In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 12 mei 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft op 18 maart 2023 een verweerschrift ontvangen van de Belastingdienst, maar beide partijen hebben aangegeven geen gebruik te willen maken van hun recht om gehoord te worden op een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na een schriftelijke ingebrekestelling. In deze zaak is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft verweerder bij brief van 1 juni 2022 in gebreke gesteld, en heeft meer dan twee weken later, op 6 maart 2023, beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. Verweerder moet alsnog een besluit nemen, en de rechtbank bepaalt dat dit binnen twee weken na verzending van de uitspraak moet gebeuren. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 14 april 2023, waarin is bepaald dat verweerder in soortgelijke zaken een nadere beslistermijn tot 1 juli 2024 krijgt. Tevens wordt verweerder verplicht een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald. De rechtbank kent een bedrag van € 418,50 toe voor de gemaakte kosten. Daarnaast moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en legt verweerder de genoemde verplichtingen op.