ECLI:NL:RBMNE:2023:4328
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot handhaving en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Wijdemeren, op 2 mei 2018 een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders om handhaving van het gebruik van een perceel in haar woonplaats. Het college heeft dit verzoek op 18 januari 2019 afgewezen, waarop eiseres geen bezwaar heeft gemaakt. Op 31 juli 2020 heeft eiseres opnieuw een verzoek tot handhaving ingediend, omdat zij hinder ondervond van het gebruik van een nabijgelegen woning als kantoor, wat volgens haar in strijd was met de geldende bestemming. Het college heeft dit verzoek op 5 februari 2021 afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die handhaving rechtvaardigden. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond op 17 mei 2022.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 2 februari 2023 een zitting heeft gehouden. Tijdens deze zitting is gebleken dat er geen sprake meer was van een overtreding, wat door het college werd bevestigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres nog wel procesbelang had, omdat zij om vergoeding van proceskosten in bezwaar had verzocht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college het primaire besluit niet had hoeven herroepen wegens een aan het college te wijten onrechtmatigheid, en dat eiseres daarom geen recht had op proceskostenvergoeding.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat er geen aanleiding was om het primaire besluit te herroepen en er geen proceskostenveroordeling kon plaatsvinden. De uitspraak is gedaan door rechter Y.N.M. Rijlaarsdam en is openbaar uitgesproken op 8 augustus 2023.