ECLI:NL:RBMNE:2023:4023

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
UTR 23/2791
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning op basis van Opiumwet na onrechtmatige binnentreding door politie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar en bewoner van een woning in Veenendaal, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om zijn woning voor zes maanden te sluiten op basis van de Opiumwet. Dit besluit volgde op een politie-inval op 17 mei 2023, waarbij een grote hoeveelheid drugs en illegaal vuurwerk werd aangetroffen. De burgemeester had op 19 mei 2023 besloten tot sluiting van de woning, ondanks dat het Openbaar Ministerie (OM) op 13 juni 2023 had medegedeeld dat de strafzaak tegen verzoeker was geseponeerd vanwege onrechtmatig verkregen bewijs.

De voorzieningenrechter heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting van de woning kon overgaan, maar dat de gang van zaken rond het binnentreden door de politie niet zonder meer genegeerd kon worden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bij de heroverweging van het besluit rekening moest houden met de onrechtmatigheid van het bewijs en de schending van het huisrecht van verzoeker. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, waarbij de sluiting van de woning werd beperkt tot drie maanden. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan verzoeker.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de burgemeester om zorgvuldig om te gaan met de gevolgen van onrechtmatig verkregen bewijs in bestuursrechtelijke procedures, en de mogelijkheid voor compensatie voor verzoeker in het geval van schending van zijn huisrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2791

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 augustus 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. V.P.J. Tuma),
en

de burgemeester van de gemeente Veenendaal

(gemachtigde: M.R. Groenewoud en J. Kaijen).

Inleiding

Verzoeker is de eigenaar en bewoner van de woning aan het [straat] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] in [plaats] . Hij woont daar met zijn broer.
Op 17 mei 2023 heeft de politie de woning doorzocht en daarbij – onder andere – een grote hoeveelheid (hard)drugs, druggerelateerde goederen, illegaal vuurwerk en een grote som contant geld aangetroffen. Op 18 mei 2023 heeft de politie een bestuurlijke rapportage hierover opgesteld. De burgemeester heeft op 19 mei 2023 het besluit genomen om de woning voor zes maanden te sluiten.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om in de woning te kunnen verblijven in afwachting van de beslissing op het bezwaar.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

In de bestuurlijke rapportage van 18 mei 2023 staat dat de politie op 17 mei 2023 een personenauto zag op de A1 en dat bleek dat de tenaamgestelde een relatie had met overtredingen van de Opiumwet. Om die reden werd nader onderzoek ingesteld naar het reisdoel van bestuurder. De politie zag dat het voertuig stopte ter hoogte van de parkeerplaats op het [straat] in [plaats] . Daar vond kort na aankomst een ontmoeting plaats met twee andere personen in een personenauto. De politie zag in de systemen dat deze auto een relatie had met een incident waarbij er sprake was van ondermijnende criminaliteit. De politie zag dat de drie personen het [straat] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] binnengingen. Deze personen verschenen even later op het balkon van de genoemde woning. Op het balkon werd ook een vierde persoon waargenomen. Nadat de personen naar binnen waren gegaan werden zij door de politie gedurende twee uren onder observatie genomen. De politie zag dat de woning werd gebruikt door betrokkenen en dat het zicht in de woning volledig werd onttrokken door raambekleding. Op basis van politieonderzoek ontstond de verdenking dat in de woning mogelijk verdovende middelen werden verwerkt. De politie heeft aangebeld bij de woning, waarna de deur werd opengedaan door verzoeker. De politie constateerde dat hij bijzonder nerveus gedrag vertoonde. Desondanks verleende verzoeker de politie na enige tijd toegang tot de woning. De woning werd betreden en door de politie werden direct zichtbare (sporen van) verdovende middelen en parafernalia waargenomen. Hierop werd de situatie bevroren in afwachting van toestemming van de rechter-commissaris (RC). De woning werd vervolgens door onder leiding van de RC doorzocht. Hierbij werd een grote hoeveelheid verdovende middelen, weegschalen, gripzakjes, geld en zwaar illegaal vuurwerk in beslag genomen en werden vijf personen aangehouden.
Op 19 mei 2023 heeft de burgemeester op grond van de bestuurlijke rapportage het besluit genomen om de woning voor de duur van zes maanden te sluiten.
Op diezelfde dag heeft de Officier van Justitie (OvJ) aan de RC en de gemachtigde van verzoeker een mail gestuurd over de strafzaak tegen verzoeker. Zij geeft het volgende aan:
“Op 17 mei 2023 zijn voornoemde personen [waaronder verzoeker] in een woning aan het [straat] [nummeraanduiding 1] [nummeraanduiding 2] te [plaats] aangehouden. Uit het proces-verbaal volgt dat er sprake was van een verdenking dat er in deze woning mogelijk handel in verdovende middelen zou plaatsvinden dan wel verdovende middelen aanwezig waren. De politie is vervolgens binnengetreden waarbij een andere reden is opgegeven dan de reden waarvoor daadwerkelijk werd binnengetreden (p. 3 dossier). Er is weliswaar een machtiging tot binnentreden afgegeven. Echter, uit het dossier volgt dat deze is afgegeven na het binnentreden door verbalisanten. Het OM realiseert zich dat dit niet de juiste gang van zaken is. Kort na binnentreden werd de situatie in de woning bevroren en is er door de verbalisanten contact opgenomen met het OM. Er heeft vervolgens een doorzoeking onder leiding van de rechter-commissaris plaatsgevonden.
Gelet op voornoemde omstandigheden is er wat het OM betreft sprake van een beperkte
schending van het huisrecht, waarbij dit enkel opgaat voor de verdachten die als bewoners zijn aan te merken.
Welke gevolgen hier eventueel aan verbonden dienen te worden kan wat het OM betreft op een latere inhoudelijke behandeling ter discussie worden gesteld.”
4. Op 20 mei 2023 heeft de burgemeester aan verzoeker laten weten dat hij door de OvJ is geïnformeerd dat de zaak van verzoeker geseponeerd wordt en dat dit mogelijk gevolgen heeft voor het besluit om de woning te sluiten. De burgemeester heeft bepaald dat verzoeker de woning weer kan betreden zonder sancties of consequenties en dat hij na het weekend een nader besluit neemt.
5. Per brief van 23 mei 2023 heeft de burgemeester aan verzoeker medegedeeld dat de informatie van het OM, waaruit volgt dat er onderzoek wordt gedaan naar de rechtmatigheid van het strafproces, hem geen aanleiding geeft om de sluiting van de woning te heroverwegen. Verzoeker krijgt de gelegenheid om tot 24 mei 2023, 12:00 uur, voorbereidingen te treffen om de woning te verlaten.
6. Op 13 juni 2023 heeft verzoeker bericht ontvangen van het Openbaar Ministerie (OM) dat de strafzaak tegen hem wordt geseponeerd. Het OM laat weten dat de reden hiervoor is dat het bewijs onrechtmatig is verkregen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoeker, of de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot het sluiten van de woning van verzoeker voor de duur van zes maanden.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de burgemeester niet bevoegd was om tot sluiting over te gaan omdat door het OM is bevestigd dat het bewijs in deze zaak onrechtmatig is verkregen. Het huisrecht van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is geschonden. Nu de strafzaak om die reden geseponeerd is had de burgemeester ook moeten afzien van bestuursrechtelijk optreden. Verzoeker verwijst in dit kader naar het emailbericht van de OvJ van 19 mei 2023 en de sepotbeslissing van het OM van 13 juni 2023. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat het binnentreden van de politie was gebaseerd op een leugenachtige mededeling verwijst verzoeker ook nog naar een passage uit een proces-verbaal van de politie waarin het volgende staat:
“ Wij vertelden de man dat wij van de politie waren en dat wij graag binnen wilden komen, omdat wij bezig waren met een buurtonderzoek. Wij vertelden dat wij graag naar het balkon van de bewoner wilden lopen om te kijken naar het zicht die het balkon had op de parkeerplaats in verband met auto-inbraken. De hoofdbewoner zei tegen ons: “ja hoor kom maar binnen”.”
Tussen partijen is niet in geschil dat het bewijs in strafrechtelijke zin onrechtmatig is verkregen en dat de strafzaak tegen verzoeker om die reden is geseponeerd.
Volgens de burgemeester betekent dit echter niet dat de burgemeester het bewijs niet mocht gebruiken ter onderbouwing van een bestuursrechtelijke maatregel zoals het sluiting van de woning. De burgemeester verwijst in dit kader naar vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) waarin wordt overwogen het gebruik van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs slechts dan niet is toegestaan indien het is verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Volgens de burgemeester is daar in deze zaak geen sprake van.
De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester terecht aanvoert dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat er geen rechtsregel bestaat die ieder gebruik verbiedt van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs. In het bestuursrechtelijke geding is zodanig bewijs slechts dan niet toegestaan, indien het is verkregen op een wijze, die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. [1]
7. De voorzieningenrechter overweegt verder dat artikel 8, eerste lid, van het EVRM bepaalt dat een ieder recht heeft op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Volgens vaste rechtspraak is geen sprake van inbreuk op het huisrecht als bedoeld in deze verdragsbepaling als de rechthebbende toestemming heeft gegeven voor het binnentreden in de woning. De toestemming moet vrijwillig zijn verleend en op basis van “informed consent”. Dit houdt in dat de toestemming van de betrokkene berust op volledige en juiste informatie over de reden en het doel van het binnentreden. [2]
8. Uit de overgelegde documenten en de bestuurlijke rapportage stelt de voorzieningenrechter vast dat de politie bij het binnentreden een andere reden heeft opgegeven dan de daadwerkelijk reden voor het binnentreden, en dat dit in het strafrechtelijke traject heeft geleid tot een sepotbeslissing. De voorzieningenrechter constateert dat de OvJ de gang van zaken in eerste instantie omschrijft als een “beperkte schending van het huisrecht” maar dat er ongeveer drie weken later een sepot volgt. Daaruit leidt de voorzieningenrechter af dat het OM de schending van het huisrecht kennelijk dusdanig ernstig heeft gevonden dat het tot bewijsuitsluiting in het strafrechtelijke traject moest leiden.
9. De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn standpunt dat de burgemeester de bestuurlijke rapportage niet aan zijn sluitingsbesluit ten grondslag mocht leggen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn er in dit geval geen aanwijzingen dat sprake is van bewijs dat is verkregen op een wijze, die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Voor dit oordeel vindt de voorzieningenrechter van belang dat de sluiting van de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet een pandgebonden bevoegdheid is die tot doel heeft het woon- en leefklimaat bij de woning te beschermen en om de openbare orde te herstellen. De sluiting is geen bestraffende sanctie voor verzoeker. Daarnaast is van belang dat verzoeker, in de wetenschap dat de verdovende middelen open en bloot in de woning lagen en verwerkt werden, niettemin toestemming heeft gegeven om zijn woning te betreden. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt niet hoe de politie verzoeker zo ver heeft gekregen dat hij die toestemming gaf. Uit de informatie die verzoeker heeft overgelegd blijkt wel dat er een smoes werd gebruikt, maar het is niet op voorhand aannemelijk dat die zo’n overtuigingskracht had dat het voor de hand ligt dat verzoeker toestemming zou geven. De voorzieningenrechter vindt niet dat het gebruik van het strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs, gelet op het openbare orde belang dat artikel 13b van de Opiumwet beschermt en op de beschikbare informatie, in dit geval zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht. Het bezwaar heeft in zoverre geen redelijke kans van slagen.
10. Wel is de voorzieningenrechter met verzoeker van oordeel dat de burgemeester de gang van zaken rond het binnentreden niet zomaar naast zich neer kan leggen. De conclusie van het OM dat het bewijs onrechtmatig is verkregen, leidt weliswaar niet automatisch tot bewijsuitsluiting in het bestuursrecht, maar de burgemeester dient bij de heroverweging in bezwaar wel kennis te nemen van de gang van zaken rond het binnentreden van de woning. Tijdens de bezwaarprocedure is het sepot bekend geworden en de burgemeester dient zich naar aanleiding daarvan te vergewissen van de feitelijke gang van zaken rond het binnentreden. Hij zal een eigen beoordeling moeten maken over de inbreuk op verzoekers huisrecht. Op grond daarvan zal de burgemeester moeten beoordelen of het behoorlijk overheidshandelen is dat hij de politie-informatie gebruikt of dat het de grens daarvan overschrijdt. De burgemeester zal ook bij de heroverweging moeten betrekken of verzoeker ook in het bestuurlijke traject op enige wijze gecompenseerd zou moeten worden voor de schending van zijn huisrecht. Het ligt op de weg van de burgemeester om te onderzoeken hoe hij dat kan doen. De compensatie kan bijvoorbeeld gelegen zijn in het verkorten van de duur van de sluiting of het aanbieden van (een bijdrage in) vervangende woonruimte voor de duur van de sluiting. De burgemeester zal dit in de heroverweging in bezwaar kenbaar moeten betrekken.
11. Het is niet bekend wanneer de burgemeester een besluit op het bezwaar zal nemen. Op dit moment valt niet uit te sluiten dat kennisname van meer feitelijke informatie over het binnentreden en de daarop volgende bestuurlijke heroverweging zal leiden tot een wijziging van het besluit. In zoverre heeft het bezwaar wel enige kans van slagen. In beginsel is er dan ook aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter moet bij het treffen van zo’n voorziening alle belangen afwegen. Het belang van verzoeker is om terug te keren naar zijn woning. Het belang van de burgemeester is om via artikel 13b van de Opiumwet het woon- en leefklimaat bij de woning te beschermen en om de openbare orde te herstellen door de woning te sluiten in verband met de omvangrijke drugsvondst en de verwerking van die drugs in verhandelbare eenheden in die woning. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en bepaalt dat de sluiting van de woning na drie maanden wordt opgeheven.
12. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet de burgemeester het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Verzoeker krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en heeft aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit
  • bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan verzoeker moet vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Kosterman-Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling van 26 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3078.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in bijstandszaken van 9 augustus 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1843.