In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een postbezorger, [verzoeker], en zijn werkgever, [verweerder] B.V. [verzoeker] was sinds 6 juli 2020 in dienst bij [verweerder] en had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Op 24 februari 2023 werd hij op staande voet ontslagen vanwege een dringende reden. De werkgever stelde dat [verzoeker] op 21 februari 2023 post, waaronder stempassen, niet had bezorgd en zijn leidinggevende daarover niet had geïnformeerd. Dit gedrag werd als een ernstige schending van de op hem rustende verplichtingen beschouwd, wat leidde tot het verlies van vertrouwen van de werkgever in [verzoeker].
[verzoeker] verzocht de kantonrechter om te verklaren dat het ontslag onterecht was en om een billijke vergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en een transitievergoeding. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet geldig was, omdat [verzoeker] zich niet als een goed werknemer had gedragen en de instructies van de werkgever had overtreden. De kantonrechter wees de verzoeken van [verzoeker] af en oordeelde dat de werkgever geen transitievergoeding verschuldigd was, aangezien het ontslag het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker].
Daarnaast werd het verzoek van [verzoeker] om zijn gegevens uit het Norm Overtreding Register te verwijderen afgewezen, omdat aan de voorwaarden voor het bijhouden van een dergelijk register was voldaan. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. De kantonrechter verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.