ECLI:NL:RBMNE:2023:3611

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
10148221 UC EXPL 22-6868
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van een tweedehands auto en schadevergoeding na tekortkoming in de koopovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde over de non-conformiteit van een tweedehands BMW X5. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.P. Sijbrandij, heeft de BMW op 17 september 2021 gekocht van de gedaagde, die handelt onder de naam [handelsnaam]. De koopprijs bedroeg € 21.000,00. Na enkele weken begon de auto problemen te vertonen en viel deze op 31 oktober 2021 stil. De eiser heeft de gedaagde meerdere keren in de gelegenheid gesteld om het gebrek te herstellen, maar dit is niet gebeurd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de auto niet voldeed aan de verwachtingen die de eiser op basis van de koopovereenkomst mocht hebben, en dat er sprake was van een gebrek aan de motor door een smeergebrek, wat leidde tot slijtageschade. De eiser heeft de motor op 21 maart 2022 laten vervangen, wat hem € 12.756,41 heeft gekost. Daarnaast vorderde hij schadevergoeding voor wegenbelasting, verzekeringspremies, kosten voor deskundigenonderzoek en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiser toegewezen, omdat de gedaagde tekortgeschoten was in haar verplichtingen uit de koopovereenkomst. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van in totaal € 15.881,77, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10148221 UC EXPL 22-6868 CMR/51145
Vonnis van 26 april 2023
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen: [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. R.P. Sijbrandij,
tegen:
[gedaagde] , handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats 2] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.W. de Haij.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 oktober 2022 met producties 1 tot en met 33,
- de conclusie van antwoord met productie 1,
- de mondelinge behandeling van 24 maart 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2. De kantonrechter heeft bepaald dat het vonnis in deze zaak vandaag wordt uitgesproken.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] handelt in en repareert (tweedehands) auto’s [1] .
2.2. [eiser] heeft op 17 september 2021 van [gedaagde] een in 2014 in Nederland ingevoerde tweedehands BMW X5, type XDrive 35i High Executive (bouwjaar 2011 met een kilometerstand van 149.987) met kenteken [kenteken] (hierna: de BMW) gekocht voor een koopprijs van € 21.000,00. Bij het sluiten van de koopovereenkomst heeft [gedaagde] aan
[eiser] verteld dat de BMW goed is onderhouden.
2.3. Op 31 oktober 2021 reed [eiser] in de BMW en op enig moment is de BMW stilgevallen. [eiser] kon de BMW vervolgens niet meer opnieuw opstarten. De BMW is opgehaald door [onderneming 1] B.V. , gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna: [onderneming 1] ), en is daar ook gestald.
2.4. Op 12 november 2021 heeft [onderneming 2] B.V. in opdracht van
[eiser] de BMW opgehaald bij [onderneming 1] en naar [gedaagde] gebracht.
2.5. Op 8 december 2021 heeft [eiser] aan [gedaagde] een brief gestuurd, waarin hij, voor zover van belang, het volgende heeft geschreven:

(…) Op 31 oktober 2021 ben ik met het voertuig gaan rijden. Op het moment dat ik in [plaats] reed, ging het voertuig plotseling en zonder aanleiding in zijn vrij (N). Ik liet het voertuig uitrollen en probeerde opnieuw te starten. Echter, dit ging niet. Het voertuig is vervolgens opgehaald en bij [onderneming 1] neergezet. De monteurs aldaar hebben het voertuig onderzocht, maar ook hen is het niet meer gelukt om het voertuig te laten starten. Tot op heden is het gebrek nog altijd niet verholpen.
(…) Op basis van het type voertuig, het bouwjaar en de kilometerstand hoefde ik (de kantonrechter begrijpt: niet) te verwachten dat de BMW X5 binnen twee maanden na aankoop niet meer zou (kunnen) starten. Hierdoor is er sprake van non-conformiteit.
(…)
Op basis van het voorgaande en conform de wet dienen de kosten van aanvullend onderzoek, diagnose en herstel voor uw rekening te komen. Ik verzoek u daarom, en voor zover nodig sommeer ik u om binnen tien werkdagen na dagtekening van deze brief, het gebrek te repareren c.q. te herstellen. Indien u hieraan niet voldoet, dan verkeert u in verzuim. (…)
2.6. Op 14 december 2021 heeft de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] een brief gestuurd, waarin hij [gedaagde] een termijn van vijf werkdagen geeft om het gebrek aan de BMW te repareren c.q. te herstellen.
2.7. [gedaagde] heeft op of rond 15 december 2021 BMW Dealer, [onderneming 3] B.V . (hierna: [onderneming 3] ), opdracht gegeven om de BMW te onderzoeken. [onderneming 3] heeft tijdens dit onderzoek de motorolie van de motor van de BMW afgetapt. [onderneming 3] heeft haar bevindingen in haar factuur van 15 december 2021 neergelegd.
2.8. De BMW is op 7 januari 2022 teruggebracht naar [onderneming 1] .
2.9. Op 31 januari 2022 heeft [onderneming 1] op verzoek van [eiser] onderzoek uitgevoerd aan de BMW en haar bevindingen op schrift gesteld.
2.10. Op 23 februari 2022 heeft [onderneming 4] , op gezamenlijk verzoek van partijen, onderzoek uitgevoerd aan de BMW. In het onderzoeksrapport van [onderneming 4] staat, voor zover van belang, het volgende:

(…)
4. INSPECTIE/ SCHADE
Op woensdag 23 februari 2022 bezochten wij de reparateur en inspecteerden het bovengenoemd voertuig.
Ten tijde van ons bezoek was de motor gedemonteerd. Voorafgaand aan het onderzoek werden op aangeven van ons diverse motoronderdelen door een medewerker van de reparateur uit de motor gedemonteerd, zodat technisch onderzoek mogelijk was.
(...)
4.2 Schade omschrijving
(…)
De drijfstanglagers van cilinder vijf en zes zijn compleet vast gelast aan de krukas. De rest van de drijfstanglagers vertonen matige loopsporen en zijn donker verkleurd. Het schadebeeld laat zich het best omschrijven als een lokaal gebrek in de motor. Met name bij de vijfde en zesde cilinder lijkt het schadebeeld overeen te komen met een gebrek aan smering.
(…)
4.3 Olieniveau
(…)
De BMW-dealer heeft de olie afgetapt en opgevangen. De exacte afgetapte hoeveelheid olie is onbekend. De dealer gaf aan het voertuig uitgelezen te hebben en hier geen meldingen van te laag olieniveau of lage oliedruk in vermeld stonden.
Uit de sleutelgegevens wordt aangegeven dat op 1 november 2021 het motoroliepeil OK is.
4.4 Olieanalyses
Op woensdag 23 februari 2022 werd door ons, in het bijzijn van de reparateur uit het op pagina 1 omschreven voertuig, motorolie afgenomen.
Deze motorolie werd direct verzameld in een schoon en ongebruikte flacon. (…) Dit afgenomen monster werd op 23 februari 2022 door ons, afgesloten en verzegeld, voor analyse gezonden aan [onderneming 5] .
(…)
De wederpartij was in het bezit van de motorolie die de BMW-dealer had afgetapt. Deze hebben wij gekregen en ook opgestuurd voor onderzoek. Dit omdat er weinig motorolie in de motor zelf aanwezig was en deze vermengd was met koelvloeistof. (…)
Op donderdag 3 maart 2022 ontvingen wij van [onderneming 5] de uitslagen van de analyses (bijlage). Samengevat is de conclusie van het laboratoriumonderzoek het volgende:
  • Verhoogde concentratie aan slijtagemetalen.
  • Een olieverversing was gerechtvaardigd.
  • Hoog watergehalte.
(…)
5ONDERHOUD
(…)
Het voertuig is in 2014 ingevoerd in Nederland. Het voertuit is uitgerust met een digitaal onderhoudssysteem. Het onderhoud dat wordt uitgevoerd bij een BMW-dealer wordt in dit
systeem opgeslagen. Vanaf 09-2014 t/m 01-2021 is het onderhoud niet uitgevoerd door een BMWdealer en dus onbekend.

6.OORZAAK/ CONCLUSIE

(…)
De door ons geconstateerde beschadigingen aan de motor zijn ontstaan door een smeergebrek door achterstallig onderhoud. Als gevolg hiervan kon onvoldoende smering en koeling worden gerealiseerd. Hierdoor is vervolgens metallisch contact opgetreden tussen de draaiende delen, met de door ons geconstateerde schade tot gevolg.
Aan de bruine lakafzetting door het motorblok heen zien wij dat het voertuig met erg verouderde motorolie heeft gereden. Dit wordt bevestigd door de olieanalyses. De hoeveelheid ijzer die in de motorolie is gevonden is afkomstig van de distributieketting. Als de olie op tijd ververst wordt is deze waarde een stuk lager. De ijzerdeeltjes komen uiteindelijk tussen de lagers terecht en treedt er een langzaam werkend slijtageproces op.

7.HERSTEL

Om de gevolgschade te herstellen dient er een andere motor gemonteerd te worden. (…)
2.11.
[eiser] heeft vervolgens [onderneming 1] de opdracht gegeven om de motor van de BMW te vervangen. Dat is op 21 maart 2022 gebeurd. [eiser] heeft hier een prijs van € 12.756,41 voor betaald.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert, na eiswijziging ter zitting, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] te betalen:
I. een schadevergoeding van € 12.756,41 (zijnde het bedrag als vermeld in de factuur van [onderneming 1] B.V . van 25 maart 2022 voor vervanging van de motor van de BMW), vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 18 december 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
II. de gevolgschade bestaande uit de doorbetaalde wegenbelasting van € 575,00 en de doorbetaalde premies voor de WAM verzekering van € 475,00, in totaal € 1.050,00;
III. de kosten verbonden aan de deskundige ( [onderneming 4] ) van € 822,80;
IV. de kosten voor bedankjes voor het lenen van een auto van € 350,00;
V. de buitengerechtelijke incassokosten van € 902,56;
met een veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag.
De overeenkomst gesloten tussen [eiser] en [gedaagde] kwalificeert als een consumentenkoop.
[gedaagde] is jegens [eiser] tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen ingevolge de tussen partijen gesloten koopovereenkomst. De tekortkoming bestaat eruit dat de BMW niet beantwoordt aan de overeenkomst. De BWM bezat ten tijde van het sluiten van de overeenkomst immers niet de eigenschappen waarvan [eiser] de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Aan de BMW kleefde ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst een gebrek, te weten beschadigingen aan de motor door opgetreden metallisch contact tussen de draaiende delen van de motor (een metallisch slijtageproces) waarbij ijzerdeeltjes van de distributieketting in de motorolie terecht komen, als gevolg van een smeergebrek.
Op grond van artikel 7:18 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW) wordt vermoed dat de BMW niet aan de overeenkomst beantwoordt, aangezien het gebrek zich binnen zes maanden na de koop heeft geopenbaard. Bovendien blijkt uit het onderzoeksrapport van [onderneming 4] dat het vorenbedoelde gebrek aan de BMW is veroorzaakt door een langzaam werkend slijtageproces in de motor als gevolg van een smeergebrek. Daarmee heeft [eiser] aangetoond dat het gebrek ten tijde van de (ver)koop van de BMW aanwezig was.
Toen [eiser] de BMW kocht, was er dus sprake van een non-conforme auto.
[eiser] heeft [gedaagde] op 8 december 2021 en 14 december 2021 de mogelijkheid gegeven om het gebrek aan de BMW binnen een termijn te herstellen. Omdat [gedaagde] dat niet heeft gedaan, vordert [eiser] vervangende schadevergoeding, bestaande uit de kosten voor het vervangen van de motor van de BMW. Daarnaast vordert [eiser] ook andere kosten die hij heeft gemaakt als gevolg van het gebrek aan de BMW en de handelswijze van [gedaagde] .
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente, en de nakosten.
3.4.
[gedaagde] betwist dat het gebrek aan de motor van de BMW aanwezig was bij het sluiten van de overeenkomst. De conclusie van [onderneming 4] is gebaseerd op onjuiste uitgangspunten. [onderneming 4] gaat er namelijk vanuit dat er sprake is van achterstallig onderhoud aan de BMW, maar daarvan is geen sprake.
Daarnaast is [gedaagde] na de uitkomst van het onderzoek van [onderneming 4] niet meer in de gelegenheid gesteld om het gebrek aan de motor van de BMW te herstellen. [eiser] heeft de motor immers door een ander laten vervangen. Daardoor kan [gedaagde] ook geen tegenbewijs meer leveren dat het gebrek niet ten tijde van de (ver)koop aanwezig was.
4. De beoordeling
4.1.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de koop van [eiser] van de BMW een consumentenkoop is. De vraag die beantwoord moet worden is of [gedaagde] een non-conforme auto heeft geleverd en in het verlengde daarvan of [gedaagde] daarom gehouden is de door
[eiser] gemaakte kosten voor het vervangen van de motor te betalen en de andere door [eiser] gevorderde schadeposten te vergoeden. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is en wijst de vorderingen van [eiser] toe. Hierna wordt toegelicht waarom.
Non-conformiteit van de BMW
4.2.
Bij de beoordeling of er sprake is van non-conformiteit geldt als uitgangspunt dat een afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. [2] Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. [3]
4.3.
Gezien de gedingstukken en het verhandelde ter zitting, staat tussen partijen niet ter discussie dat sprake is van een smeergebrek als gevolg waarvan een metallisch slijtageproces is opgetreden waarbij ijzerdeeltjes van de distributieketting in de motorolie terecht zijn gekomen waardoor beschadigingen aan de motor van de BMW zijn ontstaan en dat de motor van de BMW als gevolg van deze slijtageschade op 31 oktober 2021 is vastgelopen. Beoordeeld moet worden of deze slijtageschade ten tijde van de (ver)koop van de BMW aanwezig was.
4.4.
[eiser] stelt dat er sprake is van slijtageschade aan de motor die ten tijde van de koop van de BMW ook al aanwezig was en verwijst daarbij naar het onderzoeksrapport van [onderneming 4] . De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] met dit rapport heeft aangetoond dat er ten tijde van de (ver)koop van de BMW sprake was van slijtageschade aan de motor. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
[onderneming 4] heeft vastgesteld – en tussen partijen staat niet ter discussie – dat door een smeergebrek metallisch contact is opgetreden tussen de draaiende delen van de motor, waardoor ijzerdeeltjes van de distributieketting in de motorolie terecht is gekomen.
[onderneming 4] heeft de olie die [onderneming 3] tijdens haar onderzoek uit de motor van de BMW heeft opgevangen laten analyseren door [onderneming 5] , en heeft op basis van de resultaten van het door [onderneming 5] uitgevoerde laboratoriumonderzoek geconstateerd dat de BMW met erg verouderde motorolie met van de distributieketting afkomstige ijzerdeeltjes heeft gereden. De ijzerdeeltjes zijn uiteindelijk tussen de lagers van de motor terecht gekomen, waardoor een langzaam werkend slijtageproces in de motor optreedt (zie onder 2.10).
Niet is weersproken dat het hiervoor beschreven slijtageproces als gevolg waarvan op enig moment schade aan de motor optreedt een langdurig proces is, terwijl [eiser] de BMW slechts zes weken in zijn bezit had toen de motor vastliep als gevolg van slijtageschade. Het is dan ook niet aannemelijk dat dit slijtageproces in de motor van de BMW ten tijde van de koop nog niet was aangevangen en pas in de korte periode van zes weken is ontstaan.
4.5.
De stelling van [gedaagde] dat [onderneming 1] in haar rapportage tot de gevolgtrekking komt dat de oorzaak van het vastlopen van de motor niet is gelegen aan te weinig olie en/of oude smering, berust op een onjuiste lezing van die rapportage. Immers, [onderneming 1] heeft in haar rapportage onder meer genoteerd dat door een te schrale smering de drijfstangjagers beschadigd zijn.
4.6.
De stelling van [gedaagde] dat [onderneming 3] in haar factuur van 15 december 2021 oordeelt dat het gebrek ten tijde van de verkoop niet aanwezig was maar later is ontstaan, omdat [onderneming 3] in deze factuur vermeldt dat geen sprake is van oud zeer, verwerpt de kantonrechter. Immers, de passage “dit is geen oud zeer” in deze factuur ziet op de lagerkap in de krukas die is gaan meedraaien en daarna gelijk is vast gelast. Deze passage ziet dus niet op de oorzaak van het vastlopen van de lagertap in de krukas en het moment van het bestaan van die oorzaak.
4.7.
De stelling van [gedaagde] dat de conclusie van [onderneming 4] is gebaseerd op
onjuiste uitgangspunten, namelijk dat er sprake is van een smeergebrek
door achterstallig onderhoud, is onvoldoende onderbouwd. [gedaagde] heeft niet aangetoond dat de motorolie tussen 2014 en 2021 is ververst. De twee facturen waar [gedaagde] op wijst [4] , hebben beide betrekking op het jaar 2021. Er zijn geen stukken voorhanden waaruit blijkt dat de motorolie in de jaren daarvóór ook is ververst. Dat de motorolie in 2021 is ververst, doet aan de bevinding van [onderneming 4] op basis van de laboratoriumonderzoeksresultaten van [onderneming 5] dat er oude motorolie in de motor aanwezig was niet af. Uit de olieanalyse die [onderneming 4] heeft laten uitvoeren blijkt immers dat er in de motor oude olie zat, en deze verouderde olie met ijzerdeeltjes heeft geleid tot de slijtageschade in de motor. De geanalyseerde olie is de olie die de door [gedaagde] ingeschakelde BMW-dealer [onderneming 3] uit de motor heeft afgetapt en was dus de olie die ten tijde van het stilvallen van de motor in de motor zat.
4.8.
Omdat [eiser] heeft aangetoond dat de slijtageschade aan de motor van de BMW aanwezig was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst, is het wettelijke bewijsvermoeden [5] waar [eiser] zich (ook) op beroept niet (meer) van belang. Het wettelijk bewijsvermoeden en de stellingen die partijen daarover hebben ingenomen hoeven daarom niet besproken te worden.
4.9.
Het verweer van [gedaagde] dat zij in bewijsnood is geraakt doordat de motor is vervangen en de oude motor niet meer voorhanden is, wordt verworpen. [gedaagde] heeft immers al ruim de mogelijkheid gehad om de motor te onderzoeken. De BMW heeft van 7 november 2021 tot en met 12 januari 2022 bij [gedaagde] gestald gestaan. Zij is in deze periode in de gelegenheid geweest om zelf de BMW te (laten) onderzoek en (de oorzaak van) het gebrek vast te stellen en om zo eventueel aan te tonen dat het gebrek niet ten tijde van de (ver)koop aanwezig was. [gedaagde] heeft van die gelegenheid ook gebruik gemaakt en heeft de BMW door [onderneming 3] laten onderzoeken. Het komt voor rekening en risico van [gedaagde] dat zij (althans [onderneming 3] , de door haar ingeschakelde deskundige) op basis van de door haar in die periode gekozen onderzoeksmethode(n) de slijtageschade en de oorzaak daarvan niet heeft kunnen constateren.
4.10.
Gelet op het bouwjaar, de kilometerstand ten tijde van de koop, de koopprijs van de BMW, de tot 20 september 2022 geldige APK-keuring en de mededeling van [gedaagde] bij het sluiten van de overeenkomst dat de BMW goed is onderhouden, mocht [eiser] in redelijkheid verwachten dat de motor van de BMW goed zou functioneren. Hij hoefde in ieder geval niet te verwachten dat de motor, dat een essentieel onderdeel is van een auto, binnen een korte tijd van zes weken na de koop zou vastlopen. De BMW beantwoordt dus niet aan de overeenkomst. De non-conformiteit van de BMW staat daarmee vast.
Kosten voor het vervangen van de motor
4.11.
Omdat de BMW niet aan de overeenkomst beantwoordt, kan [eiser] op grond van artikel 7:21 lid 1 onder b BW herstel van de afgeleverde zaak eisen. [eiser] heeft [gedaagde] op 8 december 2021 en 14 december 2021 een aanmaning gestuurd, waarin hij [gedaagde] de mogelijkheid heeft gegeven om het gebrek aan de BMW binnen een termijn te herstellen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Op grond van artikel 7:21 lid 6 BW is [eiser] dan bevoegd het herstel door een derde te laten doen en de kosten daarvan op [gedaagde] als verkoper te verhalen. [eiser] heeft de motor op 21 maart 2022 door [onderneming 1] laten vervangen. [gedaagde] moet de hiervoor gemaakte kosten betalen.
4.12.
De stelling dat [gedaagde] na het door [onderneming 4] verrichte onderzoek niet meer in de gelegenheid is gesteld om het gebrek te herstellen, leidt niet tot een ander oordeel. Vaststaat dat er sprake is van slijtageschade aan de motor van de BMW die ten tijde van de (ver)koop van de BMW aanwezig was. [eiser] heeft de aanmaningen dus verstuurd toen het gebrek aanwezig was. [gedaagde] , die ten tijde van de aanmaningen over de BMW beschikte, is toen in de gelegenheid gesteld om het gebrek te herstellen. [gedaagde] heeft toen ook onderzoek laten uitvoeren naar (de oorzaak van) het gebrek en het komt voor haar rekening en risico dat (de oorzaak van) het gebrek toen niet is vastgesteld (zie overweging 4.9). Bovendien schijft de wet niet voor dat de koper pas herstel van de afgeleverde zaak mag verlangen vanaf het moment dat de (ver)koper onderzoek heeft gedaan of laten doen naar het gebrek en/of het bestaan daarvan heeft vastgesteld.
4.13.
[gedaagde] heeft weliswaar nog genoemd dat de motor ook voor een lagere prijs vervangen had kunnen worden, maar die stelling heeft zij niet met voldoende stukken onderbouwd. Immers, op de door [gedaagde] overgelegde offertes staan minder posten en daarmee dus ook minder kosten vermeld dan in de factuur van [onderneming 1] voor het vervangen van de motor van de BMW. Gesteld noch gebleken is dat die in de factuur van [onderneming 1] vermelde posten niet nodig waren voor herstel. De vordering van [eiser] tot betaling van een bedrag van € 12.756,41 voor de kosten voor het vervangen van de motor wordt dan ook toegewezen.
4.14.
[eiser] vordert de wettelijke rente over het bedrag van € 12.756,41 aan schadevergoeding. Bij een schadevergoedingsverbintenis op grond van wanprestatie, zoals in dit geval aan de orde is, treedt het verzuim in zonder ingebrekestelling. De wettelijke rente loopt dan vanaf het moment dat de verbintenis opeisbaar is. De vordering tot schadevergoeding is opeisbaar wanneer de schade geacht moet worden te zijn geleden. In dit geval is dat op het moment dat [eiser] de kosten moest betalen aan [onderneming 1] . [eiser] heeft op 25 maart 2022 een factuur van [onderneming 1] ontvangen, die binnen acht dagen betaald moest worden. Dat betekent dat [eiser] de kosten voor het vervangen van de motor uiterlijk op 3 april 2022 aan [onderneming 1] verschuldigd was. Op dat moment is de vordering tot betaling van de schadevergoeding ook opeisbaar geworden. [gedaagde] is met ingang van 3 april 2022 wettelijke rente verschuldigd over de kosten voor het vervangen van de motor, zijnde het bedrag van € 12.756,41. De kantonrechter wijst de wettelijke rente met ingang van 3 april 2022 toe.
De overige schadeposten
4.15.
Naast de vervangende schadevergoeding voor het vervangen van de motor van de BMW, vordert [eiser] ook schade die hij heeft geleden als gevolg van het stilvallen van de BMW en het niet kunnen gebruiken van de BMW door het gebrek. Het gaat om de door [eiser] betaalde wegenbelasting, verzekeringspremies, bedankjes voor het lenen van een auto van derden (zijnde kosten van vervangend vervoer), de kosten voor het deskundigenonderzoek van [onderneming 4] en de buitengerechtelijke incassokosten.
In het lichaam van de dagvaarding worden ook de kosten voor het transport van de stilgevallen BMW naar [onderneming 1] genoemd, maar deze kosten worden in het petitum van de dagvaarding niet gevorderd. Gelet op artikel 23 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), worden deze kosten daarom ook niet besproken.
Wegenbelasting, verzekeringspremies en bedankjes
4.16.
[eiser] heeft in de periode van ongeveer vijf maanden, te weten van de periode van 31 oktober 2021 tot en met 21 maart 2022, € 575,00 aan wegenbelasting en € 475,00 aan verzekeringspremies betaald, terwijl hij de BMW in die periode niet heeft kunnen gebruiken vanwege het gebrek. Ook heeft [eiser] gedurende deze vijf maanden auto’s van derden moeten lenen en heeft hij als dank hiervoor soms de tank van de geleende auto gevuld. In totaal vordert [eiser] voor deze bedankjes een bedrag van € 350,00. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen deze schadeposten. Ook de hoogte van de bedragen heeft zij niet betwist. De kantonrechter wijst daarom de vorderingen tot betaling van zowel de wegenbelasting en de verzekeringspremies [6] als de bedankjes toe.
Kosten deskundigenonderzoek [onderneming 4]
4.17.
[eiser] vordert een bedrag van € 822,80 voor het deskundigenonderzoek dat [onderneming 4] heeft uitgevoerd. Deze kosten zijn gemaakt ter vaststelling van de (oorzaak van de) schade. De kantonrechter is van oordeel dat deze kosten redelijk zijn en in redelijkheid zijn gemaakt. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW komen deze kosten dan ook voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten worden daarom toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.18.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 902,56 aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief uitgaande van een bedrag van € 12.756,41 als hoofdsom en wordt daarom toegewezen.
Conclusie
4.19.
Omdat [gedaagde] een BMW heeft geleverd die ten tijde van de (ver)koop een gebrek in de motor had en daarmee niet aan de koopovereenkomst beantwoordt, is zij toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting uit de overeenkomst. Daarom is zij gehouden de door [eiser] gevorderde schadevergoeding te betalen. De kantonrechter wijst in totaal het volgende bedrag toe:
- kosten voor het vervangen van de motor
€ 12.756,41
- wegenbelasting en verzekeringspremies
€ 1.050,00
- bedankjes
€ 350,00
- kosten deskundigenonderzoek [onderneming 4]
€ 822,80
- buitengerechtelijke incassokosten
€ 902,56
Totaal
€ 15.881,77
Proceskosten
4.20.
[gedaagde] heeft ongelijk gekregen en wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dit betekent dat [gedaagde] haar eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten van [eiser] aan hem moet betalen. Tot aan dit vonnis worden de kosten van [eiser] vastgesteld op:
- dagvaarding € 133,39
- griffierecht € 693,00
- salaris gemachtigde €
792,00(2 punten x tarief € 396,00)
Totaal € 1.618,39
4.21.
De door [eiser] gevorderde nakosten en de daarover gevorderde wettelijke rente worden toegewezen op de hierna te bepalen wijze.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.22.
[eiser] vordert dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat [eiser] het vonnis direct kan (laten) uitvoeren, als [gedaagde] niet aan het vonnis voldoet. Of het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, moet worden beoordeeld door een afweging van de belangen van partijen.
[eiser] wordt als degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom verkrijgt, vermoed het vereiste belang te hebben bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad [7] . Gesteld noch gebleken is van een belang van [gedaagde] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten. Daarom kan niet worden gezegd dat het belang van [gedaagde] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten zwaarder weegt dat het belang van [eiser] om direct over te kunnen gaan tot uitvoering van het vonnis. Daarom wordt het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [gedaagde] kan dus niet wachten met het voldoen aan het vonnis in de periode dat tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als zij hoger beroep heeft ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist.
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 15.881,77, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 12.756,41 vanaf 3 april 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten; zij moet aan [eiser] zijn proceskosten betalen, tot dit vonnis vastgesteld op € 1.618,39;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.

Voetnoten

1.Zie productie 1 van [eiser] , zijnde een uittreksel uit een register van de Kamer van Koophandel.
2.Artikel 7:17 lid 1 BW.
3.Artikel 7:17 lid 2 BW.
4.Productie 24 bij de dagvaarding.
5.Het wettelijke bewijsvermoeden staat in artikel 7:18 lid 2 van het oude BW, geldend voor overeenkomsten die zijn gesloten tot en met 26 april 2022.
6.De kantonrechter heeft hierbij het arrest van de Hoge Raad van 5 december 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BF1042) in acht genomen.
7.Zie het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:688).