringsarts B&B heeft naar het oordeel van de rechtbank pas in het rapport van 23 juni 2023 voldoende gemotiveerd waarom een spreekuurcontact niet vereist was. Het bestreden besluit is daarmee onzorgvuldig voorbereid, zodat dit besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In beroep heeft het UWV dit gebrek hersteld. De rechtbank ziet aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren omdat aannemelijk is dat eiser hierdoor niet is benadeeld. Zoals hierna onder 17 tot en met 20 zal worden overwogen, zou - ook als het gebrek zich niet zou hebben voorgedaan - een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen.
De beoordeling van de belastbaarheid
17. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 1 juni 2022 in haar rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
18. Eiser is van oordeel dat de verzekeringsarts bij het opstellen van de FML onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn klachten en beperkingen. In het rapport van 5 oktober 2022 stelt de medisch adviseur dat onvoldoende rekening is gehouden met de belasting van langdurig zitten. Er is volgens hem sprake van discopathie van de lage rug en langdurig zitten is hierbij een te grote belasting, wat de klachten kan verergeren. Daarnaast stelt de medisch adviseur dat het medisch niet verdedigbaar is dat een patiënt met klapvoet / n. peroneus neuropathie slechts licht beperkt is ten aanzien van langdurig lopen tijdens werk, trappenlopen, klimmen en hurken.
19. In het rapport van 16 november 2022 heeft de verzekeringsarts B&B gereageerd op het rapport van de medisch adviseur. De verzekeringsarts B&B stelt dat de door eiser ervaren klachten niet worden ontkend, maar voor het aannemen van beperkingen, en meer nog voor de mate waarin, is het van belang of deze klachten ook verklaard kunnen worden uit de medisch objectiveerde bevindingen, met name bij aanvullend onderzoek en met name uit de ernst van de eventuele geobjectiveerde afwijkingen. Wat betreft de rugklachten is volgens de verzekeringsarts B&B niet gebleken dat sprake is van toegenomen discopathie van de lumbale wervelkolom die verdergaande beperkingen rechtvaardigt dan reeds aangenomen ten aanzien van zitten en zitten tijdens werk. Uit de medische informatie van de orthopedisch chirurg blijkt geen sprake van geobjectiveerde toegenomen degeneratieve afwijkingen in de LWK in de afgelopen paar jaar. Wat betreft de n. pernoneus neuropathie stelt de verzekeringsarts B&B in het rapport van 2 september 2022 / 7 september 2022 dat het zeer aannemelijk is dat langdurige belasting zoals lang achtereen hurken, lopen en traplopen moeilijk tot nauwelijks gaan. Zij acht de aangenomen beperkingen echter voldoende. In het rapport van 16 november 2022 voegt zij hieraan toe dat met de aangenomen beperkingen voor lopen en lopen tijdens werk overbelasting wordt voorkomen. Ook merkt zij op dat eiser in staat blijkt om gehurkt actief te zijn, wat directe druk geeft op de n. peroneus, en dat pleit tegen het aannemen van verdergaande beperkingen. De rechtbank kan dit volgen. Zij ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de beoordeling van het UWV.
20. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 1 juni 2022 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft aangenomen.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
21. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiser zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
22. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 1 juni 2022 met de middelste van de drie geduide functies 57,10% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 42,90% arbeidsongeschikt is.