4.3Het oordeel van de rechtbank
De verklaring van verdachte, voor zover hier van belang, inhoudende:
Op 30 juli 2022 bevond ik mij omstreeks 21.30 uur naast de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Ik stond daar tussen twee gesloten hekken. Ik heb toen met bloempotten en planten gegooid. Ook heb bij die woning fietsen op de grond gegooid.
De verklaring van getuige [getuige 1] , voor zover hier van belang, inhoudende:
Ik ben de eigenaar van een woning op de [adres] te [woonplaats] . Ik heb deze woning verhuurd aan een man en een vrouw (…). Op zaterdag 30 juli 2022 omstreeks 14:00 uur heb ik mijn pand voor het laatst in goede staat gezien (…). Toen wij daar omstreeks 21:45 uur aankwamen (…),. Ik zag direct dat er kapot glas op de grond aan de voorzijde van mijn woning lag. Ik zag daarnaast dat er aan diezelfde voorzijde twee ramen kapot waren. Ook zag ik dat de kozijnen aan de voorgevel van mijn pand beschadigd waren door ik denk brand. Ik zag dat de kozijnen zwart verkleurd waren.
De verklaring van getuige [getuige 2] , voor zover hier van belang, inhoudende:
Ik woon aan de [adres] te [woonplaats] .”(…) Op zaterdag 30 juli 2022 (…). Omstreeks 20:45 uur zaten wij in de tuin. Wij waren hier met [getuige 3] , ik [getuige 4] en [getuige 5] . Later kwam ook [getuige 6] nog bij ons zitten. (…) Omstreeks 21:05 uur (…) zag ik dat dezelfde man (…) weer terug was.
Tijdens het 112 gesprek hoorde ik eens het herkenbare geluid van glas gerinkel. Ik hoorde dat er heel veel glas werd verbroken. Later bleek dat dit de ruiten van mijn woning waren. Ook hoorde ik tijdens het telefoongesprek dat de man riep in het Engels, ''I will burn you down!'' Ik weet zeker dat hij dit riep naar ons. Ik herkende de stem als dezelfde stem als die ik gisteren had gehoord. Door deze uitspraken werd ik erg bang.
Ik zag dat de ruiten van mijn woning compleet vernield waren. Ook zag ik dat er brandschade was aan mijn woning. Ik vroeg aan een brandweerman of er brand was gesticht. Ik hoorde hem zeggen dat er inderdaad brand was geweest.
De verklaring van getuige [getuige 3] , voor zover hier van belang, inhoudende:
Op 30 juli 2022 (…)(…) mijn vriendin en ik waren met twee buren van ons in de tuin aan het barbecueën. (…) Vervolgens hoorde ik het geluid van brekende bloempotten en glas, vanaf de straat vandaan komen. (…) Ik hoorde dat het glasgerinkel tot ongeveer 20 a 25 minuten door ging. Hierdoor voelde ik mij beangstigd.
Vervolgens hoorde ik dat de verdachte zei dat we naar buiten toe moesten komen en dat hij anders de woning in brand zou steken. Ik was bang toen ik dat hoorde.
Ik zag ook dat het voorraam van onze woning was vernield. Het raam is ongeveer 1 meter hoog bij 1 meter breed. Ik zag dat het glas er gesmolten uit zag en dat het over de kozijnen heen was gedropen. Ik vermoed dat de verdachte hier ook achter zit, maar dit heb ik niet gezien. Eerder dreigde hij namelijk om de woning in brand te steken, als wij niet naar buiten toe zouden komen.
De verklaring van getuige [getuige 5] , voor zover hier van belang, inhoudende:
Op zaterdag 30 juli 2022, rond 20:30 uur, was ik in de tuin van mijn woning op de [adres] in [woonplaats] . De tuin grenst ook aan andere woningen. Ik was daar samen met [getuige 4] , [getuige 3] en [getuige 2] .(…) Toen [getuige 2] met de politie aan het bellen was, hoorde ik dat de man onze fietsen, die in de straat stonden, op de grond gooide.
Ik hoorde dat de man steeds harder ging schreeuwen. Ik hoorde glasgerinkel. Ik hoorde dat er opnieuw fietsen op de grond werden gegooid en ik hoorde dat de man in het Engels schreeuwde: ‘ik ga jullie in brand steken’. Ik werd toen echt bang. Ik had echt het idee dat de man mij iets aan wilde doen, door al het geluid en geschreeuw wat de man maakte.
Ik zag een brandweerauto staan. Ik keek om mij heen en zag dat het raam van het huis van [getuige 3] en [getuige 2] verbrand was. Ik zag dat de ramen kapot waren en de onderkant van de ramen zwart waren. Ik zag dat de brandweer het huis in ging. Ik zag dat in het huis een (1) grote ravage was.
De verklaring van getuige [getuige 6] , voor zover hier van belang, inhoudende:
Op zaterdag 30 juli 2022 omstreeks 21:00 uur, was ik thuis. Ik woon op de [adres] in [woonplaats] .”Ik zag in de achtertuin buren staan. (…) De buren vertelden dat er een man was (…) dat deze man hen op dat moment zou bedreigen. (…) Ik hoorde dat iemand bij de ingangsdeur van de binnentuin stond. (…) Ik hoorde een mannenstem die schreeuwend bedreigingen uitte.
Ik hoorde dat hij de volgende dingen zei: "I'am going to burn you all in here." "I'am going to kill you.(…)
Ik hoorde de man continu schreeuwen en bonken, ik hoorde glasgerinkel. (…) Toen de politie de man had aangehouden en weg was zag ik bij de metalen ingangsdeur dat het glas van het raam naar de hal kapot was. (…) Ook zag ik bij datzelfde kapotte raam, aan de kant van de straat donkere brandplekken op het kozijn. Ik rook een brandgeur. (…) Ik zag ook drie aanstekers bij de glasscherven liggen, die daar normaal niet liggen.
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , voor zover hier van belang, inhoudende:
In onderhavig onderzoek werd door [getuige 4] op 30 juli 2022 een verklaring afgelegd. Uit deze verklaring is af te leiden dat zij zich zeer angstig en bedreigd heeft gevoeld. Op 10 augustus 2022 heb ik telefonisch contact met [getuige 4] op genomen.
V :ik las iets over dat jullie fietsen gegooid waren, is daar schade ontstaan?
A: (…)Wel was er schade aan de fiets van [getuige 5] .
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , voor zover hier van belang, inhoudende:
Op zaterdag 30 juli 2022 21.23 uur, kreeg ik (…) de opdracht te gaan naar de [adres] te [woonplaats] (…) ter plaatse zag ik dat er zich een groot zwart hek van ongeveer 2,5 meter hoog tussen mij en de verdachte bevond.
Ik hoorde dat er een luide pieptoon afging, vermoedelijk afkomstig van een brandalarm uit de woning. Ik zag dat er rondom het kozijn van de woning vlammen brandden. Ik zag dat het glas van het raam was gebroken. Ik zag dat er een man in eerste instantie met zijn rug naar mij toe stond. Ik zag dat er op dat moment geen andere personen aanwezig waren in de steeg bij het voornoemde pand.
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , voor zover hier van belang, inhoudende:
Omstreeks 21:23 uur kregen wij de opdracht (…) om met spoed te gaan naar de [adres] te [woonplaats] . Aldaar zou een man over het hek geklommen zijn (…).
Ter plaatse zag ik dat achter het hek, aan de zijde van de [adres] te [woonplaats] , rook en vlammen te zien waren. (…) Ik rook de geur van brand. Ik zag dat achter het hek een man stond. (…) Ik zag dat de man aan de zijde van de [kerk] stond. Ik zag dat het glas van het raam van de eerste woning na het hek, er volledig uit lag. Ik zag dat het raamkozijn wit van kleur was. Ik zag dat er onderzijde van het raamkozijn, in de brand stond. Ik zag dat er vlammen uit de onderzijde van het raamkozijn kwamen.
De bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (forensisch onderzoek woning), voor zover hier van belang, inhoudende:
Op 31 juli kwamen wij naar aanleiding van een brandstichting voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] te [woonplaats] . (…) Aldaar had een brandstichting plaatsgevonden (…).
Wij zagen dat het een rijtjeswoning betrof welke vanaf de openbare weg niet vrij toegankelijk was. Wij zagen dat de steeg van beide zijden was afgesloten met een slotvast toegangshek.
Wij zagen dat het grootste gedeelte van de ruiten was gebroken. Wij zagen aan de breuklijnen dat dit door mechanisch uitgeoefend geweld was gebeurt (mogelijk door inslaan/gooien).
Op het houten raamkozijn, aan de onderzijde van het raam, zagen wij verschillende zwartverblakeringen welke veroorzaakt waren door hitte-inwerking.
(…) de woning is in een steeg gesitueerd met meerdere aanpandige woningen. Door het verbreken van de ruiten kon de brand eventueel naar binnen slaan en de gordijnen doen ontbranden waarna een grote rook ontwikkeling ontstaat en de brand zich in de woning verder uit kan breiden. Gezien de locatie was het niet eenvoudig om dicht genoeg bij te komen voor de brandweer om tot een snelle repressie van de brand te komen.
Uit de beschreven situatie en het aangetroffen brandbeeld bleek dat bij deze brand gemeen gevaar voor goederen was te duchten.
Feit 1: bewijsoverwegingen brandstichting
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 30 juli 2022 omstreeks 20:30 uur aanwezig was in de [straat] te [woonplaats] . Verdachte heeft dat ter terechtzitting ook bekend. Verdachte heeft echter ontkend dat hij daar brand heeft gesticht.
De rechtbank acht evenwel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het kozijn in brand heeft gestoken. Hierbij heeft de rechtbank gelet op de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] ,dat er op het moment van aanhouding geen andere personen in de door hekken afgesloten steeg aanwezig waren, alsmede op voornoemde getuigenverklaringen van de omwonenden.
Verdachte wordt brandstichting als bedoeld in artikel 157, aanhef, onder 1 van het Wetboek van Strafrecht ten laste gelegd. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte opzettelijk brand heeft gesticht en of, als gevolg daarvan, gemeen gevaar voor goederen was te duchten.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met behulp van een aansteker het houten kozijn van de woning opzettelijk in brand heeft gestoken.
Uit de getuigenverklaringen van de omwonenden blijkt dat verdachte verschillende keren heeft geroepen dat hij voornemens was om de woning in brand te steken. Uit de verklaringen van de politie blijkt dat verdachte direct naast het brandende kozijn van de woning is aangetroffen. Op de plaats delict zijn door de politie voorts vier aanstekers aangetroffen.
De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat er door de brandstichting een gemeen gevaar voor goederen was te duchten. Om in rechte te kunnen vaststellen dat sprake is van een gemeen gevaar voor goederen, vereist de Hoge Raad dat uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen volgt dat het gemeen gevaar voor goederen ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest (ECLI:NL:HR:2010:BN8840, r.o. 2.4). Het forensisch onderzoek dat na de brandstichting is uitgevoerd, wijst uit dat de brand naar binnen had kunnen slaan en dat het voor de brandweer niet eenvoudig was geweest om een brand op deze locatie (in een nauwe steeg) snel te bestrijden. Het forensisch onderzoek concludeert dat sprake was van een gemeen gevaar voor goederen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake was van een gemeen gevaar voor de woning en voor de goederen die zich in de woning bevonden. De rechtbank is voorts van oordeel dat het gemeen gevaar voor goederen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Feit 2: bewijsoverwegingen bedreiging
De rechtbank acht op basis van de in de bewijsmiddelen opgenomen verklaringen de bedreiging van de heer [getuige 3] , mevrouw [getuige 2] en de heer [getuige 5] wettig en overtuigend bewezen. De uitlatingen van verdachte “
I am going to burn you”, “
I am going to burn you all in here”, “
I am going to kill you”, of soortgelijke bewoordingen, moeten worden aangemerkt als een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en/of als een bedreiging met brandstichting.
Feit 3: bewijsoverwegingen vernieling
De rechtbank acht, gelet op de in de bewijsmiddelen opgenomen getuigenverklaringen en de bekennende verklaring van verdachte hieromtrent, de vernieling van bloempotten en planten wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte heeft ter terechtzitting eveneens bekend dat hij met fietsen heeft gegooid. Gelet ook op de verklaring van mevrouw [getuige 4] dat hierdoor daadwerkelijk schade is ontstaan aan de fiets van de heer [getuige 5] acht de rechtbank ook de beschadiging van deze fiets wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij de ramen van de woning heeft ingegooid.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat ook het vernielen van de ramen van de woning wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank overweegt daartoe dat de heer [getuige 3] , mevrouw [getuige 2] en de heer [getuige 5] duidelijk hebben verklaard dat zij het geluid van glasgerinkel hebben gehoord op het moment dat verdachte in de steeg aanwezig was. Uit de verklaringen van de verbalisanten die vervolgens ter plaatse kwamen blijkt dat de ruiten in het raam waren gebroken en dat verdachte op het moment van aanhouding als enige in de door hekken afgesloten steeg aanwezig was. Tot slot blijkt uit het forensisch onderzoek dat het grootste gedeelte van de ruiten was gebroken en dat de breuklijnen uitwijzen dat sprake was van mechanisch uitgeoefend geweld, mogelijk door inslaan of gooien. Daarmee staat het voor de rechtbank vast dat verdachte de ruiten heeft ingegooid.