In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de heffingsambtenaar van de gemeente Uithoorn over een opgelegde aanslag rioolheffing. De heffingsambtenaar had op 26 februari 2021 een aanslag rioolheffing opgelegd aan [eiser] voor het perceel [adres 1], dat niet aangesloten is op het riool. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 6 mei 2021, heeft [eiser] beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 21 december 2021 was [eiser] niet aanwezig, maar de heffingsambtenaar was vertegenwoordigd.
De rechtbank heeft overwogen dat de aanslag rioolheffing niet onredelijk of willekeurig is, ook al is het perceel niet aangesloten op het riool. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar de aanslagen oplegt volgens de Verordening rioolheffing 2021 van de gemeente Uithoorn, die geen vrijstellingen kent. De rechtbank concludeert dat de aanslag rechtmatig is en dat de argumenten van [eiser] niet opwegen tegen de geldende regelgeving. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.