ECLI:NL:RBMNE:2023:330

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
16/192460-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting, bedreiging en vernieling in Utrecht met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 31 januari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting, bedreiging en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 juli 2022 in Utrecht opzettelijk brand heeft gesticht aan een woning, waarbij hij een aansteker gebruikte om het houten kozijn in brand te steken. Dit leidde tot gemeen gevaar voor goederen. Daarnaast heeft de verdachte meerdere personen bedreigd met de woorden 'I am going to burn you down' en heeft hij bloempotten, planten en een fiets vernield. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische opname van maximaal 12 maanden en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft het advies van de psycholoog overgenomen, die had geadviseerd de feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen vanwege zijn psychische problemen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/192460-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 november 2022 en 17 januari 2023. Op laatstgenoemde terechtzitting heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. E.W. van Voolen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
(primair) op 30 juli 2022 te [woonplaats] opzettelijk brand heeft gesticht aan de woning aan de [adres] dan wel (subsidiair) dat hij toen heeft geprobeerd om opzettelijk brand te stichten aan die woning;
feit 2:
op 30 juli 2022 te Utrecht personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting;
feit 3:
op 30 juli 2022 te Utrecht een of meer bloempotten en/of planten en/of fietsen en/of ramen van een woning heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2 en 3 laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft met betrekking tot alle drie de feiten geen (bewijs)verweer gevoerd.
Verdachte heeft het onder 1 en 2 ten laste gelegde ter terechtzitting ontkend.
Verdachte heeft met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde bekend dat hij op 30 juli 2022 bloempotten en planten heeft vernield en dat hij fietsen op de grond heeft gegooid. Verdachte heeft ontkend dat hij de ramen van de woning heeft vernield.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte, voor zover hier van belang, inhoudende:
Op 30 juli 2022 bevond ik mij omstreeks 21.30 uur naast de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Ik stond daar tussen twee gesloten hekken. Ik heb toen met bloempotten en planten gegooid. Ook heb bij die woning fietsen op de grond gegooid. [2]
De verklaring van getuige [getuige 1] , voor zover hier van belang, inhoudende:
Ik ben de eigenaar van een woning op de [adres] te [woonplaats] . Ik heb deze woning verhuurd aan een man en een vrouw (…). Op zaterdag 30 juli 2022 omstreeks 14:00 uur heb ik mijn pand voor het laatst in goede staat gezien (…). Toen wij daar omstreeks 21:45 uur aankwamen (…),. Ik zag direct dat er kapot glas op de grond aan de voorzijde van mijn woning lag. Ik zag daarnaast dat er aan diezelfde voorzijde twee ramen kapot waren. Ook zag ik dat de kozijnen aan de voorgevel van mijn pand beschadigd waren door ik denk brand. Ik zag dat de kozijnen zwart verkleurd waren. [3]
De verklaring van getuige [getuige 2] , voor zover hier van belang, inhoudende:
Ik woon aan de [adres] te [woonplaats] .” [4] (…) Op zaterdag 30 juli 2022 (…). Omstreeks 20:45 uur zaten wij in de tuin. Wij waren hier met [getuige 3] , ik [getuige 4] en [getuige 5] . Later kwam ook [getuige 6] nog bij ons zitten. (…) Omstreeks 21:05 uur (…) zag ik dat dezelfde man (…) weer terug was. [5]
Tijdens het 112 gesprek hoorde ik eens het herkenbare geluid van glas gerinkel. Ik hoorde dat er heel veel glas werd verbroken. Later bleek dat dit de ruiten van mijn woning waren. Ook hoorde ik tijdens het telefoongesprek dat de man riep in het Engels, ''I will burn you down!'' Ik weet zeker dat hij dit riep naar ons. Ik herkende de stem als dezelfde stem als die ik gisteren had gehoord. Door deze uitspraken werd ik erg bang. [6]
Ik zag dat de ruiten van mijn woning compleet vernield waren. Ook zag ik dat er brandschade was aan mijn woning. Ik vroeg aan een brandweerman of er brand was gesticht. Ik hoorde hem zeggen dat er inderdaad brand was geweest. [7]
De verklaring van getuige [getuige 3] , voor zover hier van belang, inhoudende:
Op 30 juli 2022 (…) [8] (…) mijn vriendin en ik waren met twee buren van ons in de tuin aan het barbecueën. (…) Vervolgens hoorde ik het geluid van brekende bloempotten en glas, vanaf de straat vandaan komen. (…) Ik hoorde dat het glasgerinkel tot ongeveer 20 a 25 minuten door ging. Hierdoor voelde ik mij beangstigd.
Vervolgens hoorde ik dat de verdachte zei dat we naar buiten toe moesten komen en dat hij anders de woning in brand zou steken. Ik was bang toen ik dat hoorde.
Ik zag ook dat het voorraam van onze woning was vernield. Het raam is ongeveer 1 meter hoog bij 1 meter breed. Ik zag dat het glas er gesmolten uit zag en dat het over de kozijnen heen was gedropen. Ik vermoed dat de verdachte hier ook achter zit, maar dit heb ik niet gezien. Eerder dreigde hij namelijk om de woning in brand te steken, als wij niet naar buiten toe zouden komen. [9]
De verklaring van getuige [getuige 5] , voor zover hier van belang, inhoudende:
Op zaterdag 30 juli 2022, rond 20:30 uur, was ik in de tuin van mijn woning op de [adres] in [woonplaats] . De tuin grenst ook aan andere woningen. Ik was daar samen met [getuige 4] , [getuige 3] en [getuige 2] .(…) Toen [getuige 2] met de politie aan het bellen was, hoorde ik dat de man onze fietsen, die in de straat stonden, op de grond gooide. [10]
Ik hoorde dat de man steeds harder ging schreeuwen. Ik hoorde glasgerinkel. Ik hoorde dat er opnieuw fietsen op de grond werden gegooid en ik hoorde dat de man in het Engels schreeuwde: ‘ik ga jullie in brand steken’. Ik werd toen echt bang. Ik had echt het idee dat de man mij iets aan wilde doen, door al het geluid en geschreeuw wat de man maakte.
Ik zag een brandweerauto staan. Ik keek om mij heen en zag dat het raam van het huis van [getuige 3] en [getuige 2] verbrand was. Ik zag dat de ramen kapot waren en de onderkant van de ramen zwart waren. Ik zag dat de brandweer het huis in ging. Ik zag dat in het huis een (1) grote ravage was. [11]
De verklaring van getuige [getuige 6] , voor zover hier van belang, inhoudende:
Op zaterdag 30 juli 2022 omstreeks 21:00 uur, was ik thuis. Ik woon op de [adres] in [woonplaats] .”Ik zag in de achtertuin buren staan. (…) De buren vertelden dat er een man was (…) dat deze man hen op dat moment zou bedreigen. (…) Ik hoorde dat iemand bij de ingangsdeur van de binnentuin stond. (…) Ik hoorde een mannenstem die schreeuwend bedreigingen uitte.
Ik hoorde dat hij de volgende dingen zei: "I'am going to burn you all in here." "I'am going to kill you.(…) [12]
Ik hoorde de man continu schreeuwen en bonken, ik hoorde glasgerinkel. (…) Toen de politie de man had aangehouden en weg was zag ik bij de metalen ingangsdeur dat het glas van het raam naar de hal kapot was. (…) Ook zag ik bij datzelfde kapotte raam, aan de kant van de straat donkere brandplekken op het kozijn. Ik rook een brandgeur. (…) Ik zag ook drie aanstekers bij de glasscherven liggen, die daar normaal niet liggen. [13]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , voor zover hier van belang, inhoudende:
In onderhavig onderzoek werd door [getuige 4] op 30 juli 2022 een verklaring afgelegd. Uit deze verklaring is af te leiden dat zij zich zeer angstig en bedreigd heeft gevoeld. Op 10 augustus 2022 heb ik telefonisch contact met [getuige 4] op genomen.
V :ik las iets over dat jullie fietsen gegooid waren, is daar schade ontstaan?
A: (…)Wel was er schade aan de fiets van [getuige 5] . [14]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , voor zover hier van belang, inhoudende:
Op zaterdag 30 juli 2022 21.23 uur, kreeg ik (…) de opdracht te gaan naar de [adres] te [woonplaats] (…) ter plaatse zag ik dat er zich een groot zwart hek van ongeveer 2,5 meter hoog tussen mij en de verdachte bevond.
Ik hoorde dat er een luide pieptoon afging, vermoedelijk afkomstig van een brandalarm uit de woning. Ik zag dat er rondom het kozijn van de woning vlammen brandden. Ik zag dat het glas van het raam was gebroken. Ik zag dat er een man in eerste instantie met zijn rug naar mij toe stond. Ik zag dat er op dat moment geen andere personen aanwezig waren in de steeg bij het voornoemde pand. [15]
Verdachte: [verdachte] [16]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , voor zover hier van belang, inhoudende:
Omstreeks 21:23 uur kregen wij de opdracht (…) om met spoed te gaan naar de [adres] te [woonplaats] . Aldaar zou een man over het hek geklommen zijn (…).
Ter plaatse zag ik dat achter het hek, aan de zijde van de [adres] te [woonplaats] , rook en vlammen te zien waren. (…) Ik rook de geur van brand. Ik zag dat achter het hek een man stond. (…) Ik zag dat de man aan de zijde van de [kerk] stond. Ik zag dat het glas van het raam van de eerste woning na het hek, er volledig uit lag. Ik zag dat het raamkozijn wit van kleur was. Ik zag dat er onderzijde van het raamkozijn, in de brand stond. Ik zag dat er vlammen uit de onderzijde van het raamkozijn kwamen. [17]
De bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (forensisch onderzoek woning), voor zover hier van belang, inhoudende:
Op 31 juli kwamen wij naar aanleiding van een brandstichting voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] te [woonplaats] . (…) Aldaar had een brandstichting plaatsgevonden (…).
Wij zagen dat het een rijtjeswoning betrof welke vanaf de openbare weg niet vrij toegankelijk was. Wij zagen dat de steeg van beide zijden was afgesloten met een slotvast toegangshek.
Wij zagen dat het grootste gedeelte van de ruiten was gebroken. Wij zagen aan de breuklijnen dat dit door mechanisch uitgeoefend geweld was gebeurt (mogelijk door inslaan/gooien). [18]
Op het houten raamkozijn, aan de onderzijde van het raam, zagen wij verschillende zwartverblakeringen welke veroorzaakt waren door hitte-inwerking.
(…) de woning is in een steeg gesitueerd met meerdere aanpandige woningen. Door het verbreken van de ruiten kon de brand eventueel naar binnen slaan en de gordijnen doen ontbranden waarna een grote rook ontwikkeling ontstaat en de brand zich in de woning verder uit kan breiden. Gezien de locatie was het niet eenvoudig om dicht genoeg bij te komen voor de brandweer om tot een snelle repressie van de brand te komen. [19]
Uit de beschreven situatie en het aangetroffen brandbeeld bleek dat bij deze brand gemeen gevaar voor goederen was te duchten. [20]
Feit 1: bewijsoverwegingen brandstichting
Daderschap
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 30 juli 2022 omstreeks 20:30 uur aanwezig was in de [straat] te [woonplaats] . Verdachte heeft dat ter terechtzitting ook bekend. Verdachte heeft echter ontkend dat hij daar brand heeft gesticht.
De rechtbank acht evenwel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het kozijn in brand heeft gestoken. Hierbij heeft de rechtbank gelet op de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] ,dat er op het moment van aanhouding geen andere personen in de door hekken afgesloten steeg aanwezig waren, alsmede op voornoemde getuigenverklaringen van de omwonenden.
Brandstichting
Verdachte wordt brandstichting als bedoeld in artikel 157, aanhef, onder 1 van het Wetboek van Strafrecht ten laste gelegd. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte opzettelijk brand heeft gesticht en of, als gevolg daarvan, gemeen gevaar voor goederen was te duchten.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met behulp van een aansteker het houten kozijn van de woning opzettelijk in brand heeft gestoken.
Uit de getuigenverklaringen van de omwonenden blijkt dat verdachte verschillende keren heeft geroepen dat hij voornemens was om de woning in brand te steken. Uit de verklaringen van de politie blijkt dat verdachte direct naast het brandende kozijn van de woning is aangetroffen. Op de plaats delict zijn door de politie voorts vier aanstekers aangetroffen.
De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat er door de brandstichting een gemeen gevaar voor goederen was te duchten. Om in rechte te kunnen vaststellen dat sprake is van een gemeen gevaar voor goederen, vereist de Hoge Raad dat uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen volgt dat het gemeen gevaar voor goederen ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest (ECLI:NL:HR:2010:BN8840, r.o. 2.4). Het forensisch onderzoek dat na de brandstichting is uitgevoerd, wijst uit dat de brand naar binnen had kunnen slaan en dat het voor de brandweer niet eenvoudig was geweest om een brand op deze locatie (in een nauwe steeg) snel te bestrijden. Het forensisch onderzoek concludeert dat sprake was van een gemeen gevaar voor goederen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake was van een gemeen gevaar voor de woning en voor de goederen die zich in de woning bevonden. De rechtbank is voorts van oordeel dat het gemeen gevaar voor goederen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest.
Feit 2: bewijsoverwegingen bedreiging
De rechtbank acht op basis van de in de bewijsmiddelen opgenomen verklaringen de bedreiging van de heer [getuige 3] , mevrouw [getuige 2] en de heer [getuige 5] wettig en overtuigend bewezen. De uitlatingen van verdachte “
I am going to burn you”, “
I am going to burn you all in here”, “
I am going to kill you”, of soortgelijke bewoordingen, moeten worden aangemerkt als een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en/of als een bedreiging met brandstichting.
Feit 3: bewijsoverwegingen vernieling
De rechtbank acht, gelet op de in de bewijsmiddelen opgenomen getuigenverklaringen en de bekennende verklaring van verdachte hieromtrent, de vernieling van bloempotten en planten wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte heeft ter terechtzitting eveneens bekend dat hij met fietsen heeft gegooid. Gelet ook op de verklaring van mevrouw [getuige 4] dat hierdoor daadwerkelijk schade is ontstaan aan de fiets van de heer [getuige 5] acht de rechtbank ook de beschadiging van deze fiets wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij de ramen van de woning heeft ingegooid.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat ook het vernielen van de ramen van de woning wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank overweegt daartoe dat de heer [getuige 3] , mevrouw [getuige 2] en de heer [getuige 5] duidelijk hebben verklaard dat zij het geluid van glasgerinkel hebben gehoord op het moment dat verdachte in de steeg aanwezig was. Uit de verklaringen van de verbalisanten die vervolgens ter plaatse kwamen blijkt dat de ruiten in het raam waren gebroken en dat verdachte op het moment van aanhouding als enige in de door hekken afgesloten steeg aanwezig was. Tot slot blijkt uit het forensisch onderzoek dat het grootste gedeelte van de ruiten was gebroken en dat de breuklijnen uitwijzen dat sprake was van mechanisch uitgeoefend geweld, mogelijk door inslaan of gooien. Daarmee staat het voor de rechtbank vast dat verdachte de ruiten heeft ingegooid.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 30 juli 2022 te [woonplaats] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur van een aansteker in aanraking te brengen met een kozijn van een woning, gelegen aan de [adres] , ten gevolge waarvan dat kozijn gedeeltelijk is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
2.
op 30 juli 2022 te [woonplaats] [getuige 3] en [getuige 2] en [getuige 5] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting,
door die [getuige 3] en [getuige 2] en [getuige 5] dreigend de woorden toe te voegen: "I
am going to burn you down" en/of "I am going to burn you al in here" en/of "I am
going to kill you";
3.
op 30 juli 2022 te [woonplaats] opzettelijk en wederrechtelijk bloempotten en planten en een fiets en ramen van de woning gelegen aan de [adres] , die geheel of ten dele aan [getuige 3] en/of [getuige 2] en/of [getuige 5] en/of [getuige 1] toebehoorden, heeft vernield en/of beschadigd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder 1 primairbewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het
onder 2bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting, meermalen gepleegd.
Het
onder 3bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een klinische opname van minimaal 1 jaar en andere door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gewezen op het Pro Justitia rapport van de psycholoog en heeft benadrukt dat de feiten in verminderde mate aan verdachte moeten worden toegerekend. De verdediging heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat een eventuele op te leggen straf beperkt moet worden tot een straf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat zijn huidige ambulante zorg volstaat en dat hij niet voornemens is om mee te werken aan een klinische opname, ook omdat hij zijn woning niet wil kwijt raken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
De steeg naast de woning aan de [adres] [woonplaats] is in de avonduren afgesloten voor het publiek. Verdachte heeft zich toegang tot die steeg verschaft door over de afgesloten hekken te klimmen. Verdachte heeft vervolgens geprobeerd om toegang te krijgen tot de gemeenschappelijke tuin van de woningen die aan de steeg zijn gelegen. Toen dat niet lukte, heeft verdachte meerdere personen die zich in die tuin bevonden, waaronder ook de bewoners van genoemde woning, op ernstige wijze bedreigd. De bedreiging zag op zowel het doden van de personen in de tuin als op brandstichting. Verdachte heeft het niet alleen gehouden bij het dreigen met brandstichting, maar heeft vervolgens ook het kozijn van de genoemde woning in brand gestoken, de ramen van de woning ingegooid en meerdere vernielingen aangericht.
Door de brandstichting is een gevaar voor de woning en de goederen die zich daarin bevonden ontstaan. Met deze brandstichting en vernielingen heeft verdachte aangetoond geen respect te hebben voor andermans goederen. Uit de verklaringen van de slachtoffers volgt dat zij de bedreigingen en het handelen van verdachte als zeer beangstigend hebben ervaren.
De persoon van verdachte
Uit het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie (strafblad) van 5 oktober 2022 blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld. Het strafblad van verdachte zal niet in strafverzwarende of -matigende zin worden meegewogen.
Naar de persoon van verdachte heeft M.G.H. van Willingenbrug, klinisch psycholoog. onderzoek verricht. In diens Pro Justitia rapport van 22 december 2022 heeft de psycholoog beschreven dat verdachte lijdt aan een posttraumatische stress stoornis, een ziekteangststoornis en een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne, speed, lachgas en cannabis. De psycholoog verklaart dat deze stoornissen de gedragskeuzes van verdachte hebben beïnvloed en adviseert de feiten in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies van de psycholoog over. Verdachte zullen de feiten daarom in verminderde mate worden toegerekend.
De psycholoog acht de kans dat verdachte opnieuw geweldige handelingen zal plegen matig tot hoog. Verdachte is volgens de psycholoog niet in staat om zich op eigen kracht te committeren aan de juiste behandeling. De psycholoog acht voortzetting van de huidige ambulante behandelingen onvoldoende en adviseert een langer durende klinische opname op een gesloten afdeling (FPK of FVK) waar tegelijk behandeld wordt voor de verslavingsproblematiek van verdachte. Deze behandeling dient volgens de psycholoog minimaal een jaar te duren om enige mate van succes te kunnen bereiken. Daarna kan aan resocialisatie worden begonnen en kan de behandeling uiteindelijk ambulant worden voortgezet. De psycholoog adviseert om deze behandelingen op te nemen als bijzondere voorwaarden bij een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf.
De reclassering neemt het advies van de psycholoog over. De reclassering overweegt in het adviesrapport van 11 januari 2023 dat sprake is van hardnekkige psychische problematiek. Er is in het verleden een zorgmachtiging verleend en hoewel verdachte eerder (kortdurende) klinische opnames heeft doorlopen is er nog altijd sprake van psychische problematiek en middelenproblematiek. Daarnaast is sprake van een zorgmijdende houding waardoor het verdachte niet lukt om zich (langdurig) aan behandeling te committeren. De reclassering ziet dan ook meerwaarde in een langdurige klinische opname en adviseert om die opname plaats te laten vinden in een strakker (forensisch) kader met reclasseringstoezicht. De reclassering adviseert het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij reclassering;
  • opname in een zorginstelling;
  • ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • meewerken aan middelencontrole.
De reclassering heeft verdachte op 11 januari 2023 aangemeld bij het IFZ voor het verkrijgen van een indicatiestelling. Op basis van die indicatiestelling kan de DIZ voor verdachte op zoek gaan naar een geschikte kliniek.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van het feiten, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Hierbij heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de verminderde toerekenbaarheid.
De rechtbank ziet zich voor de vraag geplaatst of langdurige klinische opname in een gesloten instelling geboden is. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij niet bereid is om mee te werken aan een langdurige klinische opname en voortzetting van ambulante hulpverlening prefereert, is de rechtbank van oordeel dat gelet op het recidiverisico, dat ingeschat wordt als matig tot hoog, een langdurige klinische opname in dit geval geboden is. De constatering van de psycholoog en de reclassering dat verdachte onvoldoende in staat is om zich te committeren tot langdurige ambulante zorg is voor de rechtbank redengevend om deze langdurige klinische opname te plaatsen in een forensisch kader, met toezicht van de reclassering.
De rechtbank zal de op te leggen gevangenisstraf dan ook voor een deel in voorwaardelijke vorm opleggen en verbindt daaraan een proeftijd van 2 jaar. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de door de reclassering geadviseerde voorwaarden (met uitzondering van de kortdurende klinische opname als time-out) verbonden worden. Met deze voorwaardelijke straf en voorwaarden hoopt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Nu het aan de rechter (en niet aan de reclassering) is om in voorkomend geval een beslissing te nemen omtrent de noodzaak van een kortdurende klinisch opname als time-out bij een ambulante behandeling (HR:NL:HR:2022:1027, r.o. 2.4.1 en 2.4.1), zal de rechtbank dat onderdeel van de door de reclassering geïndiceerde bijzondere voorwaarden niet opleggen. Indien een dergelijke kortdurende klinische opname noodzakelijk blijkt te zijn, dan kan een procedure worden gestart waarbij aan de rechter wordt verzocht om de bijzondere voorwaarden te wijzigen.
Alles overwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan een gedeelde van 4 maanden voorwaardelijk, met daarbij oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden passend en geboden. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal op de op te leggen gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Deze straf is lager dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank acht deze op te leggen straf echter meer aansluiten bij straffen in soortgelijke zaken, zeker bij een verdachte die verminderd toerekenbaar is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met brandstichting, waarna verdachte die brandstichting ook daadwerkelijk heeft uitgevoerd. Gelet op die context acht de rechtbank de bedreiging in dit geval zodanig ernstig dat gezegd kan worden dat deze bedreiging een misdrijf is dat is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom dergelijke misdrijven zal begaan. Hierbij heeft de rechtbank gelet op de conclusies aangaande het recidiverisico van de psycholoog en de reclassering. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis zal worden opgeheven op het moment dat de duur van de voorlopige hechtenis gelijk is aan de duur van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 157, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
4 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen 5 dagen na diens invrijheidstelling zal melden bij GGZ Reclassering/ Fivoor Haarlem, afdeling reclassering (gevestigd Zijlweg 148-C) te Haarlem) en hij zich bij de reclassering zal blijven melden, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zal meewerken aan de aanvraag voor het opstellen van een indicatiestelling door het NIFP-IFZ. Mocht NIFP-IFZ tot de conclusie komen dat diagnostiek en/of een klinische behandeling geïndiceerd is, dient verdachte mee te werken aan de hieruit voortvloeiende plaatsing en de hierbij behorende behandelafspraken, voor de maximale duur van 12 maanden. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* zich (in het kader van nazorg) zal laten behandelen door Jellinek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* zal (in het kader van nazorg) verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld;
* zal meewerken aan controle van het gebruik van middelen om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- waarbij GGZ Reclassering Fivoor opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Dadelijk uitvoerbaar
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Vis, voorzitter, mrs. D. Riani el Achhab en A.J.P. Schotman, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 januari 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 juli 2022 te [woonplaats]
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur (van een aansteker) in aanraking te brengen
met een houten kozijn van een woning (gelegen aan de [adres] ),
althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan dat kozijn geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval
brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor die woning, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 juli 2022 te [woonplaats]
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
opzettelijk brand te stichten in/aan een woning gelegen aan de [adres] ,
met dat opzet, in elk geval met dat opzet open vuur (van een aansteker) in
aanraking heeft gebracht met een kozijn van die woning, althans met een brandbare
stof, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 30 juli 2022 te [woonplaats]
[getuige 3] en/of [getuige 2] en/of [getuige 5] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met
brandstichting,
door die [getuige 3] en/of [getuige 2] en/of [getuige 5] dreigend de woorden toe te voegen: "I
am going to burn you down" en/of "I am going bo burn you al-in here" en/of "I am
going to kill you",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op of omstreeks 30 juli 2022 te [woonplaats]
opzettelijk en wederrechtelijk een of meer bloempotten en/of planten en/of een of
meer fietsen en/of een of meer ramen van de woning gelegen aan de [adres]
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [getuige 3] en/of [getuige 2] en/of [getuige 5] en/of S. [getuige 4]
en/of [getuige 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met onderzoeksnummer MD4R022088 / 31Janus 22 (onderzoek: 31Janus22), opgemaakt door de Districtsrecherche Stad-Utrecht doorgenummerd 1 tot en met 91. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld.
2.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 januari 2023
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pag. 52
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pag. 59
5.Idem, pag. 60
6.Proces-verbaal van getuige, pag. 61
7.Idem, pag. 61
8.Proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , pag. 56
9.Idem, pag. 57
10.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] , pag. 64
11.Idem, pag. 65
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , pag. 72
13.Idem, pag. 73
14.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , pag. 70
15.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , pag. 10
16.Idem, pag. 11
17.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , pag. 12
18.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (forensisch onderzoek woning), pag. 46
19.Idem, pag. 47
20.Idem, pag. 47