In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaren. De bezwaren zijn ingediend op 1 november 2021 tegen de definitieve beschikking van 22 september 2021, die betrekking heeft op compensatie voor kinderopvangtoeslag over de jaren 2009 tot en met 2014. Eiseres heeft op 14 juli 2022 een ingebrekestelling verzonden, maar verweerder heeft pas op 24 maart 2023 gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat eiseres terecht beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder alsnog een besluit moet nemen en heeft een termijn gesteld tot uiterlijk 1 juli 2024. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft ook verzocht om een bestuurlijke dwangsom, die is vastgesteld op basis van de Awb. De rechtbank heeft de proceskosten van eiseres vergoed, die zijn vastgesteld op € 418,50, en het betaalde griffierecht van € 50,- moet ook door verweerder worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2023. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens is met de uitspraak.