ECLI:NL:RBMNE:2023:4401

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
16/221343-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 augustus 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte verhuurde ruimtes in een loods, waarin op 2 juli 2019 een hennepkwekerij met 460 hennepplanten werd aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte enige wetenschap had van de hennepteelt of de diefstal van elektriciteit. De illegale elektriciteitsaansluiting was goed verborgen en mogelijk aangelegd tijdens de afwezigheid van de verdachte, die van januari tot maart 2019 in Thailand verbleef. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte niet betrokken was bij voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs, aangezien er geen bewijs was van zijn wetenschap of betrokkenheid bij het drugslaboratorium dat in de loods werd aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij opzettelijk behulpzaam was bij de hennepteelt of de diefstal van elektriciteit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/221343-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 10 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L. Rinsma en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Çimen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, in het kort, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1
op 2 juli 2019 in een pand aan de [adres] in [woonplaats] samen met anderen 460 hennepplanten heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt en/of aanwezig gehad (
primair),
dan wel daaraan medeplichtig is geweest door het voornoemde pand beschikbaar te stellen (
subsidiair);
Ten aanzien van feit 2
in de periode van 17 juli 2018 tot en met 2 juli 2019 in Harmelen samen met anderen elektriciteit van Stedin heeft gestolen (
primair),
dan wel daarbij medeplichtig is geweest (
subsidiair);
Ten aanzien van feit 3
in de periode 1 januari 2019 tot en met 2 juli 2019 in Harmelen samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor de productie en handel in harddrugs door daarvoor bestemde goederen en/of middelen/stoffen voorhanden te hebben gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie moet verdachte van het onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde worden vrijgesproken. De officier van justitie acht het onder feit 1 subsidiair en het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie heeft allereerst aangevoerd dat verdachte de eigenaar is van de loods waarin de hennepkwekerij werd aangetroffen en een illegale elektriciteitsaansluiting op de centrale meterkast was aangesloten. Verdachte verhuurde ruimtes in de loods, maar heeft daarvan nauwelijks administratie bijgehouden. Verdachte heeft geen huurcontracten opgesteld en geen onderzoek ingesteld naar de huurders. Ook heeft verdachte verklaard dat hij wist dat er een kleine hennepkwekerij in een andere huurruimte in de loods zat. Verder verklaart getuige [getuige 1] dat hij verdachte meermalen heeft gewaarschuwd dat er foute zaken in zijn loods plaatsvonden. Ook getuige [getuige 2] verklaart dat het hem bevreemde dat verdachte niets zou hebben opgemerkt, omdat verdachte alert was op wat er op het terrein gebeurde. Opvallend is bovendien dat de illegale elektriciteitsaansluiting en de watervoorziening van de hennepkwekerij door meerdere huurruimtes liepen. Deze ruimtes werden door verdachte aan verschillende huurders verhuurd. Dit maakt dat de elektriciteitsaansluiting en de watervoorziening van de hennepkwekerij niet zonder wetenschap van verdachte kunnen zijn aangelegd.
Uit al het voorgaande tezamen kan volgens de officier van justitie worden afgeleid dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de hennepteelt en bij de diefstal van de elektriciteit. Wel heeft de officier van justitie verzocht om verdachte ten aanzien van feit 2 subsidiair partieel vrij te spreken van de periode van 17 juli 2018 tot 1 januari 2019, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat meerdere oogsten hebben plaatsgevonden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 1 en feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit het dossier niet kan worden opgemaakt dat verdachte wist dat er in de verhuurde ruimte een hennepkwekerij zat. Het enkele gegeven dat verdachte een ruimte heeft verhuurd waarin een hennepkwekerij is aangetroffen, is onvoldoende voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid. De wetenschap van verdachte kan niet op basis van de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] worden vastgesteld. De getuigenverklaringen zijn subjectief van aard en bevatten geen objectieve waarnemingen. Achteraf gezien kan gezegd worden dat verdachte alerter had moeten zijn en op de signalen had moeten reageren. Dat verdachte dit heeft nagelaten, maakt echter niet dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de hennepteelt dan wel bij de diefstal van elektriciteit. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte van januari tot en met maart 2019 in Thailand heeft verbleven, waardoor de elektriciteitsaansluiting en watervoorziening in die periode zonder wetenschap van verdachte kunnen zijn aangelegd. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen wetenschap van het drugslaboratorium heeft gehad. Het enkel ter beschikking stellen van huurruimte is onvoldoende voor een bewezenverklaring van voorbereidingshandelingen voor de productie van drugs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak ten aanzien van feit 1 en feit 2
De feiten
Vaststaat dat verdachte de eigenaar is van de loods gelegen aan de [adres] in [woonplaats] . De loods is verdeeld in meerdere ruimtes, die door verdachte aan verschillende huurders werden verhuurd. Ook staat vast dat op 2 juli 2019 in één van deze huurruimtes een hennepkwekerij met 460 hennepplanten is aangetroffen. Uit onderzoek in de loods bleek tevens dat ten behoeve van de hennepkwekerij een hoeveelheid elektriciteit buiten de meter om werd afgenomen. De vraag is of verdachte als medepleger, dan wel als medeplichtige betrokken is geweest bij de hennepkwekerij en de diefstal van de elektriciteit.
Verdachte ontkent enige wetenschap van de hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit te hebben gehad. Hij verklaart van januari tot maart 2019 in Thailand te hebben verbleven. Verdachte zegt dat hij niet heeft opgemerkt dat de elektriciteit illegaal werd afgenomen, doordat de elektriciteitskabel achter een dubbele wand was weggewerkt.
Medeplegen
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen hennep heeft gekweekt en elektriciteit heeft gestolen.
Medeplichtigheid
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op de behulpzaamheid zelf, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict, en in dit geval dus het telen van hennep (feit 1) en de diefstal van stroom (feit 2)).
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat iemand die een ruimte verhuurt niet zomaar strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gehouden voor het faciliteren van een in die ruimte of een deel daarvan ingerichte hennepkwekerij [1] . Een vereiste is dat de verhuurder voldoende wetenschap heeft of had moeten hebben van hetgeen zich in de beschikbaar gestelde ruimte afspeelt. Soms kan die wetenschap uit de omstandigheden worden afgeleid. De enkele omstandigheid dat de verhuur in meer of mindere mate onder dubieuze omstandigheden heeft plaatsgevonden, volstaat niet voor het vaststellen van het vereiste opzet.
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vast dat het opzet van de verdachte was gericht op het verhuren van de ruimte van de loods waarin, naar later is gebleken, de hennepkwekerij zich bevond. Het dossier bevat echter onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat verdachte wist of bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er in die ruimte hennepplanten werden geteeld. Ook uit de door de officier van justitie genoemde omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat verdachte enige wetenschap heeft gehad of had moeten hebben van de hennepkwekerij. Hoewel de elektriciteitskabels (die buiten de meter om waren gemonteerd) door verschillende ruimtes van het verhuurde liepen, is er geen bewijs dat verdachte bij de aanleg daarvan betrokken is geweest of dat hij dit heeft opgemerkt dan wel had moeten opmerken. Er is geen bewijs in het dossier dat het voor verdachte zichtbaar moet zijn geweest dat het om een illegale aansluiting ging. Er was een illegale zegel aangebracht en de kabel was zodanig weggewerkt dat ook de fraude inspecteur en de verbalisant niet konden zien waar de kabel naar toe liep. Ook heeft verdachte verklaard dat hij begin 2019 enkele maanden in Thailand verbleef, zodat niet kan worden uitgesloten dat de kwekerij zonder zijn weten, is aangelegd. Dit alles maakt dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het opzet had behulpzaam te zijn bij de hennepteelt, dan wel op een daarmee verband houdend delict. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken voor het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde, de medeplichtigheid aan de diefstal van de elektriciteit. De rechtbank verwijst daarbij naar wat zij hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de illegale elektriciteitsaansluiting als ook de elektriciteitskabel. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vast stellen dat verdachte enige wetenschap heeft gehad of had moeten hebben van de diefstal van elektriciteit.
4.3.2.
Vrijspraak ten aanzien van feit 3
De rechtbank stelt vast dat op 2 juli 2019 in één van de door verdachte verhuurde ruimtes een drugslaboratorium werd aangetroffen. Daarentegen is de rechtbank, net als de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat op grond van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij het drugslaboratorium noch dat er bij verdachte enige wetenschap van de aanwezigheid van het drugslaboratorium bestond. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder feit 3 ten laste gelegde vrijspreken.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair en subsidiair, het onder feit 2 primair en subsidiair en het onder feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Schothorst, voorzitter, mr. A. Blanke en mr. N.P.J. Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Bergeijk en mr. I.M. Dijkstra, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 augustus 2023,
zijnde mr. Dijkstra buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 2 juli 2019 te [woonplaats] , gemeente Woerden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 460, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 2 juli 2019 te [woonplaats] , gemeente Woerden met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres] te [woonplaats] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 460, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 2 juli 2019 te [woonplaats] , gemeente Woerden, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
( art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
Primair
hij in of omstreeks de periode van 17 juli 2018 tot en met 2 juli 2019 te Harmelen, gemeente Woerden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid electriciteit (181.944 kWh), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan netbeheerder Stedin, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen electriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
Subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode 17 juli 2018 tot en met 2 juli 2019 te Harmelen, gemeente Woerden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid electriciteit (181.944 kWh), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan netbeheerder Stedin, in elk geval aan een ander dan aan die onbekend gebleven persoon en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die onbekend gebleven persoon en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 17 juli 2018 tot en met 2 juli 2019 te Harmelen, gemeente Woerden opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door voornoemd pand voor de diefstal van die electriciteit beschikbaar te stellen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks 1 januari 2019 tot en met 2 juli 2019 te Harmelen, gemeente Woerden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van MDMA en/of amfetamine en/of methamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine en/of methamfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine en/of methamfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- ( een bovenverdieping van) een loods en/of
- een (zee)container en/of
- een of meer glazen refluxkoelers en/of rondbodemkolven en/of
- ( ongeveer) 3,06 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid PMK glycidaat en/of
- een hoeveelheid PMK en/of
- een hoeveelheid methylamine en/of
- een of meer gascilinders met waterstofgas en/of
- een RVS drukreactievat en/of
- een gascilinder met waterstofchloride en/of
- een diepvrieskist en/of
- een of meer jerrycans met kristallisatieafval MDMA en/of
- een bodemkolf met destillatieafval MDMA en/of
- plastic flessen met BMK en/of
- een hoeveelheid jood en/of mierenzuur en/of hypofosforigzuur en/of
- een of meer flessen zwavelzuur en/of
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Vgl. HR 19-10-2021, ECLI:NL:HR:2021:1560