ECLI:NL:RBMNE:2023:4243

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
16.116604.23; 16.288449.21 (vord tul); 16.002624.20 (vord tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling

Op 15 augustus 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 21 april 2023 tot en met 6 mei 2023 de aangeefster, [slachtoffer], heeft bedreigd via verschillende communicatiemiddelen, waaronder WhatsApp en e-mail. De bedreigingen waren van zodanige aard dat zij in het algemeen geschikt waren om vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid teweeg te brengen, zoals vastgelegd in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat een ISD-maatregel in deze omstandigheden niet passend was, ondanks dat de verdachte voldeed aan de harde criteria voor een dergelijke maatregel. De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd voor de duur van twee jaar, waarbij de verdachte geen contact mag hebben met de aangeefster. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], gedeeltelijk toegewezen en de schade vastgesteld op € 150,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 mei 2023.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholverslaving en eerdere veroordelingen voor soortgelijke misdrijven. De rechtbank concludeerde dat het gedrag van de verdachte bijzonder kwalijk was, maar dat de situatie waarin de bedreigingen plaatsvonden uitzonderlijk was, wat meebracht dat een ISD-maatregel niet op zijn plaats was. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte zijn verslavingsproblematiek zelf moet aanpakken, zonder dat dit binnen een strafrechtelijk kader hoeft te gebeuren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.116604.23; 16.288449.21 (vord tul); 16.002624.20 (vord tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 augustus 2023
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L. Schouten, advocaat te Amsterdam, alsmede de gemachtigde van de benadeelde partij, [A] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 21 april 2023 tot en met 6 mei 2023 te Nieuwegein en/of Bussum, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen
Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde en heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat onvoldoende is gebleken dat bij aangeefster de redelijke vrees is ontstaan dat verdachte zijn dreigementen ook daadwerkelijk zou uitvoeren. Daarnaast had verdachte er ook geen (voorwaardelijk) opzet op dat die vrees bij aangeefster zou ontstaan.
Voor zover van belang worden standpunten van de raadsvrouw hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ter zitting heeft verdachte het volgende verklaard:
U, voorzitter, houdt alle berichten voor die in het dossier voorkomen. Dit betreffen whatsappberichten, voicemailberichten en mailberichten.
Alle voorgehouden berichten heb ik verstuurd. [2]
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 6 mei 2023
Verbalisant [verbalisant 1] heeft voorafgaande aan de tekst van de aangifte gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat de bedreigingen tussen donderdag 4 mei 14.45 uur en zaterdag 6 mei 2023 om 12.30 uur hebben plaatsgevonden te Nieuwegein. [3]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2023
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in het proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
21-04-2023 06:18 – [verdachte] : Ik maak je doid gek!!
21-04-2023 06:18 – [verdachte] : Dood
(…)
21-04-2023 06:22 – [verdachte] : Ja kom maar ik sla een bijl in je kk kop en maak je hele familie af [4]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2023
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in het proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
4 mei 2023 te 20:46 uur:
Ik zweer het je he, kanker kanker moer. Ik zweer het je, een (1) ding he. Die kankerfoto die je mij stuurt he. Let jij maar op jongen. Echt waar. Jij maakt grappen. Geloof me, een (1) ding he. Je gaat klappen krijgen.
4 mei 2023 te 22:09 uur:
Ey je hoorde het, Bel mij terug. Kanker hoer. Als je mij nog en (1) keer he foto’s, worden er echt serieus, als je mij nog een (1) keer een foto van die vieze vuile kanker kanker kanker, zucht, van die kanker, hoe heet dat, die homo. Ik zweer het je. Je zal het zien. Dan ga ik je slopen. [5]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2023
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in het proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Datum: 05-05-2023 02:20
Ik zweer het op alles wat me lief is, ik maak je dood met die fent erbij. Dan maar levenslang interesseert me geen kk moer snap je dat!!!!!
Datum: 05-05-2023 02:39
Geloof me. Ik maak je af
Datum: 05-05-2023 19:20
Kom metje praatjes ik heb een klock (de rechtbank begrijpt: een glock) klaar liggen voor je met 200 patronen. Kom dan of moet ik ff met een paar man naar Nieuwegein komme bedreig mij niet hoor want geheid dat ik je hele kk troep koud maak kom maar op
Datum: 06-05-2023 04:13
Ik maak je dood. Ik zweer het op me moeder [6]
Bewijsoverwegingen
Redelijke vrees
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake kan zijn van een bedreiging als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht, omdat onvoldoende is gebleken dat bij aangeefster, [slachtoffer] , de redelijke vrees zou zijn ontstaan dat verdachte zijn dreigementen ook daadwerkelijk zou uitvoeren. Gelet op de omstandigheden van het geval moeten de uitspraken van verdachte worden opgevat als een emotionele ontlading. De uitlatingen waren niet geëigend om vrees op te wekken.
De rechtbank overweegt als volgt. Niet vereist is dat bij de bedreigde daadwerkelijk vrees voor de aantasting van de persoonlijke vrijheid is ontstaan.
Het is voldoende dat de bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden geschied dat zij in het algemeen geschikt is om de vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid teweeg te brengen (zie HR 3 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9309).
In de gegeven omstandigheden, waarin de relatie tussen verdachte en aangeefster net was beëindigd en waarin verdachte heftig geëmotioneerd en boos op aangeefster was, heeft verdachte heeft in een ruimere periode verschillende soorten bedreigingen geuit richting aangeefster. De (veelheid aan) bedreigingen, de tekst van de bedreigingen, het feit dat verdachte ook de familie en nieuwe vriend van aangeefster daarbij noemde, en de emotionele staat waarin verdachte zich bevond, zorgen ervoor dat deze bedreigingen in het algemeen geschikt waren om vrees aan te jagen. De uitlatingen van verdachte kunnen dan ook als een bedreiging in de zin van artikel 285 Wetboek van Strafrecht worden gekwalificeerd.
Opzet
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat verdachte nooit de intentie heeft gehad om aangeefster met zijn uitlatingen daadwerkelijk te doden of zwaar te mishandelen. Dat de berichten wel zo letterlijk zijn binnengekomen bij aangeefster betreurt verdachte, maar het opzet van verdachte was daar niet op gericht, ook niet in voorwaardelijke zin.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor bedreiging is niet van belang of verdachte het opzet had om de bedreigen ook daadwerkelijk uit te voeren. Het gaat om de vraag of zijn opzet erop was gericht om aangeefster vrees aan te jagen. Verdachte heeft over een periode van ruim twee weken verschillende bedreigingen geuit. Gelet op de door hem gekozen bewoordingen kan het niet anders zijn dan dat het de bedoeling van verdachte was om aangeefster vrees aan te jagen. Feiten of omstandigheden waaruit het tegendeel zou kunnen worden afgeleid zijn niet gebleken. Door het versturen van de bedreigingen per Whatsapp en per mail en het inspreken van de voicemailberichten heeft verdachte de bedoeling en dus ‘vol’ opzet gehad op de bedreiging van aangeefster [slachtoffer] .
De rechtbank komt hiermee tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 21 april 2023 tot en met 6 mei 2023 te Nieuwegein, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gerichten/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] (via Whatsapp en e-mail en telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen:
- “ Ik maak je dood” en
- “ Ik sla een bijl in je kop en maak je hele familie af” en
- “ Ik maak je af” en
- “ Ik heb een Glock klaar liggen voor je” en
- “ Geheid dat ik je hele troep koud maak” en
- “ Je gaat klappen krijgen” en
- “ Ik ga je slopen”.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd.
Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
en
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een ISD-maatregel voor de duur van twee jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Verdachte voldoet weliswaar aan de harde criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel, hij voldoet niet aan de zachte criteria. Een onvoorwaardelijke ISD-maatregel moet worden opgelegd als ultimum remedium, een allerlaatste redmiddel. Dat is nu niet aan de orde, er zijn nog andere mogelijkheden. Ook is een onvoorwaardelijke ISD-maatregel in het licht van het vergrijp een te zware maatregel en daarmee in strijd met de proportionaliteit. Tot slot is oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel niet passend gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Immers, verdachte heeft een eigen woning met vast huurcontract, is schuldenvrij en heeft een zinvolle dagbesteding. De verdediging heeft subsidiair verzocht om een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen al dan niet onder de voorwaarde van een klinische behandeling van maximaal zes maanden in een verslavingskliniek. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met een klinische behandeling.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling. Verdachte heeft meermalen gezegd dat hij aangeefster ‘dood zou maken’, dat hij haar ‘af zou maken’ en dat hij een ‘glock klaar zou hebben liggen’. Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat zij zich erg bedreigd en onveilig heeft gevoeld. Verdachte heeft op geen enkele manier rekening gehouden met het effect dat zijn woorden op aangeefster had.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 27 juni 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
Over verdachte is op 24 juli 2023 een reclasseringsadvies opgesteld door J. Mertens. De reclassering schrijft dat alcoholgebruik de voornaamste risicofactor is en dat behandeling noodzakelijk is om het recidiverisico te verlagen. Hulpverlening en reclassering trachten al jaren de verslavingsproblematiek van verdachte aan te pakken. Verdachte heeft de afgelopen jaren meermaals de kans gekregen om te profiteren van reclasseringsbemoeienis en hulpverlening, maar komt structureel zijn afspraken niet na en houdt zich niet aan bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft aangegeven open te staan voor ambulante behandeling, maar de reclassering heeft er geen vertrouwen in dat verdachte door de huidige voorlopig hechtenis daadwerkelijk tot inkeer is gekomen. De motivatie lijkt gericht op het ontlopen van een ISD-maatregel. Anderzijds blijkt ook uit het reclasseringsadvies dat verdachte een woning heeft en dat hij in deze woning niet voor overlast zorgt en dat hij de woning netjes houdt. Er is ten gevolge van de huidige detentie inmiddels een huurachterstand ontstaan en verdachte is bang om zijn woning te verliezen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij zich realiseert dat zijn problemen voortkomen uit zijn alcoholverslaving, dat hij daarom wil stoppen met het gebruik van alcohol. Verdachte wil zich daarvoor ook op vrijwillige basis laten opnemen en behandelen in een kliniek.
Geen ISD-maatregel
Hoewel verdachte voldoet aan de eisen die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht stelt om een ISD-maatregel op te leggen, zal de rechtbank gelet op navolgende feiten en omstandigheden geen ISD-maatregel opleggen.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte vóór het bewezenverklaarde feit, zijn leven redelijk goed op orde had. Hij had, na lange tijd zonder, een woning bemachtigd en zorgde niet voor overlast. Daarnaast had verdachte een positieve dagbesteding.
De bedreigingen aan het adres van aangeefster vonden plaats in een emotioneel geladen situatie, kort nadat de relatie met haar was verbroken en waarbij ook de nieuwe partner van aangeefster zich niet onbetuigd heeft gelaten. Dit rechtvaardigt het gedrag van verdachte op geen enkele wijze.
De rechtbank vindt het echter wel belangrijk om vast te stellen dat het hier om een voor verdachte uitzonderlijke situatie ging, die een breuk vormde met de stijgende lijn die verdachte na vele jaren in zijn leven had weten te bereiken.
Het opleggen van een ISD maatregel is in het algemeen bedoeld om het patroon van vastzitten, vrijkomen en terugvallen te doorbreken. In deze zaak zou het opleggen van een ISD maatregel een averechts effect hebben. Oplegging van een ISD-maatregel zal de positieve wending in het leven van verdachte immers doorkruisen, hij zal zijn woning kwijtaken en verdachte zal na afronding van de ISD-maatregel helemaal opnieuw moeten beginnen. Dit is niet wenselijk voor zowel verdachte als de maatschappij.
Verdachte heeft een duidelijk verslavingsprobleem, maar dat kan hij ook in een vrijwillig kader aanpakken. De rechtbank acht een ISD-maatregel met als belangrijkste doel het aanpakken van zijn alcoholprobleem in de gegeven omstandigheden niet passend en zal deze daarom niet zal opleggen.
Straf
Het voorgaande neemt niet weg dat het gedrag van verdachte bijzonder kwalijk en dus ook strafwaardig is. Gelet op de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur van de vrijheidsbeneming in het bijzonder laten meewegen dat verdachte een lang strafblad heeft, en zich (daardoor) terdege bewust was van het effect dat alcohol op hem heeft, zeker in combinatie met het gebruik van medicijnen.
De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte zijn verslaving aanpakt. Binnen een strafrechtelijk kader is hier echter geen ruimte meer voor. Verdachte zal dit zelf, vrijwillig, moeten aanpakken.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Dit betekent dat verdachte zijn straf op 4 augustus 2023 heeft uitgezeten. Bij apart opgemaakte beslissing van 1 augustus 2023 heeft de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 4 augustus 2023 opgeheven.
Oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank legt aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht op, inhoudende een contactverbod voor de duur van 2 jaren.
Het contactverbod houdt in dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met mevrouw [slachtoffer] (geboren op [1971] ), slachtoffer in onderhavige strafzaak, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Indien niet aan de maatregel wordt voldaan zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van één week voor iedere keer dat niet is voldaan, met een maximum van een totaal van 6 maanden (180 dagen).

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 350,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de gehele vordering toe te wijzen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair om de vordering af te wijzen, nu onvoldoende (medisch) is onderbouwd dat er daadwerkelijk sprake is van psychisch letsel.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden. Hoewel de benadeelde partij de geleden schade niet met concrete (medische) stukken heeft onderbouwd, volgt uit het dossier voldoende dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank stelt de schade gelet op alle omstandigheden van het geval schattenderwijs vast op € 150,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 mei 2023 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 150,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 mei 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 3 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

10.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het Openbaar Ministerie in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.002624.20 niet-ontvankelijk te verklaren.
10.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het Openbaar Ministerie in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.002624.20 niet-ontvankelijk te verklaren.
10.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het Openbaar Ministerie in de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16.002624.20 niet-ontvankelijk te verklaren. Reden daarvoor is dat gebleken is dat de voorwaardelijke straf reeds ten uitvoer is gelegd.
10.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het Openbaar Ministerie in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.288449.21 niet-ontvankelijk te verklaren.
10.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het Openbaar Ministerie in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.288449.21 niet-ontvankelijk te verklaren.
10.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland, locatie Almere van 4 februari 2022 (parketnummer 16.288449.21 is verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren opgelegd.
Bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht van 2 december 2022 (parketnummer 16.304278.22) is deze voorwaardelijke straf
gedeeltelijkten uitvoer gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken welke is omgezet in een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 14 dagen hechtenis.
Het resterende gedeelte van de voorwaardelijke straf is dus 4 weken.
Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank zal de tenuitvoerlegging voor het overige gedeelte gelasten, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken. De rechtbank zal in plaats daarvan een taakstraf gelasten voor de duur van 120 uren subsidiair 4 weken hechtenis.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 90 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht inhoudende een contactverbod voor de duur van 2 jaren;
 het contactverbod houdt in dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met mevrouw [slachtoffer] (geboren op [1971] ), slachtoffer in onderhavige strafzaak, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- beveelt dat indien niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van één week voor iedere keer dat niet is voldaan met een maximum van 6 maanden (180 dagen);
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 150,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2023 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 150,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 3 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.002624.20
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.288449.21
- wijst de vordering (gedeeltelijk) toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 4 februari 2023 opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf, te weten 4 weken gevangenisstraf;
- gelast in plaats van de vrijheidsstraf het verrichten van een taakstraf voor de duur van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 4 weken hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. J.E.S. Dolmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Matser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 augustus 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks 21 april 2023 tot en met 6 mei 2023 te Nieuwegein en/of Bussum, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] (via Whatsapp en/of e-mail en/of telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen:
- “ Ik maak je dood” en/of
- “ Ik sla een bijl in je kop en maak je hele familie af” en/of
- “ Ik maak je af” en/of
- “ Ik heb een Glock klaar liggen voor je” en/of
- “ Geheid dat ik je hele troep koud maak” en/of
- “ Je gaat klappen krijgen” en/of
- “ Ik ga je slopen”
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit - tenzij anders aangegeven - pagina’s
2.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 1 augustus 2023, inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Pagina 6.
4.Pagina 17.
5.Pagina 10-11.
6.Pagina 25-27.