ECLI:NL:RBMNE:2023:3163

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
UTR 23/990
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 14 februari 2022 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft op 26 juni 2023 uitspraak gedaan in deze enkelvoudige kamer. Verweerder heeft op 17 maart 2023 een verweerschrift ingediend, maar beide partijen hebben aangegeven geen gebruik te willen maken van hun recht om gehoord te worden op een zitting, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. Eiseres heeft echter te vroeg beroep ingesteld, omdat de termijn van twee weken, die in de ingebrekestelling staat, nog niet was verstreken op het moment dat zij haar beroep indiende. Desondanks oordeelt de rechtbank dat het beroep ontvankelijk is, omdat de termijn inmiddels wel is verstreken en verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen.

De rechtbank constateert dat de beslistermijn is overschreden en verklaart het beroep gegrond. Verweerder wordt opgedragen om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen. Tevens wordt verweerder verplicht om een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op terugbetaling van het door haar betaalde griffierecht van € 50,-. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 14 april 2023, waarin is bepaald dat verweerder in soortgelijke zaken een beslistermijn tot 1 juli 2024 krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/990

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 14 februari 2022 om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
Op 17 maart 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn gevraagd of zij gehoord willen worden op een zitting. Geen van partijen heeft verklaard gebruik te willen maken van dit recht. Daarop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
2. Eiseres is te vroeg in beroep gegaan. De termijn van twee weken die in de ingebrekestelling staat, die door verweerder op 20 februari 2023 is ontvangen, was namelijk nog niet voorbij toen eiseres op 28 februari 2023 het beroep indiende. De hoofdregel is dan dat het beroep niet-ontvankelijk is. In dit geval vindt de rechtbank dat het beroep toch ontvankelijk is, omdat de termijn inmiddels wel is verlopen en verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Het beroep is kennelijk gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [3] In bijzondere gevallen kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen. [4]
5. Op 14 april 2023 [5] heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank uitspraak gedaan over de termijn waarop verweerder alsnog een besluit bekend moet maken in dit soort zaken. In deze uitspraak heeft de rechtbank uiteen gezet dat zij voortaan als uitgangspunt hanteert dat verweerder een nadere beslistermijn krijgt tot 1 juli 2024. In deze zaak ziet de rechtbank geen aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken. Zij verwijst naar de uitspraak van 14 april 2023 voor de daaraan ten grondslag liggende overwegingen.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. [6] Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. Dit is het uitgangspunt voor dit soort zaken en de rechtbank ziet geen reden om hier in dit geval van af te wijken.
Proceskosten en griffierecht
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 1 juli 2024 alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. van Grootel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2023.
De griffier is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
4.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
6.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.