ECLI:NL:RBMNE:2023:349

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
10267112 UV EXPL 23-7
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van woning na ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en Stichting Portaal. [Eiseres] had een woning gehuurd van Portaal, maar de huurovereenkomst was op 16 november 2022 ontbonden door de bodemrechter vanwege ernstige tekortkomingen in de nakoming van haar verplichtingen als huurder. De bodemrechter had de ontruiming uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar [eiseres] was het daar niet mee eens en had hoger beroep ingesteld. In het kort geding vorderde [eiseres] dat de executie van het vonnis van de bodemrechter zou worden geschorst, omdat zij hoogzwanger was en met minderjarige kinderen in de woning verbleef.

De kantonrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen. [Eiseres] voerde aan dat de uitvoerbaarheid bij voorraad niet voldoende gemotiveerd was door de bodemrechter, terwijl Portaal stelde dat [eiseres] geen verweer had gevoerd tegen de uitvoerbaarheid bij voorraad in de bodemprocedure. De kantonrechter oordeelde dat de belangen van Portaal bij het doorzetten van de ontruiming zwaarder wogen dan die van [eiseres]. De kantonrechter wees de vorderingen van [eiseres] af en bevestigde dat zij de woning en de parkeerplaats vóór 18 januari 2023 moest ontruimen. Tevens werd [eiseres] veroordeeld in de proceskosten van Portaal, die tot dat moment waren begroot op € 747,00 aan salaris voor de gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10267112 UV EXPL 23-7 aw/1370
Kort geding vonnis van 25 januari 2023
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. F.S. Jansen,
tegen:
de stichting
Stichting Portaal,
gevestigd te Utrecht ,
verder ook te noemen: Portaal ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. T.J. de Groot.

1.De procedure

Hoe de procedure is verlopen, blijkt uit het volgende:
  • de dagvaarding met 2 producties is op 5 januari 2023 bij Portaal bezorgd,
  • [eiseres] heeft de aanvullende producties 3 en 4 toegestuurd en de op 10 januari 2023 aan Portaal betekende dagvaarding in het hoger beroep,
  • Portaal heeft de producties 1 tot en met 7 toegestuurd,
  • de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 januari 2023. Verschenen zijn: mevr. [eiseres] , vergezeld van haar gemachtigde mr. F.S. Jansen en de heer [Partner] , partner van [eiseres] . Voor Portaal is verschenen haar gemachtigde, mr. T.J. de Groot. Van wat er is besproken heeft de griffier aantekening gemaakt. Mr. De Groot heeft een pleitnota overgelegd. Aan het slot van de zitting heeft de kantonrechter meegedeeld dat op 25 januari 2023 vonnis zal worden gewezen en dat de vordering van [eiseres] in dat vonnis zal worden afgewezen.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft van Portaal gehuurd de woning en de parkeerplaats aan de [adres] respectievelijk [Huisnummer] in [woonplaats] (hierna aangeduid als: de woning, en: de parkeerplaats).
2.2.
Bij vonnis van 16 november 2022 heeft de kantonrechter te Utrecht op vordering van Portaal de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en [eiseres] veroordeeld om de woning en de parkeerplaats binnen 28 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen (zaaknummer 9712485 UC EXPL 22-1368). De veroordelingen in het vonnis, waaronder de veroordeling tot ontruiming, zijn op vordering van Portaal door de kantonrechter uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Over die uitvoerbaarheid bij voorraad is in het vonnis, onder de beoordeling, de volgende overweging opgenomen:
“Uitvoerbaar bij voorraad
4.16.
Dit vonnis zal, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Dat wil zeggen dat een eventueel hoger beroep het vonnis niet opschort.”
2.3.
Portaal heeft het onder 2.2. genoemde vonnis bij exploot van 14 december 2022 aan [eiseres] betekend en zij heeft daarbij de ontruiming aangezegd tegen 18 januari 2023.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter, bij wege van voorlopige voorziening en bij uitvoerbaar verklaard vonnis, Portaal zal veroordelen om:
I. de executie van het vonnis van de kantonrechter in Utrecht van 16 november 2022 te staken en gestaakt te houden, althans gedurende de tijd dat het hoger beroep daartegen nog loopt, althans gedurende een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn;
II. zulks binnen twee dagen na dagtekening van het vonnis schriftelijk aan [eiseres] te bevestigen;
III. aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 10.000,00 bij overtreding van het onder I. genoemde verbod;
IV. aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag na het verstrijken van die termijn dat niet is voldaan aan het onder II. genoemde;
V. de proceskosten aan [eiseres] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag – samengevat – dat zij het niet eens is met het vonnis van de kantonrechter in Utrecht van 16 november 2022 (hierna: het vonnis van de bodemrechter) en dat zij daartegen hoger beroep heeft ingesteld. De bodemrechter heeft de veroordelingen op vordering van Portaal uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar die beslissing is in het vonnis van de bodemrechter niet gemotiveerd. [eiseres] heeft een spoedeisend en zwaarwegend belang bij de staking van de ontruiming, omdat zij hoogzwanger is en in de woning verblijft met haar minderjarige kinderen. Portaal heeft daarentegen geen spoedeisend en zwaarwegend belang bij het doorzetten van de ontruiming. De belangenafweging, die nog moet worden gemaakt volgens de maatstaf in het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026), moet volgens [eiseres] in haar voordeel uitvallen.
3.3.
Portaal voert als verweer – samengevat – aan dat [eiseres] bij de bodemrechter geen verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad. Het is vreemd dat zij dan wel vanwege die uitvoerbaarheid bij voorraad met succes een executiegeschil zou kunnen opwerpen. Bij toepassing van de maatstaf van de Hoge Raad moet worden uitgegaan van de beslissing en de feiten in het vonnis van de bodemrechter. Daarnaast zijn na het vonnis van de bodemrechter zijn een aantal relevante, nieuwe feiten opgekomen die ook meegewogen moeten worden. De conclusie van de belangenafweging moet volgens Portaal zijn dat het belang van Portaal bij het voortzetten van de ontruiming zwaarder moet wegen dan het belang van [eiseres] om langer van de woning gebruik te kunnen maken. Portaal concludeert dan ook tot afwijzing van de vordering.

4.De beoordeling

4.1.
Beoordeeld moet worden of de door Portaal aangevangen executie van het vonnis van de bodemrechter moet worden geschorst wegens zwaarwegende belangen aan de zijde van [eiseres] , waarvoor de belangen van Portaal bij de voortzetting van de executie zouden moeten wijken.
4.2.
De Hoge Raad heeft een maatstaf voor die door de rechter te maken belangenafweging gegeven die, voor zover hier van belang, het volgende inhoudt.
“a. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand, zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
b. Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf in een incident of in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
c. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser of verzoeker, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering of verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken”Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026, r.o. 5.8).
4.3.
De bodemrechter heeft haar beslissing om de veroordeling tot ontruiming uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, in het vonnis niet (expliciet) gemotiveerd. De beslissing om de gevorderde ontbinding en ontruiming toe te wijzen en daarbij een ontruimingstermijn toe te kennen van 28 dagen is door de bodemrechter wèl uitvoerig gemotiveerd. De bodemrechter heeft daarbij de wederzijdse belangen van partijen afgewogen. Volgens het Hof te Amsterdam kan die motivering ten aanzien van de gevorderde ontbinding en ontruiming en de ontruimingstermijn echter niet gelden als een (impliciete) motivering van de beslissing om de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, ook niet in het geval dat de gedaagde partij in de bodemprocedure tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring geen verweer heeft gevoerd. Bij een executiegeschil moet de rechter in die situatie zelfstandig de belangen van partijen afwegen, volgens de maatstaf van de Hoge Raad in zijn arrest van 20 december 2019 (vgl. Gerechtshof Amsterdam 13 april 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1037, r.o. 3.4. en 3.5.).
4.4.
Dit betekent dat de belangenafweging plaats moet vinden aan de hand van de vaststellingen, oordelen en beslissingen in het vonnis van de bodemrechter en de nieuwe, door partijen in deze kort geding procedure gestelde feiten en omstandigheden die zich na dat vonnis hebben voorgedaan en die voor de belangenafweging relevant zijn.
4.5.
De bodemrechter heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde toegewezen wegens ernstige tekortkomingen van [eiseres] in de nakoming van haar verplichtingen als huurder, te weten (1) het niet hebben van haar hoofdverblijf in de woning, (2) overbewoning en ingebruikgeving van het gehuurde aan derden en (3) het veroorzaken van ernstige en structurele overlast voor omwonenden. De bodemrechter heeft geoordeeld dat de aard en ernst van die tekortkomingen de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen rechtvaardigt, waarbij de bodemrechter de belangen van Portaal als verhuurder en de belangen van [eiseres] als huurder heeft afgewogen. Omdat de tekortkomingen van [eiseres] zien op het veroorzaken van ernstige, langdurige overlast voor omwonenden (mede als gevolg van het niet hebben van haar hoofdverblijf in de woning, het ingebruikgeven van de woning aan derden en overbewoning) volgt daaruit al dat Portaal een zwaarwegend belang heeft bij de uitvoerbaarheid bij voorraad van de veroordeling tot ontruiming. De bodemrechter heeft bij de beslissing om de gevorderde ontbinding en ontruiming toe te wijzen meegewogen dat Portaal veel moeite heeft gedaan om een andere oplossing te vinden dan een ontruiming om aan de overlast door [eiseres] een einde te maken. Ook heeft de bodemrechter in de belangenafweging meegenomen dat [eiseres] zwanger is en met kinderen in het gehuurde woont alsook dat Portaal onbetwist heeft gesteld dat [eiseres] en haar kinderen bij een ontruiming niet dakloos zullen raken omdat de gemeente voor opvang zal zorgen. De bodemrechter heeft vanwege de persoonlijke omstandigheden van [eiseres] een langere ontruimingstermijn dan gebruikelijk bepaald: 28 in plaats van 14 dagen. Die vastgestelde feiten, oordelen en beslissingen van de bodemrechter zijn evenzeer van belang voor de te maken belangenafweging ten aanzien van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het ontruimingsvonnis. De kantonrechter is op basis van het vonnis van de bodemrechter dan ook van oordeel dat de belangen van Portaal bij het doorzetten van de ontruiming, op basis van de verkregen uitvoerbaarheid bij voorraad van de veroordeling tot ontruiming, zwaarder moeten wegen dan de belangen van [eiseres] bij schorsing van de ontruiming totdat in het hoger beroep is beslist.
4.6.
Portaal heeft in deze kort geding procedure als nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd dat er op 12 december 2022 een explosie heeft plaatsgevonden in of bij de woning, waarbij er schade is toegebracht aan de voordeur en de gevel van de woning en aan een nabijgelegen auto. Daardoor is het gevoel van angst en onveiligheid bij omwonenden volgens Portaal nog toegenomen. [eiseres] heeft ter zitting op vragen van de kantonrechter verklaard dat zij thuis was toen de explosie plaatsvond en dat zij daarvan erg is geschrokken. Die explosie duidt erop dat de overlast voor de omwonenden na het vonnis van de bodemrechter voortduurt en dat die overlast onverminderd ernstig is. Verder heeft Portaal onbetwist gesteld dat [eiseres] inmiddels andere woonruimte heeft, namelijk een tijdelijke opvangplek in een [Organisatie] . Zij kan daar met haar kinderen terecht en zij krijgt daar de hulpverlening die zij nodig heeft. Het betreft een tijdelijke opvang en volgens Portaal is daarom niet uitgesloten dat [eiseres] , mocht zij dat willen, op termijn terug zal kunnen keren naar de regio [plaats] . [eiseres] heeft ter zitting verklaard dat zij onlangs een intakegesprek heeft gehad voor het [Organisatie] . Ook heeft zij toegelicht dat de bevalling op 1 maart aanstaande zal plaatsvinden. Die door partijen gestelde nieuwe feiten en omstandigheden kunnen naar het oordeel van de kantonrechter niet tot de conclusie leiden dat [eiseres] een zwaarwegend belang heeft bij de door haar gevorderde schorsing van de ontruiming en dat dat belang nu zwaarder zou moeten wegen dan het belang van Portaal bij het doorzetten van de ontruiming, integendeel. Na het vonnis van de bodemrechter is aan [eiseres] inderdaad vervangende woonruimte aangeboden, terwijl er geen einde is gekomen aan de ernstige overlast voor de omwonenden.
4.7.
[eiseres] heeft zelf als nieuw feit nog aangevoerd dat zij inmiddels hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de bodemrechter. Dat is echter een feit dat geen rol speelt bij de belangenafweging die de kantonrechter in deze kort geding procedure moet maken: de kantonrechter mag daarbij namelijk niet vooruitlopen op de mogelijke uitkomst van het hoger beroep. In aanmerking wordt genomen dat geen sprake is van een kennelijke misslag in het vonnis van de bodemrechter.
4.8.
De conclusie luidt dan ook dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen. Dit betekent dat zij de woning en de parkeerplaats moet ontruimen en verlaten vóór 18 januari 2023 en dat Portaal als [eiseres] dat niet doet, de gedwongen ontruiming op 18 januari 2023 mag doorzetten, volgens de aanzegging die [eiseres] van de deurwaarder heeft ontvangen.
4.9.
[eiseres] heeft ongelijk gekregen. Zij wordt daarom in de kosten veroordeeld. Zij moet haar eigen proceskosten dragen en de proceskosten van Portaal betalen. De proceskosten van Portaal worden tot vandaag begroot op € 747,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Portaal , tot vandaag begroot op € 747,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.