ECLI:NL:RBMNE:2023:338

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
549656
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van detacheringsovereenkomst en toegang tot werkplek tijdens re-integratie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vorderde eiseres, werkzaam bij een uitvoeringsorganisatie van de gemeente, toegang tot haar werkzaamheden en de afgifte van haar laptop en telefoon na een beëindiging van haar detacheringsovereenkomst door de inlener. De detachering was oorspronkelijk aangegaan voor re-integratie-doeleinden, maar werd tussentijds beëindigd door de inlener vanwege vermeende problemen in de samenwerking en communicatie. Eiseres stelde dat er geen redelijke grond was voor de opzegging en dat de ontzegging van toegang tot het terrein van de inlener schadelijk was voor haar reputatie en re-integratie. De voorzieningenrechter oordeelde dat de inlener in redelijkheid de detacheringsovereenkomst had kunnen beëindigen, gezien de verslechterde communicatie en samenwerking. De primaire vorderingen van eiseres werden afgewezen, maar de subsidiaire vordering tot toegang tot het terrein voor sollicitaties werd toegewezen. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van de inlener.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
handelskamer
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/549656 / KG ZA 22-619
Vonnis in kort geding van 2 februari 2023
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. J.H.M. Nijhuis te Rotterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
[gedaagde] ,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: het [gedaagde] ,
advocaat: mr. V. Stavleu te 's-Gravenhage.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 januari 2023 met 8 producties
- de conclusie van antwoord van 18 januari 2023 met 9 producties
- de aanvullende producties 9 en 10 van [eiseres]
- de mondelinge behandeling op 19 januari 2023 waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
- de pleitnota van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is in dienst van uitvoeringsorganisatie gemeente [gemeente 1] , [gemeente 2] en [gemeente 3] ( [gemeente 1 t/m 3] ) voor de functie van [functie 1] . In het kader van haar re-integratie is [eiseres] na bemiddeling door tussenpersoon [ondeneming] met ingang van 8 maart 2022 voor zes maanden gedetacheerd bij het [gedaagde] , afdeling [afdeling] ( [afdeling] ), team [team 1] . Daartoe is een detacheringsovereenkomst gesloten tussen [eiseres] , [gemeente 1 t/m 3] en het [gedaagde] . Het doel van de detachering was het vervullen van werkzaamheden van de functie van [functie 2] , volgens een opbouwplan van 20 naar 32 uur per week. [eiseres] ontvangt haar salaris van [gemeente 1 t/m 3] als uitlener. Het [gedaagde] , de inlener, betaalt [gemeente 1 t/m 3] geen vergoeding voor de werkzaamheden van [eiseres] , maar stelt wel een laptop en een mobiele telefoon aan [eiseres] beschikbaar.
2.2.
Mevrouw [A] is hoofd van de afdeling [afdeling] bij het [gedaagde] . De heer [B] is coördinator van team [team 1] .
2.3.
De detacheringsovereenkomst is via een addendum op 8 september 2022 onder dezelfde voorwaarden verlengd voor zes maanden, tot 8 maart 2023. Op dat moment is [eiseres] voor 32 uur per week werkzaam bij het [gedaagde] . In het addendum is afgesproken dat [eiseres] in de tweede detacheringsperiode werkzaamheden zal verrichten in de flexibele schil binnen de afdeling [afdeling] en dat zij zich zal bezighouden met de verbetering van processen. Vanaf september 2022 is [eiseres] haar werkzaamheden voor team [team 1] gaan afbouwen en gestart met werkzaamheden voor het nieuw opgerichte team [team 2] ( [team 2] ). [eiseres] heeft hierover afspraken gemaakt met de coördinator van team [team 1] , [B] , en de coördinator van team [team 2] , de heer
[C] .
2.4.
Op 10 november 2022 hebben de beide coördinatoren en [eiseres] een gesprek gevoerd over de verdeling van haar taken tussen de twee teams. Dit gesprek is beëindigd met de mededeling van [eiseres] dat zij eerst goed moet nadenken over wat zij zelf wil en dat zij hierop nog zou terugkomen.
2.5.
Daarna heeft op 1 december 2022 een gesprek plaatsgevonden tussen [eiseres] , [A] en [B] . [B] heeft [eiseres] er toen op geattendeerd dat hij met haar concrete afspraken wilde maken over haar inzet bij team [team 1] en het afbouwen van de werkzaamheden. Daarbij heeft [B] een aantal punten genoemd die niet goed lopen en aangegeven dat hij signalen heeft gekregen dat de samenwerking met het team [team 3] niet optimaal was. [B] wilde concrete afspraken maken over de inzet van [eiseres] , maar dat is tijdens dit gesprek niet gelukt.
2.6.
Op 12 december 2022 heeft een evaluatiegesprek plaatsgevonden tussen [eiseres] en [A] , in aanwezigheid van coördinatoren [B] en [C] en mevrouw [D] van [ondeneming] . Tijdens dit gesprek heeft [A] meegedeeld dat de detachering wordt beëindigd, waarna de coördinatoren het gesprek hebben verlaten. Tijdens het vervolggesprek raakte [eiseres] emotioneel, waarbij zij haar laptop en telefoon heeft ingeleverd. Uiteindelijk heeft [A] aan [eiseres] gevraagd de kamer te verlaten en gezegd dat zij anders de beveiliging zal inschakelen. [eiseres] heeft vervolgens de kamer verlaten. [A] heeft [eiseres] daarna direct uit dienst gemeld en haar account laten afsluiten.
2.7.
Op 14 december 2022 heeft de gemachtigde van [eiseres] het [gedaagde] per e-mail gesommeerd de laptop en telefoon weer aan [eiseres] ter beschikking te stellen, haar toegang tot geven tot haar account en in de gelegenheid te stellen de werkzaamheden te hervatten. Het [gedaagde] heeft hieraan geen gehoor gegeven.
2.8.
Op 16 december 2022 heeft het [gedaagde] [eiseres] per brief, die ook als e-mail is verzonden, het volgende meegedeeld:
“(..)
Omdat er geen verbetering optrad en de samenwerking en communicatie verder achteruitgingen, wilde jouw leidinggevende [A] het geplande evaluatiegesprek van 12 december jl. (met jou en mevrouw [D] van [ondeneming] ) gebruiken om de gevolgen van het uitblijven van verbetering te bespreken. De bedoeling van dit gesprek was om samen te beslissen per welke datum we de detacheringsovereenkomst tussentijds konden beëindigen. Reden voor de tussentijdse beëindiging is dat in redelijkheid niet van het [gedaagde] verlangd kan worden de detachering voort te laten duren nu de samenwerking en communicatie verder verslechterden.
Gelet op jouw zeer emotionele en dreigende reactie in het gesprek van 12 december 2022, richting mevrouw [A] en collega’s, heeft mevrouw [A] aangegeven, dat jouw werkzaamheden per direct eindigen. Naast het feit dat je tegen de coördinator bent uitgevallen en hem zwart hebt gemaakt bij collega’s, heb je [A (voornaam)] dreigend toegesproken en heb je haar beschuldigd van vals gedrag.
Vervolgens heeft mevrouw [A] je gevraagd de eigendommen van het [gedaagde] , zoals de laptop, telefoon en Rijkspas direct in te leveren en het terrein te verlaten.
Met deze brief bevestig ik dat het [gedaagde] de detacheringsovereenkomst op grond van de hierboven weergegeven redelijke grond opzegt. Gezien jouw gedrag kan van het [gedaagde] in redelijkheid niet gevergd worden de detachering te continueren. Met inachtneming van de overeengekomen opzegtermijn van één maand, eindigt de detacheringsovereenkomst hiermee op 16 januari 2023.
Tevens bevestig ik dat je gedurende deze opzegtermijn bent vrijgesteld van werk. Vanwege deze vrijstelling van werk heb je geen [gedaagde] -telefoon of -laptop nodig en heb je geen toegang tot het [gedaagde] -terrein of - account.
(..)”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – na wijziging van eis – de veroordeling van het [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad tot:
Primair:
afgifte aan [eiseres] van de door het [gedaagde] ingenomen laptop en telefoon;
toelating van [eiseres] tot de overeengekomen werkzaamheden;
tot betaling van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat het [gedaagde] niet voldoet aan het gevorderde onder a) en b);
tot betaling van € 5.000,- als voorschot op de schadevergoeding uit hoofde van immaterieel letsel;
veroordeling van het [gedaagde] in de proceskosten;
Subsidiair:
- het toestaan dat [eiseres] het terrein en het gebouw van het [gedaagde] betreedt voor sollicitaties en na het vinden van een andere passende functie, die functie te vervullen.
3.2.
[eiseres] legt hieraan ten grondslag dat er geen reden is voor een tussentijdse opzegging van de detacheringsovereenkomst. Verder is de ontzegging van de toegang diffamerend en schaadt dit de goede naam van [eiseres] bij haar collega’s en mogelijk zelfs bij haar werkgever. [eiseres] lijdt door het optreden dan wel de wanprestatie van het [gedaagde] immateriële schade.
3.3.
Het [gedaagde] voert verweer. Het [gedaagde] concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] . Subsidiair verzoekt het [gedaagde] de hervatting van de werkzaamheden en/of de afgifte van de telefoon en/of laptop aan [eiseres] op te schorten tot iedere beslissing in de bodemprocedure en het voorschot op immateriële schadevergoeding op nihil te stellen. Daarnaast heeft het [gedaagde] primair en subsidiair verzocht om veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Het [gedaagde] stelt dat een spoedeisend belang ontbreekt. Het [gedaagde] wijst erop dat [eiseres] onverkort inkomen ontvangt van haar werkgever. Voor het belang bij re-integratie moet [eiseres] zich richten tot haar werkgever, niet tot het [gedaagde] . Niet is gebleken dat [eiseres] er alles aan heeft gedaan haar re-integratie met haar werkgever voort te zetten. Verder stelt het [gedaagde] dat het gedrag van [eiseres] voor haar onacceptabel is, waardoor van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de detacheringsovereenkomst te laten voortduren. [eiseres] maakt daarom geen aanspraak op werkhervatting bij het [gedaagde] en afgifte aan haar van de telefoon en/of laptop. [eiseres] kan verder geen aanspraak maken op immateriële schadevergoeding, zodat zij ook geen aanspraak kan maken op een voorschot daarop.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang en toetsingskader in kort geding
4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vorderingen, waaronder de vordering tot toelating tot de overeengekomen werkzaamheden tijdens re-integratie. De omstandigheid dat de werkgever van [eiseres] haar loon blijft doorbetalen, doet daar niet aan af. Met het oog op haar verdere re-integratiemogelijkheden heeft [eiseres] voldoende spoedeisend belang bij de vorderingen.
4.2.
Daarbij geldt dat voor toewijzing van de door [eiseres] gevorderde voorzieningen het in hoge mate waarschijnlijk moet zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Beoordeeld dient dus te worden of al dan niet (hoogst) aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat het [gedaagde] op 16 december 2022 de detacheringsovereenkomst met [eiseres] en [gemeente 1 t/m 3] zonder redelijke grond heeft opgezegd en [eiseres] de toegang tot het [gedaagde] -terrein heeft ontzegd.
Voldoende aannemelijk dat voortzetting van de detacheringsovereenkomst in redelijkheid niet van het [gedaagde] gevergd kon worden?
4.3.
Op grond van artikel 11 onder b van de detacheringsovereenkomst kan de overeenkomst tussentijds worden beëindigd. Dit kan onder meer door schriftelijke opzegging door één van de partijen met een opzegtermijn van één maand, in geval niet in redelijkheid van haar gevergd kan worden deze overeenkomst voort te zetten.
4.4.
Uit de overgelegde stukken, waaronder de door het [gedaagde] overgelegde verslagen van gesprekken op 10 november 2022 en 1 december 2022, en uit de toelichting van partijen tijdens de zitting, komt naar voren dat voorafgaand aan het gesprek op 12 december 2022 tussen het [gedaagde] en [eiseres] al problemen in de communicatie en de samenwerking zijn ontstaan. Zo heeft [eiseres] tijdens het gesprek op 10 november 2022 met de coördinatoren van beide teams waar zij voor werkt, [B] en [C] , aangegeven dat zij wil nadenken over het voortzetten van haar werkzaamheden en hierop zou terugkomen, waarna zij het gesprek heeft verlaten. Zowel [B] als [C] hebben verklaard dat [eiseres] daarop niet meer zelf is teruggekomen.
4.5.
Uit het verslag van [B] van het gesprek dat op 1 december 2022 met [eiseres] heeft plaatsgevonden, in aanwezigheid van [A] , blijkt dat [B] [eiseres] op verschillende punten heeft aangesproken. Onder meer dat zij niet is teruggekomen op het gesprek van 10 november 2022, dat de bereikbaarheid en afspraken over aanwezigheid op kantoor niet fijn verliepen en dat er signalen kwamen over de samenwerking met het team [team 3] , dat die niet optimaal was. [B] schrijft daarover dat [eiseres] geen commentaar had op zijn vragen en opmerkingen. [A] meldt in haar gespreksverslag dat [eiseres] daarna de kamer heeft verlaten met de mededeling dat zij niet weet of ze de samenwerking nog wil voortzetten.
4.6.
Vervolgens blijkt uit de verslagen van [A] , [D] en [B] dat het gesprek op 12 december 2022 is geëscaleerd nadat [A] had meegedeeld dat de detacheringsovereenkomst beëindigd zou worden. [eiseres] heeft [B] daarna in aanwezigheid van collega’s beschuldigd dat zij door zijn toedoen wordt ontslagen. [eiseres] heeft [A] gezegd dat zij vals is en niet te vertrouwen. Verder blijkt uit de verslagen dat [eiseres] de gespreksruimte en het [gedaagde] -gebouw uiteindelijk pas heeft verlaten toen [A] had gezegd dat zij anders de beveiliging zou inschakelen. Het verslag van het gesprek op 12 december 2022 dat door [A] is opgesteld, komt op hoofdlijnen overeen met de weergave van dit gesprek in de verslagen van [B] , [C] en [D] . [D] schrijft in haar notitie van het gesprek dat [eiseres] haar telefoon op tafel gooide om haar spullen in te leveren, dat [eiseres] daarna [B] op de werkvloer in het bijzijn van collega’s met hoge emoties zwart heeft gemaakt, en [A] vervolgens heeft beschuldigd dat zij vals is. Juist omdat [D] niet werkzaam is bij het [gedaagde] , is er geen reden om aan haar weergave van het gesprek te twijfelen. Gelet op het verloop van deze drie gesprekken, waarbij [eiseres] in het laatste gesprek ernstige beschuldigingen in de richting van haar leidinggevenden heeft geuit, is het voorshands voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat de communicatie en samenwerking zodanig is verslechterd, dat van het [gedaagde] in redelijkheid niet gevergd kan worden de detacheringsovereenkomst voort te zetten.
4.7.
Dit betekent dat de primaire vordering, tot afgifte van de laptop en de telefoon, en tot toelating tot de werkzaamheden, zal worden afgewezen. De voorzieningenrechter komt daarom ook niet meer toe aan een beoordeling of er een grond is voor een voorschot op een schadevergoeding. Bij het voorgaande is meegewogen dat ook [eiseres] ter zitting heeft erkend dat de verhouding met de hiervoor genoemde personen zodanig is verstoord dat re-integratie op die werkplek niet meer mogelijk is, terwijl [ondeneming] de bemiddelingsovereenkomst met [gemeente 1 t/m 3] waar het gaat om [eiseres] heeft beëindigd. Ook daarom ligt toewijzing van de vordering niet in de rede.
4.8.
Over de subsidiaire vordering, toestaan dat [eiseres] het terrein en het gebouw van het [gedaagde] betreedt in het kader van haar sollicitatiepogingen, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Voor zover [eiseres] bedoelt dat om die reden de detacheringsovereenkomst moet voortduren tot 8 maart 2023, wordt zij daarin onder verwijzing naar de overwegingen hiervoor niet gevolgd. Voor zover het gaat om de feitelijke toegang in verband met (lopende) sollicitaties en contacten, is van belang dat uit het verweer van het [gedaagde] niet blijkt welk risico of nadeel is te verwachten van de aanwezigheid van [eiseres] op het terrein en in het gebouw van het [gedaagde] . De voorzieningenrechter acht het daarom in deze kort geding procedure onvoldoende aannemelijk dat het bezoeken van het [gedaagde] -gebouw en het [gedaagde] -terrein door [eiseres] voor sollicitaties en/of het verrichten van een andere passende functie, mede gezien de omvang van de organisatie, niet van het [gedaagde] gevergd kan worden. De voorzieningenrechter zal de subsidiaire vordering voor zover die ziet op de feitelijke toegang daarom toewijzen.
Proceskosten4.9. [eiseres] is de partij die (overwegend) ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om een proceskostenveroordeling op grond van artikel 7:658b lid 6 Burgerlijk Wetboek achterwege te laten, zoals [eiseres] ter zitting heeft verzocht. Deze bepaling gaat over de situatie dat een werknemer onder overlegging van een deskundigenoordeel van het UWV een vordering instelt tegen haar werkgever tot nakoming van diens re-integratieverplichtingen, als bedoeld in artikel 7:658a lid 2 BW. Die situatie is hier niet aan de orde. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van het [gedaagde] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.079,00
(tarief handels kort geding)
Totaal
1.755,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de primaire vorderingen van [eiseres] af;
5.2.
wijst de subsidiaire vordering van [eiseres] in zoverre toe dat het [gedaagde] moet toestaan dat [eiseres] het terrein en het gebouw van het [gedaagde] betreedt in het kader van haar sollicitatiepogingen en na het vinden van een andere passende functie, die functie te vervullen en wijst de vordering voor het overige af;
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van het [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.755,00, waarvan € 1.079,00 aan salaris gemachtigde;
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F.A. van Buitenen en in het openbaar uitgesproken op
2 februari 2023.