ECLI:NL:RBMNE:2023:4341

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
UTR 22/5157
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ingangsdatum AIO-aanvulling op grond van de Participatiewet

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, hebben eisers, een echtpaar, beroep ingesteld tegen de ingangsdatum van hun AIO-aanvulling, die door de Sociale Verzekeringsbank was toegekend. De rechtbank heeft op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, die volgde op een eerder besluit van de Sociale Verzekeringsbank van 7 september 2022, waarin de AIO-aanvulling per 31 augustus 2022 werd toegekend. Eisers waren van mening dat de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht per 1 augustus 2022 had moeten ingaan, omdat zij dachten dat hun uitkering gelijk zou blijven na de overgang van bijstand naar AOW. Dit begrip was gebaseerd op eerdere communicatie van de Sociale Verzekeringsbank en de Regionale Sociale Dienst.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers zich pas op 31 augustus 2022 hebben gemeld voor de AIO-aanvulling en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van eisers was om hun post zorgvuldig te lezen en tijdig actie te ondernemen. De rechtbank verwees naar relevante wetgeving en eerdere rechtspraak, waaruit blijkt dat bijstandsverlening in beginsel pas ingaat op de datum van aanvraag, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. Aangezien de rechtbank geen dergelijke omstandigheden kon vaststellen, werd het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5157

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] (eiser) en [eiseres] (eiseres), te [woonplaats] , samen: eisers

(gemachtigde: mr. P.S. Fluit),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Schuurman).

Procesverloop

Bij besluit van 7 september 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eisers per 31 augustus 2022 een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op grond van de Participatiewet (Pw) toegekend.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Bij besluit van 3 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat aan eisers per 31 augustus 2022 een hogere AIO-aanvulling wordt toegekend (exclusief kostendeler).
Eisers zijn het niet eens met de ingangsdatum van de AIO-aanvulling en hebben daarom beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2023. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Standpunten van partijen
1. Eisers hebben in beroep aangevoerd dat de AIO-aanvulling ten onrechte niet met terugwerkende kracht per 1 augustus 2022 is toegekend. Eisers dachten dat hun uitkering, vanuit de bijstand naar een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW), gelijk zou blijven. Dat hadden eisers begrepen uit de brief van 1 juni 2022 van verweerder en de brief van 15 augustus 2022 van de Regionale Sociale Dienst (RSD). Er bestond daarom voor hen ook geen aanleiding om de hulp van derden in te schakelen. Door zijn medicijngebruik en een operatie had eiser een verminderde concentratie. Pas eind augustus 2022 begreep eiser dat er met de AOW een flinke verlaging aan de orde was en heeft hij de AIO-aanvulling aangevraagd.
2. Volgens verweerder is de AIO-aanvulling terecht toegekend per de datum dat eiser zich heeft gemeld, te weten 31 augustus 2022. Van bijzondere omstandigheden om de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht te verlenen, is verweerder niet gebleken.
Oordeel rechtbank
3. Het beroep van eisers slaagt niet. Daartoe overweegt en oordeelt de rechtbank als volgt.
4. In artikel 44, eerste lid, van de Pw is bepaald dat de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop iemand zich meldt om bijstand aan te vragen, tenzij op die dag nog geen recht op bijstand bestaat. Uit artikel 47a, tweede lid, van de Pw volgt dat deze bepaling ook van toepassing is op het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een AIO-aanvulling door verweerder.
5. Volgens vaste rechtspraak over de toepassing van de artikelen 43 en 44 van de Wet werk en bijstand (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 11 maart 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:836), welke rechtspraak haar gelding heeft behouden, ook na de inwerkingtreding van de Pw, bestaat in beginsel geen recht op bijstand over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of - in voorkomende gevallen - een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Verweerder heeft hierover de beleidsregel ‘Ingangsdatum bij aanvraag AIO-aanvulling (SB1307)’ opgesteld.
6. Niet in geschil is dat eisers zich niet eerder dan op 31 augustus 2022 hebben gemeld om een AIO-aanvulling aan te vragen, zodat het recht op AIO-aanvulling in beginsel niet eerder dan per die datum bestaat.
7. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigen. Het is de verantwoordelijkheid van eisers zelf om hun post zorgvuldig te lezen en daarop gepaste actie te ondernemen. Eiser heeft zich naar eigen zeggen gefocust op de vetgedrukte bedragen in de brief van 1 juni 2022 van verweerder. In deze brief wordt echter duidelijk vermeld dat eisers geen volledige AOW hebben en eventueel een AIO-aanvulling kunnen krijgen, waarvoor ze een aanvraag moeten indienen. Naar het oordeel van de rechtbank komt de conclusie die eisers ten onrechte trokken uit deze brief, namelijk dat hun uitkering gelijk zou blijven, voor hun eigen rekening en risico. Daarnaast is de inhoud van de brief van 15 augustus 2022 van de RSD niet aan verweerder toe te rekenen, aangezien de RSD geen uitsluitsel kan geven over eisers recht op een AIO-aanvulling. Tenslotte is niet onderbouwd dat eiser door een operatie en medicatiegebruik niet in staat was om tijdig een AIO-aanvulling aan te vragen, eventueel met hulp van derden. Van bijzondere omstandigheden, zoals bedoeld in voornoemde rechtspraak en in de beleidsregel van verweerder, is dan ook niet gebleken.
8. Gelet op het voorgaande, is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.