In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 1 november 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiser heeft op 28 februari 2023 een verweerschrift ontvangen, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarop gesloten. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de beslistermijn in deze zaak is overschreden. Eiser heeft verweerder op 2 december 2022 in gebreke gesteld, en heeft pas op 14 februari 2023 beroep ingesteld, wat tijdig was. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en dat verweerder alsnog een besluit moet nemen binnen twee weken na de uitspraak. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 14 april 2023, waarin is bepaald dat verweerder in soortgelijke zaken tot 1 juli 2024 de tijd krijgt om een besluit te nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijn, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50, en moet het betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra op 23 juni 2023.