In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag, maar stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 21 juli 2022. Op 5 mei 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend, maar beide partijen hebben ervoor gekozen om niet te worden gehoord op een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarop gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, maar dat eiseres te vroeg in beroep is gegaan. De termijn van twee weken die in de ingebrekestelling staat was nog niet verstreken op het moment van indienen van het beroep. Desondanks oordeelt de rechtbank dat het beroep ontvankelijk is, omdat de termijn inmiddels is verstreken en verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen.
De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 14 april 2023, waarin is bepaald dat verweerder een nadere beslistermijn krijgt tot 1 juli 2024. In deze zaak ziet de rechtbank geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt een vergoeding voor de proceskosten van € 418,50 en het door haar betaalde griffierecht van € 50,- moet door verweerder worden vergoed. De rechtbank draagt verweerder op om uiterlijk 1 juli 2024 alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken.