ECLI:NL:RBMNE:2023:3162

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
UTR 23/812
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Spanje, beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 19 oktober 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in deze enkelvoudige kamer. Eiseres had op 14 maart 2023 een verweerschrift ontvangen van de Belastingdienst, maar beide partijen hebben ervoor gekozen om niet te worden gehoord op een zitting, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres na het indienen van het beroep aanvankelijk het griffierecht niet tijdig heeft betaald, maar heeft besloten het beroep ontvankelijk te verklaren omdat het griffierecht inmiddels was voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn door de Belastingdienst is overschreden, aangezien de ingebrekestelling op 22 december 2022 was ontvangen en het beroep pas op 22 februari 2023 was ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de Belastingdienst opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 418,50 en het betaalde griffierecht van € 50,- moet door de Belastingdienst worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/812

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] (Spanje), eiseres

(gemachtigde: mr. W.H. Boomstra),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [A] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 19 oktober 2021 om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
Op 14 maart 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn gevraagd of zij gehoord willen worden op een zitting. Geen van partijen heeft verklaard gebruik te willen maken van dit recht. [1] Daarop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het
beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
2. De rechtbank stelt vast dat eiser na het indienen van het beroep niet tijdig het
griffierecht heeft betaald. Dit leidt in beginsel tot het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep. Inmiddels heeft eiser wel het griffierecht betaald en ziet de rechtbank aanleiding om het beroep ontvankelijk te verklaren.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Verweerder heeft op 22 december 2022 een ingebrekestelling van eiser ontvangen. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna, te weten bij brief van 22 februari 2023, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
4. Het beroep is gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
5. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [4] In bijzondere gevallen kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen. [5]
6. Op 14 april 2023 [6] heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank uitspraak gedaan over de termijn waarop verweerder alsnog een besluit bekend moet maken in dit soort zaken. In deze uitspraak heeft de rechtbank uiteen gezet dat zij voortaan als uitgangspunt hanteert dat verweerder een nadere beslistermijn krijgt tot 1 juli 2024. In deze zaak ziet de rechtbank geen aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken. Zij verwijst naar de uitspraak van 14 april 2023 voor de daaraan ten grondslag liggende overwegingen.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. [7] Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. Dit is het uitgangspunt voor dit soort zaken en de rechtbank ziet geen reden om hier in dit geval van af te wijken.
Proceskosten en griffierecht
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 1 juli 2024 alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van E.S. Genç, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
7.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.