ECLI:NL:RBMNE:2023:326

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
UTR 22/2885
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag rioolheffing en de vraag naar dubbele belastingheffing in verband met waterschapsbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente De Ronde Venen over de opgelegde aanslagen rioolheffing. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, die in totaal € 664,52 bedroegen, en stelde dat er sprake was van dubbele belastingheffing omdat ook waterschapsbelasting werd geheven. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake is van dubbele belastingheffing. De rechtbank oordeelde dat de aanslag rioolheffing, opgelegd op basis van de Gemeentewet, en de waterschapsbelasting, geheven op basis van de Waterschapswet, naast elkaar kunnen bestaan, omdat ze verschillende doelen dienen. De aanslag rioolheffing is bedoeld voor het onderhoud van het riool, terwijl de waterschapsbelasting wordt gebruikt voor het schoonmaken van afvalwater en andere waterbeheeractiviteiten.

Daarnaast voerde eiser aan dat zijn perceel niet was aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel, maar op een mestput, en dat verweerder niets voor zijn riolering deed. De rechtbank oordeelde dat een aansluiting op het gemeentelijke rioleringsstelsel niet verplicht is voor het opleggen van de aanslag rioolheffing. De gemeenteraad heeft de vrijheid om de belastingverordening in te vullen, en er is geen bewijs dat de belastingheffing onredelijk of willekeurig is. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de rechtmatigheid van de aanslagen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2885

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente De Ronde Venen , verweerder

(gemachtigde: D.J. Konings).

Procesverloop

In de beschikking van 25 februari 2022 heeft verweerder voor [adres] in [woonplaats] (het object) een aanslag rioolheffing (eigenaar) van € 210,20 en een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd. In de beschikking van 25 februari 2022 heeft verweerder voor het object een aanslag rioolheffing (gebruiker) van € 454,32 opgelegd.
Eiser is tegen de beschikking in bezwaar gegaan. In de uitspraak op bezwaar van 9 juni 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de digitale zitting van 22 december 2022. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, D.J. Konings.

Overwegingen

1. De rechtbank beoordeelt of aan eiser de aanslag rioolheffing terecht is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2. Eiser stelt ten eerste dat de belasting die verweerder met betrekking tot de rioolheffing heft, dubbel is omdat ook waterschapsbelasting wordt geheven. Verweerder is het niet met eiser eens. Verweerder heeft in het verweerschrift hierover toegelicht dat een heffing op basis van de Gemeentewet en een heffing op basis van de Waterschapswet geen dubbele belastingheffing is. Volgens verweerder is sprake van een dubbele belastingheffing als er ter zake van hetzelfde belastbare feit meerdere aanslagen worden opgelegd op basis van dezelfde wet. De rechtbank kan het standpunt van verweerder volgen. Op grond van art. 228 van de Gemeentewet kan verweerder de aanslag rioolheffing (een gemeentelijke belasting) opleggen. Het waterschap kan op grond van de Waterschapswet belasting heffen. De rechtbank overweegt dat er andere doelen ten grondslag liggen aan de aanslag rioolheffing en de waterschapsbelasting. Deze kunnen dus naast elkaar worden opgelegd. De aanslag rioolheffing die eiser betaalt aan verweerder wordt opgelegd in verband met onderhoud van het riool. De waterschapsbelasting wordt gebruikt voor het schoonmaken van afvalwater. Deze belasting wordt gebruikt om dijken te versterken, de waterkwaliteit te verbeteren, het waterpeil op orde te houden en klimaatproblemen aan te pakken.
3. Eiser stelt verder dat zijn perceel niet is aangesloten op de gemeentelijke rioleringsstelsel, maar op een mestput. Volgens eiser doet verweerder niets voor zijn riolering. Verweerder heeft hierover in het verweerschrift toegelicht dat een aansluiting op het gemeentelijke rioleringsstelsel niet verplicht is om de aanslag rioolheffing op te leggen. Volgens verweerder is het opleggen van aanslagen rioolheffing mogelijk voor alle percelen die zich op het grondgebied van de gemeente De Ronde Venen bevinden. De rechtbank kan dit standpunt van verweerder volgen. De rechtbank stelt voorop dat artikel 228a van de Gemeentewet geen uitgeschreven voorschriften bevat over de belastingplicht, het belastbare feit, de heffingsmaatstaven, de tarieven en wat overigens voor de heffing en de invordering van de rioolheffing van belang is. De gemeenteraad is dus vrij om aan deze elementen van de rioolheffing in de belastingverordening de invulling te geven die hij wenst. De enige grens die de Gemeentewet aangeeft is dat een gemeentelijke belasting niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen. Die grote vrijheid wordt alleen beperkt als de invulling die de gemeenteraad kiest, leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de (rijks)wetgever bij de toekenning van de bevoegdheid om rioolheffing te heffen, niet op het oog kan hebben gehad. [1] Perceelseigenaren kunnen dus ook worden aangeslagen zonder dat er sprake is van aansluiting op het gemeentelijke rioleringsstelsel. Niet is gebleken dat er sprake is van een onredelijke en willekeurige belastingheffing.
4. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank is van oordeel dat de aanslag rioolheffing terecht is opgelegd.
Conclusie
5. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder terecht de aanslagen rioolheffing heeft opgelegd. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van A. Kasi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van Gerechtshof Arnhem – Leeuwarden van 11 februari 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:917en Rechtbank Amsterdam van 28 januari 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:232.