In deze zaak heeft eiser, woonachtig in België, beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 29 december 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiser heeft op 15 maart 2023 een verweerschrift ontvangen van de Belastingdienst, maar beide partijen hebben ervoor gekozen om niet te worden gehoord op een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na een schriftelijke ingebrekestelling. In deze zaak is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft verweerder op 2 januari 2023 in gebreke gesteld, en heeft meer dan twee weken later, op 20 februari 2023, beroep ingesteld.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en bepaalt dat verweerder alsnog een besluit moet nemen, met een termijn van uiterlijk 1 juli 2024. Tevens wordt verweerder verplicht een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft ook verzocht om de dwangsom vast te stellen, en de rechtbank bevestigt dat de dwangsomregeling van toepassing is. Eiser krijgt een vergoeding voor de proceskosten van € 418,50 en het door hem betaalde griffierecht van € 50,- moet door verweerder worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, en is openbaar uitgesproken op 26 juni 2023. De griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.