In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 16 juni 2022 met betrekking tot de lichte toets compensatie kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft op 17 januari 2023 een verweerschrift ontvangen van verweerder, maar beide partijen hebben ervoor gekozen om niet te worden gehoord op een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat eiseres dit heeft gedaan na de ingebrekestelling van 19 december 2022. Er is geen geschil tussen partijen dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en dat verweerder alsnog een besluit moet nemen, bij voorkeur binnen twee weken na de uitspraak.
De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak van 14 april 2023 bepaald dat verweerder in soortgelijke zaken een nadere beslistermijn tot 1 juli 2024 krijgt. In deze zaak ziet de rechtbank geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Tevens wordt verweerder verplicht een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom wordt vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling.
Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald. De rechtbank kent een bedrag van € 418,50 toe voor de gemaakte kosten en bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn en is openbaar uitgesproken op 29 juni 2023.