In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 5 juli 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres heeft op 17 maart 2023 een verweerschrift ontvangen van verweerder, maar beide partijen hebben ervoor gekozen om niet te worden gehoord op een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarop gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na een schriftelijke ingebrekestelling. In deze zaak is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 2 augustus 2022 in gebreke gesteld, en heeft meer dan twee weken later, op 3 maart 2023, beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog een besluit moet nemen, en dit moet in principe binnen twee weken na verzending van de uitspraak. In bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 14 april 2023, waarin is bepaald dat verweerder in soortgelijke zaken een nadere beslistermijn krijgt tot 1 juli 2024. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft ook verzocht om de dwangsom vast te stellen, en de rechtbank legt uit hoe de dwangsomregeling in deze zaak van toepassing is. Tot slot krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten van € 418,50, en moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden.