ECLI:NL:RBMNE:2023:3951

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
UTR 23/1878
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres behandeld die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 1 april 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft op 29 mei 2023 een verweerschrift ontvangen van de Belastingdienst, maar beide partijen hebben aangegeven geen gebruik te willen maken van hun recht om gehoord te worden op een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.

De rechtbank Limburg heeft het beroep van eiseres doorgestuurd naar de Rechtbank Midden-Nederland, die bevoegd is om op het beroep te beslissen. De rechtbank overweegt dat er een mogelijkheid is om beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit, en dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. In deze zaak is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 23 januari 2023 in gebreke gesteld, en heeft meer dan twee weken later, op 17 maart 2023, beroep ingesteld.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 14 april 2023, waarin is bepaald dat verweerder in soortgelijke zaken een beslistermijn tot 1 juli 2024 krijgt. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op terugbetaling van het door haar betaalde griffierecht van € 50,-. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer en is openbaar uitgesproken op 27 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1878

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] (België), eiseres,

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 1 april 2021 om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
Op 29 mei 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn gevraagd of zij gehoord willen worden op een zitting. Geen van partijen heeft verklaard gebruik te willen maken van dit recht. [1] Daarop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Het beroep is ingediend bij de rechtbank Limburg, die het vervolgens heeft doorgestuurd naar de rechtbank Midden-Nederland. Deze laatste rechtbank is namelijk de bevoegde rechtbank om op het beroep van eiseres te beslissen. [2]
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [3] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [4]
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Bij brief van 23 januari 2023, ontvangen door verweerder op 31 januari 2023, is verweerder in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna, te weten bij brief van 17 maart 2023, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
4. Het beroep is gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
5. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [5] In bijzondere gevallen kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen. [6]
6. Op 14 april 2023 [7] heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank uitspraak gedaan over de termijn waarop verweerder alsnog een besluit bekend moet maken in dit soort zaken. In deze uitspraak heeft de rechtbank uiteen gezet dat zij voortaan als uitgangspunt hanteert dat verweerder een nadere beslistermijn krijgt tot 1 juli 2024. In deze zaak ziet de rechtbank geen aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken. Zij verwijst naar de uitspraak van 14 april 2023 voor de daaraan ten grondslag liggende overwegingen.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. [8] Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. Dit is het uitgangspunt voor dit soort zaken en de rechtbank ziet geen reden om hier in dit geval van af te wijken.
Griffierecht
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 1 juli 2024 alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.Artikel 8:7, tweede lid, van de Awb
3.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
4.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
8.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.