ECLI:NL:RBMNE:2023:3556
Rechtbank Midden-Nederland
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde woning; vaststelling waarde onroerende zaak en proceskostenveroordeling
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 6 december 2022. Eiseres ontving voor het jaar 2022 een aanslag voor de onroerende-zaakbelasting (OZB) voor haar woning, waarvan de waarde door de heffingsambtenaar op 1 januari 2021 is vastgesteld op € 275.000,-. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond, waarna zij in beroep ging. De rechtbank heeft het beroep op 15 maart 2023 behandeld, waarbij beide partijen via MsTeams aanwezig waren.
De woning betreft een agrarische bedrijfswoning uit 1726 met een gebruiksoppervlakte van 425 m2. Eiseres betwist de vastgestelde waarde en stelt dat deze op € 224.000,- moet worden vastgesteld, terwijl de heffingsambtenaar de waarde handhaaft. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning te hoog is vastgesteld en stelt deze zelf vast op € 240.000,-. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die op € 2.266,- zijn vastgesteld.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, en bepaalt dat de heffingsambtenaar de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig moet verlagen. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en openbaar uitgesproken op 11 juli 2023.