In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag van 7 juni 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft op 30 maart 2023 een verweerschrift ontvangen van de verweerder. Partijen zijn gevraagd of zij gehoord willen worden op een zitting, maar geen van beide partijen heeft gebruik gemaakt van dit recht, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na een schriftelijke ingebrekestelling. In deze zaak is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft verweerder bij brief van 23 februari 2023 in gebreke gesteld, en heeft meer dan twee weken later, op 15 maart 2023, beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en dat verweerder alsnog een besluit moet nemen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder dit besluit uiterlijk op 1 juli 2024 moet bekendmaken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op € 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 418,50 en het door haar betaalde griffierecht van € 50,- moet door verweerder worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn en is openbaar uitgesproken op 26 juni 2023. De griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. Eiseres kan binnen 6 weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens is met deze uitspraak.