ECLI:NL:RBMNE:2023:3179

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
23/1275
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar tegen compensatie kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar bezwaar van 17 augustus 2022 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres heeft op 12 april 2023 een verweerschrift ontvangen van de Belastingdienst/Toeslagen, maar beide partijen hebben aangegeven geen gebruik te willen maken van hun recht om gehoord te worden op een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de beslistermijn in deze zaak is overschreden. Het beroep van eiseres richt zich specifiek op het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en dat de Belastingdienst/Toeslagen alsnog een besluit moet nemen. De rechtbank stelt een termijn van uiterlijk 1 juli 2024 voor het nemen van dit besluit.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de Belastingdienst/Toeslagen een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van haar proceskosten, die door de rechtbank is vastgesteld op € 418,50. Ook moet de Belastingdienst/Toeslagen het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden. Tot slot merkt de rechtbank op dat zij geen mogelijkheden heeft om de Belastingdienst/Toeslagen te verplichten om een kopie van het dossier aan eiseres te verstrekken, aangezien dit geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1275

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K. Bozia),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder(gemachtigde: [verweerder] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 17 augustus 2022 tegen de definitieve beschikking (kenmerk: [kenmerk 1] ) compensatie kinderopvangtoeslag.
Op 12 april 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn gevraagd of zij gehoord willen worden op een zitting. Geen van partijen heeft verklaard gebruik te willen maken van dit recht. Daarop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
2. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden ten aanzien van het
bezwaarschrift dat is ingediend tegen de beschikking van 8 juli 2022 met het kenmerk:
[kenmerk 1] . Bij brief van 11 januari 2022, ontvangen door verweerder op 16 januari 2022, is verweerder in gebreke gesteld tegen het uitblijven van een beslissing op meerdere bezwaarschriften, waaronder het bezwaarschrift tegen de beschikkingen met kenmerk: [kenmerk 1] . Eiseres heeft meer dan twee weken daarna, te weten bij brief van 20 maart 2023, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
3. Het beroep van eiseres richt zich alleen op het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift
tegen de beschikking met als kenmerk: [kenmerk 1] . Niet is gebleken dat het beroep zich ook zou moeten richten tegen de overige beschikkingen die in de ingebrekestelling worden vermeld (kenmerken: [kenmerk 2] , [kenmerk 3] , [kenmerk 4] , [kenmerk 5] ). Daar komt bij dat verweerder in het verweerschrift heeft vermeld geen bezwaarschriften te hebben ontvangen tegen de besluiten met deze kenmerken.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
5. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [3] In bijzondere gevallen kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen. [4]
6. Op 14 april 2023 [5] heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank uitspraak gedaan over de termijn waarop verweerder alsnog een besluit bekend moet maken in dit soort zaken. In deze uitspraak heeft de rechtbank uiteen gezet dat zij voortaan als uitgangspunt hanteert dat verweerder een nadere beslistermijn krijgt tot 1 juli 2024. In deze zaak ziet de rechtbank geen aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken. Zij verwijst naar de uitspraak van 14 april 2023 voor de daaraan ten grondslag liggende overwegingen.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. Dit is het uitgangspunt voor dit soort zaken en de rechtbank ziet geen reden om hier in dit geval van af te wijken.

Proceskosten en griffierecht

8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
Eiseres heeft verzocht om een kopie van haar dossier
10. De rechtbank merkt tot slot nog op dat zij binnen haar bevoegdheden in dit beroep geen
mogelijkheden heeft om verweerder te verplichten om een kopie van het dossier aan eiseres te verstrekken, zoals door haar gevraagd. Het verstrekken van het dossier is namelijk een feitelijke handeling en niet een besluit in de zin van de Awb. Met een beroep dat erop is gericht om verweerder te bewegen een besluit in de zin van de Awb te nemen, kan eiseres dus niet afdwingen dat verweerder het dossier verstrekt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 1 juli 2024 alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van E.S. Genç, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2023.
(De griffier is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen).
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
4.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.