ECLI:NL:RBMNE:2023:4346

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
UTR 22/5322
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete wegens schending inlichtingenplicht AOW na huwelijk in Marokko

In deze zaak heeft eiser, die sinds juli 2012 een AOW-pensioen ontvangt, niet tijdig melding gemaakt van zijn huwelijk in Marokko op [datum] 2021. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft daarop het AOW-pensioen van eiser herzien en een boete opgelegd van € 538,20 wegens schending van de inlichtingenplicht. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze boete, maar de SVB heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de Rechtbank Midden-Nederland.

Tijdens de zitting heeft eiser aangevoerd dat hij de inlichtingenplicht niet heeft geschonden, omdat hij dacht dat de inschrijving van zijn huwelijk in de Basisregistratie Personen (BRP) voldoende was. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet onverwijld melding heeft gemaakt van zijn huwelijk bij de SVB, wat een schending van de inlichtingenplicht betekent. De rechtbank wijst erop dat eiser meerdere keren is gewezen op zijn verplichtingen en dat hij redelijkerwijs had moeten begrijpen dat hij zijn huwelijk moest melden.

De rechtbank concludeert dat de boete terecht is opgelegd en dat er geen sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen om aan te nemen dat hij verminderd verwijtbaar is of dat er dringende redenen zijn om van de boete af te zien. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de SVB.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5322

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B.J.M. de Leest),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Schuurman).

Procesverloop

Eiser heeft sinds juli 2012 een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangen, laatstelijk naar de norm voor een alleenstaande. Op [datum] 2021 is eiser in Marokko gehuwd.
Omdat eiser bij verweerder niet tijdig melding zou hebben gemaakt van zijn huwelijk in Marokko, heeft verweerder in eerdere besluitvorming het AOW-pensioen van eiser over de periode van juli 2021 tot en met december 2021 herzien en teruggevorderd. Het daartegen ingestelde beroep is door deze rechtbank bij uitspraak van 14 december 2022 (ECLI:NL:RBMNE:2022:6227) ongegrond verklaard.
Bij besluit van 8 juli 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een boete opgelegd van € 538,20 vanwege het schenden van de inlichtingenplicht in het kader van zijn AOW-pensioen, omdat eiser volgens verweerder niet tijdig heeft gemeld dat hij op [datum] 2021 in Marokko is gehuwd.
Eiser is het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 3 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser is het hier niet mee eens en heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn zoon [zoon] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Heeft eiser de inlichtingenplicht geschonden?
1. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij de inlichtingenplicht niet heeft geschonden. Hij heeft zijn zoon gevraagd het huwelijk bij de gemeente in te laten schrijven in de Basisregistratie Personen (BRP). Bij de gemeente is vervolgens aangegeven dat verweerder automatisch op de hoogte wordt gebracht. Het was eiser niet duidelijk dat hij het huwelijk ook rechtstreeks bij verweerder moest melden. Verweerder had eiser beter moeten voorlichten over zijn verplichtingen.
2. Volgens verweerder heeft eiser de inlichtingenplicht geschonden, omdat hij niet binnen vier weken bij verweerder melding heeft gemaakt van zijn huwelijk in Marokko. Verweerder is dan verplicht eiser een boete op te leggen.
3. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser bij verweerder niet (onverwijld) heeft gemeld dat hij op [datum] 2021 in Marokko is gehuwd. Daarmee heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank de inlichtingenplicht uit artikel 49 van de AOW geschonden. Volgens artikel 49 van de AOW is eiser als pensioengerechtigde verplicht aan verweerder op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, de hoogte van de uitkering of op het bedrag van de uitkering, dat wordt betaald. Een huwelijk in het buitenland is zo’n relevant feit. In de beleidsregels van verweerder (SB1245) is – voor zover relevant – bepaald dat het sluiten van een huwelijk in het buitenland onverwijld aan verweerder moet worden gemeld. Het sluiten van een huwelijk in het buitenland is ook niet uitgezonderd van de inlichtingenplicht in artikel 3, vierde lid en onder b, van de Regeling uitzondering inlichtingenplicht.
Dit had eiser ook redelijkerwijs duidelijk kunnen zijn. Hij is door verweerder meermaals gewezen op zijn inlichtingenplicht, zoals bij het toekenningsbesluit van 23 maart 2012, bij de herberekening van zijn AOW-pensioen van 18 mei 2015 en bij de aanpassing van zijn AOW-pensioen van 9 december 2020 wegens het overlijden van zijn eerste echtgenote. Het had eiser dus redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat hij binnen vier weken melding moest maken bij verweerder van zijn huwelijk op [datum] 2021 in Marokko.
4. Dat eiser het huwelijk in de BRP heeft laten inschrijven, geldt naar het oordeel van de rechtbank niet als een melding bij verweerder. De inschrijving in de BRP geldt namelijk niet voor verweerder. Voor zover een medewerker van de gemeente heeft verteld dat de inschrijving in de BRP zou volstaan als melding naar verweerder, ligt het op de weg van eiser om dit te (laten) verifiëren bij verweerder. Het is de eigen verantwoordelijkheid van eiser om aan zijn verplichtingen behorend bij zijn AOW-pensioen te voldoen. Dat eiser er van uitging dat zijn AOW door het sluiten van het huwelijk niet omlaag zou gaan (en hij dus niet teveel AOW-pensioen zou ontvangen), sluit hem ook niet uit van zijn inlichtingenplicht.
Moet er een sanctie worden opgelegd? Zo ja, is eiser verminderd verwijtbaar?
5. Bij schending van de inlichtingenplicht is verweerder op grond van artikel 17c, eerste lid, van de AOW verplicht eiser een boete op te leggen.
6. Eiser heeft ook aangevoerd dat hij verminderd verwijtbaar is. Hij heeft niet bewust iets achter gehouden. Verweerder had moeten volstaan met het geven van een waarschuwing. Ter zitting heeft eiser gewezen op het voorstel van wet houdende algemene regels van handhaving in de sociale zekerheid, dat op 15 februari 2023 in consultatie is gegaan. In dit wetsvoorstel wordt voor vergelijkbare situaties uitgegaan van een waarschuwing.
7. Volgens verweerder voldoet eiser niet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een waarschuwing of verminderde verwijtbaarheid aan te nemen. Eiser heeft bij verweerder niet (alsnog) zelf melding gemaakt van het huwelijk. Verweerder gaat dan uit van een normale verwijtbaarheid en heeft de boete vastgesteld op 50% van het benadelingsbedrag, te weten € 1.811,60.
8. De beroepsgrond slaagt niet. Niet onderbouwd of gebleken is dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Dat eiser niet bewust de inlichtingenplicht heeft geschonden, betekent niet dat hij verminderd verwijtbaar is. Dat er een voorstel tot wetswijziging ter consultatie voorligt, geeft ook geen reden om op dit moment af te zien van het opleggen van de verplichte boete of deze matigen. Het voorstel bevindt zich nog in een pril stadium.
Is sprake van een dringende reden?
9. Eiser heeft tenslotte aangevoerd dat sprake is van dringende redenen om af te zien van de boete. Het boetebedrag kan eiser niet betalen, het is voor hem heel veel geld.
10. Volgens verweerder is voldoende rekening gehouden met de financiële draagkracht van eiser. Omdat sprake is van normale verwijtbaarheid, moet eiser de boete kunnen voldoen binnen 12 maanden. Uitgaande van eisers financiële gegevens heeft verweerder daarom de boete verlaagt naar (12 maal € 44,85=) € 538,20.
11. De beroepsgrond slaagt niet. Niet onderbouwd of gebleken is dat sprake is van dringende redenen om af te zien van het opleggen van een boete of de boete verder te verlagen. Eiser heeft daartoe geen dragende omstandigheden aangevoerd.
Conclusie
12. Nu de beroepsgronden niet slagen, is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.