In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 22 november 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiser heeft op 20 maart 2023 een verweerschrift ontvangen, maar beide partijen hebben ervoor gekozen om niet te worden gehoord op een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarop gesloten. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de beslistermijn in deze zaak is overschreden. Eiser heeft verweerder op 21 december 2022 in gebreke gesteld, en heeft meer dan twee weken later, op 27 februari 2023, beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, en dat verweerder alsnog een besluit moet nemen binnen twee weken na de uitspraak. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 14 april 2023, waarin is bepaald dat verweerder in soortgelijke zaken een beslistermijn tot 1 juli 2024 krijgt. Tevens wordt verweerder verplicht een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft ook verzocht om de dwangsom vast te stellen, en de rechtbank legt uit hoe deze dwangsom wordt berekend. Aangezien het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten van € 418,50, en moet verweerder het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn op 26 juni 2023, en is openbaar uitgesproken.