Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[verweerster 2] ,
1.De procedure
- het verzoekschrift van de man (met bijlagen), binnengekomen op 14 april 2023;
- het verweerschrift van de moeders (met bijlagen);
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeders, bijgestaan door hun advocaat.
2.Waar de procedure over gaat
[minderjarige]geboren.
voorlopig een zorgregelingvast te stellen, waarbij de man recht heeft op omgang met/ zorg voor [minderjarige (voornaam)] :
- 12 mei (vrijdag) minstens drie uur;
- 27 of 28 mei 9.00 uur tot 18.00 uur;
- 2 juni 9.00 uur tot 18.00 uur;
- 14 juni minstens drie uur;
- 24 of 25 juni 9.00 uur tot 18.00 uur;
- 7 juli minstens 3 uur;
- 15 of 16 juli 9.00 uur tot 18.00 uur;
- 26 juli minstens 3 uur;
- 5 of 6 augustus 9.00 uur tot 18.00 uur;
- 18 augustus minstens 3 uur;
- 26 of 27 augustus 9.00 uur tot 18.00 uur;
- 1 september minstens 3 uur;
- 9 of 10 september 9.00 uur tot 18.00 uur;
- 23 of 24 september 9.00 uur tot 18.00 uur;
- 4 oktober minstens 3 uur;
- 14 of 15 oktober 9.00 uur tot 18.00 uur;
- 27 oktober 9.00 uur tot 18.00 uur;
- 11 november 9.00 uur tot 18.00 uur;
- 18 of 19 november 9.00 uur tot 18.00 uur;
- 29 november minstens 3 uur;
- 9 of 10 december 9.00 uur tot 18.00 uur;
- 13 december minstens 3 uur;
- 27 december 9.00 uur tot 18.00 uur;
- en minimaal 15 vrij te plannen dagen met overnachting. Zo kan de omgang in het weekend aangevuld worden van zaterdag 9.00 uur tot 18.00 uur of gedurende de vakantie periode vrij in te plannen,
- waarbij de man in ieder geval voorlopig zal zorgdragen voor het halen en brengen van [minderjarige (voornaam)] ;
definitieve zorgregeling, waarbij de man recht heeft op omgang met/ zorg voor [minderjarige (voornaam)] :
- wekelijks 4 x op zaterdag van 10.00 uur tot 19.30 uur;
- vervolgens wekelijks 4x van zaterdag 10.00 uur tot zondag 13.00 uur;
- vervolgens wekelijks 4x van vrijdag 16.00 uur tot zondag 13.00 uur;
- vervolgens 1 weekend per 3 weken van vrijdag 16.00 uur tot zondag 19:00 uur;
- 3 weken van de zomervakantie en 1 week van de kerstvakantie;
- de verjaardag van [minderjarige (voornaam)] (om en om);
- de verjaardag van de man;
- 10 losse dagen per jaar;
- met bepaling dat de regeling ingaat met ingaan van het tweede weekend, nadat de beschikking is gegeven;
- en daarbij te bepalen dat partijen bij helfte zorgen voor het brengen en halen in het kader van de zorgregeling;
- althans een definitieve zorgregeling te bepalen die de rechtbank in goede justitie in het belang van [minderjarige (voornaam)] acht.
3.Standpunten man en moeders
De man houdt heel veel van [minderjarige (voornaam)] , ‘zijn kleine boef’. Met haar geboorte is zijn grootste wens uitgekomen. De man meent dat de huidige omgang te weinig is om met [minderjarige (voornaam)] een band op te bouwen. Partijen konden dat niet voorzien toen de donorovereenkomst werd gesloten. De man wil de erkenning, dat ze ook door haar vader gezien, gehoord en begrepen wordt, ondanks dat hij elders woont.
De man stelt zich op het standpunt dat de rechter op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) gehouden is om zich in te spannen om een omgangsregeling tot stand te brengen met de man, nu de ouders met gezag zich weigerachtig opstellen.
Toen zij de man vroegen of hij donor wilde zijn, hebben zij de man steeds duidelijk gemaakt dat zijn rol beperkt zou zijn. In aanloop naar het sluiten van de donorovereenkomst bleek dat de man meer verwachtingen had over zijn rol in het leven van hun toekomstige kind. Daarop hebben de moeders steeds geprobeerd om rekening te houden met zijn gevoel, maar zijn zij ook duidelijk geweest dat zij die grotere rol in ieder geval niet in een contract wensten vast te leggen.
In aanloop naar, en na de geboorte van [minderjarige (voornaam)] heeft de man zich steeds meer opgedrongen. De moeders liepen op eieren omdat zij graag de band met de man goed wilden houden, voor [minderjarige (voornaam)] , en ook vanwege de wens om nog een tweede kind met hulp van de man te krijgen. Dat is ook de reden geweest dat ze begin 2022 zijn meegegaan in de wens van de man om [minderjarige (voornaam)] vaker te zien. In de zomer van dat jaar hebben ze zich echter gerealiseerd dat ze hun grenzen ver over waren gegaan, omwille van de verstandhouding met de man, en dat de man een veel grotere rol in het leven van [minderjarige (voornaam)] had dan de moeders wensten. Zij hebben de regeling toen teruggebracht naar de minimum-regeling zoals die in de donorovereenkomst overeengekomen was.
De moeders zijn primair van mening dat de verzoeken van de man moeten worden afgewezen omdat de afspraken tussen partijen al vastgelegd zijn in de donorovereenkomst. Subsidiair vinden zij dat de vader niet ontvankelijk is in zijn verzoek tot omgang, omdat in artikel 4, eerste lid, van de donorovereenkomst is opgenomen dat de uitdrukkelijke bedoeling is dat er geen familierechtelijke betrekking zal ontstaan tussen de donor en het kind. Een nauwe persoonlijke betrekking bestaat volgens hen, gelet op de feiten en omstandigheden, ook niet tussen [minderjarige (voornaam)] en de man. Mocht de rechtbank de verzoeken wel inhoudelijk beoordelen, dan zijn de moeders van mening dat de omgang beperkt moet zijn tot de in de donorovereenkomst afgesproken drie uur per twee maanden. Ruimere omgang is in strijd met de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van [minderjarige (voornaam)] , en ook anderszins in strijd met de zwaarwegende belangen van [minderjarige (voornaam)] . De reden daarvan is dat de moeders de afgelopen jaren bijzonder veel stress hebben gehad van de manier waarop de vader zich heeft gemengd in hun (gezins)leven.
4.Beslissing
5.Beoordeling
family lifeals bedoeld in artikel 8 EVRM. De rechtbank wijst er volledigheidshalve daarbij op dat het feit dat partijen in de donorovereenkomst hebben opgenomen dat de intentie was dat geen familierechtelijke betrekking zou ontstaan tussen de man en het kind, niet betekent dat er geen
family lifeis of kan, dan wel zal ontstaan tussen de man en [minderjarige (voornaam)] .
De moeders reageren begripvol op zijn wensen. Tegelijkertijd geven ze ook aan dat het voor hen niet passend voelt als hij op het geboortekaartje wordt vermeld. Over de bevalling melden ze dat ze die echt met zijn tweeën willen delen, maar dat ze de man als één van de eersten zullen bellen en dat hij in beginsel binnen drie dagen na de geboorte op bezoek kan komen. Dat leidt tot grote teleurstelling bij de man. Hetzelfde geldt voor de naam, die de moeders hebben gekozen voor het kind en waarover ze de man na de geboorte informeren. Hij zou die naam zelf nooit gekozen hebben.
In lijn met die uitspraken vindt de rechtbank de door partijen overeengekomen minimum-regeling passend. Dat de omgang enkele maanden vaker is geweest, doet aan dat oordeel niet af, nog daargelaten dat de omgang alweer geruime tijd eens in de twee maanden is. De rechtbank merkt daarbij nog het volgende op. [minderjarige (voornaam)] is nu nog op een leeftijd dat een periode van twee maanden tussen de bezoekmomenten betekent dat zij zich de man vermoedelijk niet herinnert van een vorig bezoekmoment, wanneer een volgend moment zich aandient. Dat vindt de rechtbank niet bezwaarlijk, nu [minderjarige (voornaam)] nu ook nog geen bewust besef heeft of hoeft te hebben van de positie van de man in haar leven. Tegen de tijd dat dat besef meer komt, is eens in de twee maanden voldoende om ook tussen de bezoekmomenten een beeld te behouden van de man.
De uitvoerbaarheid bij voorraad