ECLI:NL:RBMNE:2023:3344
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een vergoeding op grond van een inleenovereenkomst na arbeidsverhouding met uitzendkracht
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een uitzendbureau, aangeduid als [eisende partij], en een bouwbedrijf, aangeduid als [gedaagde]. De kern van het geschil betreft de toekenning van een vergoeding op basis van een inleenovereenkomst, omdat de opdrachtgever, [gedaagde], binnen een jaar na de aanvang van de terbeschikkingstelling een arbeidsverhouding met de uitzendkracht, [uitzendkracht], is aangegaan. De eisende partij vorderde een bedrag van € 14.649,72 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, op grond van de algemene voorwaarden die van toepassing waren op de inleenovereenkomst.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juni 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een inleenovereenkomst was gesloten op 25 juli 2022, waarbij [eisende partij] [uitzendkracht] ter beschikking stelde aan [gedaagde]. De overeenkomst bevatte een bepaling die de opdrachtgever verplichtte een vergoeding te betalen indien hij binnen een jaar na de terbeschikkingstelling een arbeidsverhouding met de uitzendkracht aangaat. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] deze verplichting niet is nagekomen, omdat [uitzendkracht] na beëindiging van zijn dienstverband bij [eisende partij] werkzaamheden voor [gedaagde] heeft verricht.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de algemene voorwaarden van [eisende partij] van toepassing zijn en dat de uitleg van de term 'arbeidsverhouding' in dit geval ook werkzaamheden als zelfstandige omvat. De vordering van [eisende partij] is toegewezen, waarbij [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 13.003,28, inclusief buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. Tevens is [gedaagde] in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.