ECLI:NL:RBMNE:2023:4098

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
22/1546
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en weigering aanvraag WW-uitkering met betrekking tot arbeidsongeschiktheid en wekeneis

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in twee beroepen van eiseres tegen besluiten van het Uwv. Eiseres, die voorheen als salesconsulent werkte, had zich op 18 september 2018 ziekgemeld vanwege psychische klachten, waaronder depressie en PTSS. Het Uwv had haar WIA-uitkering beëindigd en haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 24,26% per 18 september 2018 en 26,12% per 20 juli 2021. Eiseres was het niet eens met deze besluiten en stelde dat zij meer beperkt was dan vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de besluiten op zorgvuldige wijze had genomen, waarbij de rapporten van verzekeringsartsen als basis dienden. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische en arbeidskundige beoordelingen van het Uwv. Daarnaast ging het in de tweede zaak om de weigering van de WW-aanvraag van eiseres, omdat zij niet voldeed aan de wekeneis. De rechtbank oordeelde dat de weken waarin eiseres ziek was niet meetelden voor de wekeneis, waardoor het Uwv terecht had besloten dat eiseres geen recht had op een WW-uitkering. Beide beroepen werden ongegrond verklaard, en eiseres kreeg geen vergoeding van proceskosten of griffierecht terug.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/1235 en UTR 22/1546
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2023 in de zaak tussen
[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,
(gemachtigde: mr. D.D. Pietersz),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).
Inleiding en procesverloop
1. Eiseres werkte voorheen als salesconsulent voor ongeveer 30 uur per week bij [werkgever] B.V. Eiseres heeft zich op 18 september 2018 voor dit werk ziekgemeld vanwege toegenomen gezondheidsklachten van psychische aard. Deze klachten zijn geduid als depressie en PTSS. In het verleden is eiseres vanwege dezelfde klachten voor haar werk uitgevallen. Tijdens de ziekte van eiseres heeft de werkgever gedurende twee jaar het loon van eiseres doorbetaald.
1.1. Eiseres heeft op 22 juni 2020 een uitkering aangevraagd op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.2. Naar aanleiding hiervan vond op 20 juli 2021 een telefonisch spreekuur plaats met de primaire verzekeringsarts. Volgens de primaire verzekeringsarts was de situatie van eiseres in 2018 een situatie van toegenomen arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wet Amber. In het rapport van de primaire verzekeringsarts heeft hij vermeld dat eiseres destijds niet verzekeringsgeneeskundig is onderzocht en dat daarom een pragmatische aanpak is aangewezen. De primaire verzekeringsarts is daarom uitgegaan van een situatie van geen benutbare mogelijkheden op 18 september 2018. De pathologie van eiseres was toen nog niet behandeld en was nog fors aanwezig. Hierna is eiseres behandeld en is zij ook vooruitgegaan. Volgens de primaire verzekeringsarts is er daarom op 20 juli 2021 geen sprake van een medische situatie van geen benutbare mogelijkheden. De beperkingen van eiseres per 20 juli 2021 zijn door de primaire verzekeringsarts vastgesteld in de functionele mogelijkhedenlijst van 20 juli 2021.
1.3. Met het primaire besluit van 24 september 2021 is aan eiseres meegedeeld dat zij vanaf 18 september 2018 recht heeft op een loongerelateerde WIA-uitkering van
€ 0,00 bruto per maand. Vanaf 18 oktober 2019 is dit een loonaanvullingsuitkering. Omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres 80-100% is, wijzigt de hoogte van de loonaanvullingsuitkering niet vanaf 18 oktober 2019.
1.4. In het primaire besluit van 24 september 2021 is ook vermeld dat eiseres vanaf 18 september 2018 tot 15 september 2020 inkomsten heeft ontvangen die het Uwv in mindering brengt op de WIA-uitkering. Dit is het loon dat de werkgever gedurende twee jaar aan eiseres heeft doorbetaald tijdens haar ziekte. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat het Uwv deze inkomsten met de aan eiseres toegekende WIA-uitkering heeft verrekend en dat daarom het bedrag van de WIA-uitkering € 0,00 per maand is. Ook is in het besluit vermeld dat het voorschot op de WIA-uitkering per 15 september 2020 wordt beëindigd.
1.5. Met het primaire besluit van 23 september 2021 is aan eiseres meegedeeld dat zij vanaf 20 juli 2021 meer arbeidsgeschikt wordt geacht dan voorheen. Eiseres is voor 19,43% arbeidsongeschikt geacht. In het besluit is ook vermeld dat eiseres vanaf
25 november 2021 geen WIA-uitkering meer krijgt omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.6. Met het bestreden besluit van 21 januari 2022 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. In bezwaar is de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 18 september 2018 vastgesteld op 24,26% en per 20 juli 2021 op 26,12%. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer UTR 22/1235.
1.7. Eiseres heeft op 19 november 2021 een uitkering aangevraagd op grond van de Werkloosheidswet (WW). In het besluit van 10 december 2021 heeft het Uwv aan eiseres laten weten dat zij per 26 november 2021 geen recht heeft op een WW-uitkering omdat zij niet voldoet aan de wekeneis. Met de beslissing op bezwaar van 2 maart 2022 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer UTR 22/1546.
1.8. De rechtbank heeft de beroepen gevoegd behandeld op de zitting van 5 augustus 2022. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiseres een rapport overgelegd van [instelling 3] van 6 juli 2022, opgesteld in opdracht van de gemeente Utrecht.
1.9. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 5 augustus 2022 geschorst om
de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv in de gelegenheid te stellen een gemotiveerde toelichting te geven:
  • waarom er een functionele mogelijkhedenlijst (FML) is opgemaakt op 11 januari 2022, geldig vanaf 18 september 2018 tot en met 14 mei 2020;
  • op het verschil tussen de FML van 11 januari 2022 en de FML van 21 juli 2020 in de rubriek dynamische handelingen, item 4.2 (localisatie beperkingen);
  • op het arbeids-medisch belastbaarheidsonderzoek van [instelling 3] van 6 juli 2022.
1.10. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv is in de gelegenheid gesteld om in te gaan op de vraag waarom bij de arbeidsdeskundige beoordeling alleen de FML van 20 juli 2021 tot uitgangspunt is genomen en niet de FML van 11 januari 2022, en om aan te geven in hoeverre het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep tot een wijziging van de eerdere arbeidsdeskundige beoordeling leidt.
1.11. Het Uwv heeft bij zijn brief van 26 september 2022 een aanvullende rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 15 september 2022 en een aanvullende rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 26 september 2022 toegezonden. De gemachtigde van eiseres heeft hierop gereageerd met de aanvullende reactie van 4 oktober 2022. Nadat partijen toestemming hebben gegeven voor het achterwege blijven van een nadere zitting, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Geschil
2. De zaak met zaaknummer UTR 22/1235 gaat over de vraag of het Uwv terecht de WIA-uitkering van eiseres heeft beëindigd en eiseres per 18 september 2018 voor 24,26 % arbeidsongeschikt heeft geacht en per 20 juli 2021 voor 26,12 % arbeidsongeschikt heeft geacht.
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij stelt zich op het standpunt dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is vastgesteld. Het Uwv blijft in beroep bij het bestreden besluit. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 18 september 2018 voor 24,26 % arbeidsongeschikt is en per 20 juli 2021 voor 26,12 % arbeidsongeschikt is. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 18 september 2018 en 20 juli 2021, de data in geding in deze zaak.
4. De zaak met zaaknummer UTR 22/1546 gaat over de vraag of het Uwv de aanvraag van eiseres voor een WW-uitkering terecht heeft geweigerd omdat eiseres niet voldoet aan de wekeneis.
Beoordelingskader
5. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet de eisende partij dan wel aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de medische rapporten niet aan de genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om echter voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk.
Beoordeling door de rechtbank

Zaak met zaaknummer UTR 22/1235

6. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Verbod van reformatio in peius
7. Eiseres voert aan dat de handelswijze van het Uwv in strijd is met het beginsel van het verbod van reformatio in peius. Eiseres is met haar bezwaar in een voor haar nadeliger positie komen te verkeren dan wanneer het primaire besluit van 24 september 2021 zou zijn gehandhaafd. Met het bestreden besluit heeft het Uwv eiseres geen WIA-uitkering toegekend maar is eiseres per 18 september 2018 voor 24,26% arbeidsongeschikt geacht.
8. De rechtbank overweegt dat, zoals uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] blijkt, het uitgangspunt is dat een heroverweging in bezwaar kan leiden tot een verslechtering van de rechtspositie van een betrokkene, indien een bestuursorgaan ook zonder dat bezwaar zou zijn ingediend, hiertoe kan overgaan. Deze verslechtering kan in verband met het aan het verbod van reformatio in peius ten grondslag liggende rechtszekerheidsbeginsel, in beginsel eerst per toekomende datum worden geëffectueerd.
Tegen deze achtergrond bezien kon het Uwv in de bezwaarfase tot verlaging van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres besluiten. Naar aanleiding hiervan heeft het Uwv de WIA-uitkering van eiseres per toekomstige datum, per 25 november 2021, en met inachtneming van een uitlooptermijn beëindigd. Deze wijziging is eerst per toekomstige datum geëffectueerd. Eiseres is feitelijk niet in een nadeliger positie gekomen, omdat de hoogte van de WIA-uitkering ongewijzigd is gebleven tot en met
25 november 2021. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Medische beoordeling
Arbeidsongeschiktheidsbeoordeling per 18 september 2018
9. Eiseres betwist dat zij per 18 september 2018 belastbaar is conform de FML van 20 juli 2021 omdat eiseres op deze datum geen benutbare mogelijkheden had. Eiseres kan niet volgen op welke gegevens van de huisarts, de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gebaseerd dat zij de afgelopen jaren zelfstandig heeft gefunctioneerd. Eiseres meent ook dat zij op energetische en preventieve gronden niet in staat kan worden geacht om acht uur per dag en veertig uur per week te werken.
10. De rechtbank volgt eiseres hierin niet en legt dit hierna uit. Uit het rapport van de primaire verzekeringsarts volgt dat eiseres op de datum van ziekmelding op 19 augustus 2018 niet verzekeringsgeneeskundig is beoordeeld, om te bezien of er sprake was van een Amber-situatie en dat daarom volgens de primaire verzekeringsarts een pragmatische aanpak nodig was. Volgens de primaire verzekeringsarts ging het toen anamnestisch ook een stuk slechter met eiseres. De primaire verzekeringsarts vindt dat als hij terugkijkt tot weinig anders kan worden besloten dan dat eiseres op de datum van de ziekmelding op 18 september 2018 geen benutbare mogelijkheden had. De pathologie was toen nog niet behandeld en was nog fors aanwezig. Vervolgens heeft de primaire verzekeringsarts bezien hoe de medische situatie van eiseres op de datum van onderzoek, 20 juli 2021, was en heeft hiervan een FML opgemaakt (deze komt hierna onder overweging 16 e.v. aan de orde).
11. In haar rapporten van 16 december 2021 en 8 april 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep echter gemotiveerd toegelicht waarom zij vindt dat eiseres op
18 september 2018 wel benutbare mogelijkheden had en wel belastbaar was volgens de FML van 20 juli 2021 (hetgeen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is neergelegd in de FML van 11 januari 2022, welke FML geldig is vanaf 18 september 2018 t/m 14 mei 2020). Dit komt omdat eiseres niet voldoet aan de criteria voor medisch geen benutbare mogelijkheden. Uit de gegevens van de huisarts leidt de verzekeringsarts bezwaar en beroep af dat eiseres nog zelfstandig kon functioneren. Zij was niet ADL-afhankelijk (ADL is activiteiten van het dagelijks leven of algemene dagelijkse levensverrichtingen) of bedlegerig. Ook was zij niet langdurig opgenomen in een WLZ-erkende instelling of was sprake van een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op basis van een ernstige psychische stoornis. Ook was er geen sprake van de situatie waarin eiseres op korte termijn haar mogelijkheden zou verliezen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep baseert haar medische oordeel op de diagnose van de psychiater van [instelling 1] van 7 oktober 2014, de psycholoog van [instelling 2] van 20 juni 2019 en de brief van de huisarts met medische gegevens van 18 november 2021, inclusief de journaalgegevens over 2003 tot en met 2021. De primaire verzekeringsarts beschikte echter niet over deze brief van de huisarts en heeft daarom geen rekening kunnen houden met deze medische informatie. De rechtbank kan deze toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen.
12. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep passen de beperkingen zoals opgenomen in de FML van 20 juli 2021 in zeer ruime mate bij de medische problemen van eiseres en zijn deze toereikend voor eiseres. Vanwege de verhoogde gevoeligheid voor prikkels en snelle afleidbaarheid is eiseres beperkt voor drukke ruimtes en veelvuldige storingen en onderbrekingen. Daarnaast is eiseres beperkt in het vasthouden en verdelen van de aandacht. Vanwege de verminderde mentale flexibiliteit en het adaptievermogen van eiseres zijn beperkingen aangenomen voor stressvol werk met onoverzichtelijke werkzaamheden, veelvuldige deadlines, productiepieken en een hoog handelingstempo. Ook is er rekening gehouden met haar verminderde emotionele belastbaarheid door beperkingen aan te nemen ten aanzien van omgaan met conflicten en leidinggevende aspecten. Er zijn ook beperkingen aangenomen vanwege haar astma- en handklachten. Om een normaal dag- en nachtritme te behouden en om voldoende mogelijkheden te hebben om te herstellen, is werken in de nacht beperkt. Dit is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep conform de standaard ‘‘Duurbelasting in arbeid’’. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen medische grond voor het aannemen van verdergaande beperkingen. De rechtbank kan deze toelichting volgen.
13. Eiseres heeft tijdens de zitting een arbeids-medisch belastbaarheidsonderzoek van [instelling 3] van 6 juli 2022 overgelegd, opgesteld in opdracht van de gemeente Utrecht. Het onderzoek van de arts en de psycholoog hebben plaatsgevonden op 10 mei 2022 en 21 maart 2022. Volgens de conclusie van de arts heeft eiseres tijdelijk geen benutbare mogelijkheden en heeft zij langdurig (meer dan zes maanden en korter dan twee jaar) fysieke/psychische beperkingen. Uit het onderzoek blijkt dat eiseres tijdelijk niet kan werken of een traject naar werk kan volgen. Eiseres heeft een behandeling nodig om de klachten te verminderen en daarna kan zij weer werken.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 15 september 2022 gemotiveerd toegelicht dat de medische informatie die in het rapport van [instelling 3] is vermeld, reeds bekend was en is meegewogen bij de heroverweging in bezwaar. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de conclusies van de arts en de psycholoog daarbij niet direct toepasbaar voor de situatie van eiseres per de data in geding in het kader van een WIA-beoordeling, omdat het gaat om een medische situatie op een andere datum. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De rechtbank merkt daarbij op dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de informatie van de psychiater uit 2015, de psycholoog uit 2019 en de huisarts over de jaren 2003 tot en met 2021 heeft betrokken bij haar medische beschouwing.
15. Daar komt nog bij dat sprake is van een ander toetsingskader voor het afgeven van een indicatiebesluit vanuit het arbeids-medisch belastbaarheidsonderzoek van [instelling 3]. Uit het rapport van [instelling 3] blijkt namelijk dat eiseres geen benutbare mogelijkheden heeft maar wel belastbaar wordt geacht conform de FML (bijlage 2 bij het rapport van [instelling 3]). Dit is niet mogelijk in het kader van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling voor een WIA-uitkering. De verzekeringsarts bezwaar en beroep duidt dit als volgt. Eiseres is beperkt belastbaar maar wordt tijdelijk niet inzetbaar geacht voor een werktraject omdat zij op een wachtlijst staat voor een operatie en nog psychotherapie zal volgen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is dit niet tegenstrijdig met haar visie.
De rechtbank kan deze toelichting volgen. De rechtbank heeft daarom geen reden om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Aan de manier waarop eiseres zelf haar klachten ervaart, hoe begrijpelijk ook, kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomen.
Arbeidsongeschiktheidsbeoordeling per 20 juli 2021
16. Eiseres voert aan dat het Uwv haar recht op een WIA-uitkering op 15 september 2020 had moeten beoordelen. Dit is de datum van het einde van de wachttijd. Het Uwv heeft dit echter per 20 juli 2021 beoordeeld.
17. De rechtbank overweegt dat eiseres hierin in beginsel gelijk heeft. Omdat het Uwv van mening is dat eiseres op 18 september 2018 niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering op grond van de Amber-regeling, had eiseres na twee jaar ziekteverzekeringsgeneeskundig onderzocht moeten worden per 15 september 2020. De rechtbank is echter van oordeel dat een medisch onderzoek per 15 september 2020 geen toegevoegde waarde meer heeft of kan hebben. Eiseres heeft namelijk met de besluiten van 23 en 24 september 2021 van 18 september 2018 tot en met 25 november 2021 een WIA-uitkering toegekend gekregen op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. Eiseres is in zoverre door deze handelswijze niet benadeeld. Daar komt nog bij, dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport en in de FML van 11 januari 2022 tot uitdrukking heeft gebracht dat de medische toestand van eiseres in feite niet is gewijzigd in de periode tussen 18 augustus 2018 en 21 juli 2021. De rechtbank overweegt overigens dat het Uwv onverplicht is overgegaan tot verrekening van het door eiseres ontvangen loon dat de werkgever gedurende twee jaar aan eiseres heeft doorbetaald. Het lag in beginsel op de weg van de werkgever om eiseres per 18 september 2018 ziek te melden bij het Uwv. De beroepsgrond slaagt niet.
18. Eiseres voert aan dat haar beperkingen ten aanzien van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling per 20 juli 2021 zijn onderschat en dat zij ook op deze datum geen benutbare mogelijkheden had. Eiseres heeft te kampen met depressies, heeft een paniekstoornis en PTSS. Volgens eiseres zijn in de FML van 20 juli 2021 niet alle beperkingen in kaart gebracht. Eiseres vindt dat zij verdergaand beperkt moet worden geacht ten aanzien van werktijden en haar sociaal functioneren. Eiseres meent dat zij in het bijzonder beperkt moet worden geacht voor het hanteren van emotionele problemen van anderen, het uiten van gevoelens, het omgaan met conflicten en het samenwerken.
19. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is eiseres belastbaar conform de FML van 20 juli 2021. In haar rapporten van
16 december 2021 en 8 april 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd toegelicht waarom zij vindt dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor medisch geen benutbare mogelijkheden. Zij was niet ADL-afhankelijk (ADL is activiteiten van het dagelijks leven of algemene dagelijkse levensverrichtingen) of bedlegerig. Ook was zij niet langdurig opgenomen in een WLZ-erkende instelling of was sprake van een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op basis van een ernstige psychische stoornis.
20. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen medische grond voor het aannemen van verdergaande beperkingen, gelet op de aard en de ernst van de problematiek van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 16 december 2021 bij haar medische beoordeling kenbaar rekening gehouden met de paniekaanvallen, de recidiverende matige depressie en de PTSS van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarbij de patiëntenkaart van 18 november 2021 en de doorverwijzingsbrief van de huisarts van 20 januari 2020 betrokken. Volgens de verzekeringsarts waren er in 2020 onvoldoende symptomen voor PTSS. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep passen de aangenomen beperkingen in de FML van 21 juli 2021 in zeer ruime mate bij de beperkingen van eiseres en zijn deze toereikend. De rechtbank kan dit volgen.
21. In het rapport van 8 april 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangegeven dat er geen reden is voor verdergaande beperkingen dan de beperkingen die reeds in de FML van 11 januari 2022 zijn aangenomen. De redenen hiervoor heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op verzoek van de rechtbank nader toegelicht in haar rapport in beroep van 15 september 2022. De FML van 11 januari 2022 is geldig vanaf 18 september 2018 tot en met 14 mei 2020, om de arbeidsdeskundige de mogelijkheid te geven het arbeidsdeskundig onderzoek te kunnen verrichten, waarbij hij met het CBBS-systeem in september 2018 geldige, passende functies kon selecteren. Deze FML wordt geldig geacht tot en met 14 mei 2020 omdat op 15 mei 2020 de wijzigingen in het CBBS-systeem van kracht zijn. De belastbaarheid van eiseres per 15 mei 2020 valt onder de belastbaarheid zoals die in de FML van 20 juli 2021 is vastgesteld. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep blijkens de toelichting in het rapport van 26 september 2022 de FML van 11 januari 2022 gebruikt voor zijn arbeidsdeskundige beoordeling per 18 september 2018. De rechtbank kan deze uitleg volgen.
22. Eiseres heeft aangevoerd dat de FML van 20 juli 2021 op een significant aantal punten afwijkt van de FML van 11 januari 2022. De rechtbank constateert dat er voor de functionele mogelijkheden in de FML van 11 januari 2022 en 21 juli 2020 een andere nummering is gehanteerd, maar dat de beide functionele mogelijkhedenlijsten inhoudelijk gelijkluidend zijn behalve voor item 4.2. Dit is de rubriek dynamische handelingen en betreft de localisatie van beperkingen. In het rapport in beroep van 15 september 2022 is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat deze beperking met een toelichting, niet kan worden gezien als een wijziging van de belastbaarheid van eiseres. Dit is een verklarend, qua localisatie van de afwijking, item en kan zowel in het verzekeringsgeneeskundige rapport als in de FML worden vermeld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat zij dit zowel in haar rapport als in de FML van 11 januari 2022 heeft vermeld. De primaire verzekeringsarts had dit alleen vermeld in zijn medische rapport. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep wijzigt deze toevoeging de belastbaarheid van eiseres niet en zijn er inhoudelijk geen consequenties voor het duiden van passende functies. Dit komt vanwege de doorslaggevende rol van het rapport waarbij de FML een helpend instrument is. De rechtbank kan deze toelichting volgen. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van tegenstrijdigheden.
Arbeidskundige beoordeling
Arbeidsongeschiktheidsbeoordeling per 18 september 2018
23. Eiseres voert aan dat de geduide functies van lader, losser, administratief ondersteunend medewerker en medewerker tuinbouw niet passend zijn bij haar belastbaarheid en haar belastbaarheid te boven gaan. Zij was op 18 september 2018 niet voltijd belastbaar en daarom kunnen de geduide functies niet worden gebruikt. Ook is de functie van lader, losser niet geschikt gelet op de krachten en bekwaamheden van eiseres. Zij had forse pathologie waarvoor zij nog niet behandeld werd.
24. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft met het rapport van 10 mei 2022 op het beroep van eiseres gereageerd. Er is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep een urenbeperking vastgesteld van veertig uur per week en acht uur per dag. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wordt dit in geen van de geduide functies overschreden en is de belasting binnen de marge van de belastbaarheid van eiseres.
De rechtbank constateert dat volgens de resultaatfunctiebeoordeling de geduide functies de urenbeperking van eiseres niet overschrijden. De rechtbank volgt eiseres daarom niet.
25. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de geduide functies op andere onderdelen niet passend zijn. Eiseres stelt dat de geduide functies niet geschikt zijn vanwege haar krachten en bekwaamheden, maar zij geeft daarbij niet aan op welke specifieke punten de functies niet geschikt zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in bijlage C van zijn rapport van 12 januari 2022 toereikend gemotiveerd dat de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden. De rechtbank is met de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van oordeel dat bij deze functies geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid van eiseres, uitgaande van de FML van 11 januari 2022. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidsongeschiktheidsbeoordeling per 20 juli 2021
26. Eiseres voert aan dat de geduide functies van productiemedewerker industrie, administratief ondersteunend medewerker en medewerker reprografiecopyservice niet passend zijn bij haar belastbaarheid en haar belastbaarheid overschrijden. Eiseres meent dat zij deze functies niet kan vervullen omdat zij niet in staat is een volledige werkweek te kunnen werken, evenmin acht uur per dag.
27. In het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 10 mei 2022 is aangegeven dat de vastgestelde urenbeperking van veertig uur per week en acht uur per dag in geen van de geduide functies wordt overschreden en dat de belasting binnen de marge van de belastbaarheid van eiseres is. De rechtbank kan dit volgen en constateert dat uit de resultaatfunctiebeoordeling niet blijkt dat de geduide functies de urenbeperking overschrijden. De beroepsgrond slaagt niet.
28. Eiseres brengt naar voren dat zij in de functie van productiemedewerker industrie moet deelnemen aan een niet door haar beïnvloedbaar geautomatiseerd proces. Zij zal het productieproces ernstig verstoren als zij geacht wordt een volle werkweek te moeten werken. Eiseres meent dat zij overbelast is en dat zij energie moet doseren. Volgens eiseres geldt dit ook voor de functie van productiemedewerker machinaal inpakken.
29. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is eiseres gezien haar opleidingsniveau in staat tot het vervullen van de functie van productiemedewerker industrie. Eiseres voldoet aan de gevraagde opleidingseis. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in bijlage C van zijn rapport van 12 januari 2022 toereikend gemotiveerd dat de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden. Er is sprake van een rustig tempo dat bepaald wordt door de band. Ook is er iemand aanwezig die kan inspringen zodra een medewerker de band moet verlaten. De belasting ten aanzien van het handelingstempo ligt volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep binnen de mogelijkheden van eiseres. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is dit ook in een nadere toelichting door de verzekeringsarts beschreven. De rechtbank is met de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van oordeel dat bij deze functies geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid van eiseres. Deze beroepsgrond slaagt niet.
30. De rechtbank stelt vast dat de functie van productiemedewerker machinaal inpakken door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 12 januari 2022 niet passend is geacht vanwege overschrijding in hand- en vingergebruik en tillen en dat deze functie daarom is vervallen. De beroepsgrond treft daarom geen doel.
31. Eiseres voert aan dat de functie medewerker reprografiecopyservice niet geschikt voor haar is omdat zij overvraagd zal worden ten aanzien van het klantcontact en het samenwerken.
32. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres belastbaar geacht conform de FML van 20 juli 2021. Hierin is eiseres niet beperkt geacht ten aanzien van samenwerken.
Ook is eiseres niet aangewezen op werk waarin weinig of geen rechtstreeks contact met klanten vereist is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in bijlage C van zijn rapport van 12 januari 2022 toereikend gemotiveerd dat de belastbaarheid van eiseres in de functie medewerker reprografiecopyservice niet wordt overschreden.
33. De conclusie van het voorgaande is dat het Uwv met het arbeidskundig rapport van 12 januari 2022 en 10 mei 2022 deugdelijk heeft gemotiveerd dat de drie geselecteerde voorbeeldfuncties de belastbaarheid van eiseres, zoals neergelegd in de FML van 20 juli 2021, niet overschrijden en dus passend zijn. Het Uwv heeft deze functies daarom aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen.
Conclusie
34. Het beroep in de zaak met zaaknummer UTR 22/1235 is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Zaak met zaaknummer UTR 22/1546

35. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Het Uwv heeft aan eiseres van
18 september tot en met 25 november 2021 een WIA-uitkering betaald naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. Van 18 september 2018 tot 18 oktober 2019 betrof dit een loongerelateerde WGA-uitkering. Vanaf 18 oktober 2019 werd dit een loonaanvullingsuitkering. Dit volgt uit de besluiten van 23 en 24 september 2021.
36. Eiseres voert aan dat bij het vaststellen van de wekeneis gekeken moet worden naar de 36 weken voorafgaand aan 7 maart 2018. Eiseres heeft in deze periode 26 weken gewerkt en voldoet daarmee aan de wekeneis.
37. Om voor een WW-uitkering in aanmerking te komen, moet eiseres in de 36 weken onmiddellijk voorafgaand aan de eerste dag van werkloosheid in ten minste 26 weken als werknemer arbeid hebben verricht. [2] Voor de vaststelling van deze 36 weken worden de weken waarin eiseres wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid niet kon werken, niet meegeteld. [3] Voor de vaststelling van de 26 weken worden de weken waarin eiseres arbeid heeft verricht en die hebben geleid tot een uitkering op grond van hoofdstuk 7 van de Wet WIA niet in aanmerking genomen. [4] Dit betreft de loongerelateerde WGA-uitkering. [5] De achterliggende gedachte hiervan is dat in de loongerelateerde WGA-uitkering een WW-component is geïntegreerd.
38. De eerste ziektedag van eiseres is 18 september 2018. Omdat de weken waarin eiseres wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid niet worden meegeteld, moet worden gekeken naar de periode van 36 weken voor 18 september 2018. In deze 36 weken heeft eiseres gewerkt bij [werkgever] B.V. De weken die eiseres bij [werkgever] B.V. heeft gewerkt tellen echter ook mee voor de loongerelateerde WGA-uitkering die eiseres heeft ontvangen. Hoelang deze uitkering zal worden ontvangen, wordt bepaald door het arbeidsverleden. [6] Omdat de 36 weken voor 18 september 2018 al hebben meegeteld voor de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres, kunnen deze weken niet meer meetellen voor een WW-uitkering. Het Uwv heeft naar het oordeel van de rechtbank daarom terecht besloten dat eiseres per 26 november 2021 geen recht heeft op een WW-uitkering. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
39. Het beroep in de zaak met zaaknummer UTR 22/1546 is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank
In het beroep met zaaknummer UTR 22/1235
- verklaart het beroep ongegrond.
In het beroep met zaaknummer UTR 22/1546
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
21 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 8 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:32.
2.Artikel 17, eerste lid van de WW.
3.Artikel 17a, eerste lid onder a van de WW.
4.Artikel 17a, tweede lid van de WW.
5.Artikel 59 van de Wet WIA.
6.Artikel 59, tweede lid van de Wet WIA.