ECLI:NL:RBMNE:2023:3116

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
UTR 22/5195
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersbesluit tot aanwijzing van parkeerplaatsen voor elektrische voertuigen niet-ontvankelijk verklaard

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 9 juni 2023, wordt het beroep van eiser tegen het verkeersbesluit van 5 september 2022 beoordeeld. Dit besluit betreft de aanwijzing van twee parkeerplaatsen voor het opladen van elektrische voertuigen aan de [straat] in [woonplaats]. Eiser, die medebewoner is van een nabijgelegen boerderij en eigenaar van vastgoed van een kinderopvang, heeft bezwaar gemaakt tegen het verkeersbesluit, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat hij geen zienswijze had ingediend tijdens de daarvoor gestelde termijn. De rechtbank stelt vast dat het besluit is genomen met een uniforme openbare voorbereidingsprocedure, wat betekent dat belanghebbenden de mogelijkheid hebben om zienswijzen in te dienen voordat het besluit definitief wordt. Eiser heeft echter niet tijdig gereageerd op het ontwerpverkeersbesluit dat op 15 juni 2022 in de regionale krant werd gepubliceerd. De rechtbank oordeelt dat eiser niet kan worden aangemerkt als belanghebbende, omdat hij niet in de onmiddellijke nabijheid van de parkeerplaatsen woont en geen machtiging heeft overgelegd om namens de VWE of de kinderopvang beroep in te stellen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de inhoud van de zaak niet wordt beoordeeld. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5195

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik, verweerder

(gemachtigde: mr. N.G. van Wijk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het verkeersbesluit van 5 september 2022 voor het aanwijzen van twee parkeerplaatsen voor het opladen van elektrische voertuigen aan [straat] in [woonplaats] .
1.1.
Eiser heeft tegen dit verkeersbesluit bezwaar ingesteld op 17 oktober 2022. Verweerder heeft het bezwaar op 31 oktober 2022 doorgestuurd naar de rechtbank ter behandeling als beroep.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser is medebewoner van de boerderij aan de [adres 1] in [woonplaats] . Tevens is eiser eigenaar van het vastgoed van de Kinderopvang [adres 2] in [woonplaats] . Daarnaast zijn eiser en zijn vrouw bestuurslid van de VWE Vereniging van eigenaars gebouw “ [naam] ” in [woonplaats] ( [adres 3] in [woonplaats] ). Ook is eiser vrijwilliger in de winkel [bedrijf] .
3. Verweerder heeft twee parkeerplaatsen voor laadpalen aangewezen op de [straat] in [woonplaats] . Eiser heeft medio augustus 2022 van het voornemen tot aanwijzing van deze locaties gelezen in de regionale krant (Het Kontakt) van 15 juni 2022 nadat hij terug was van vakantie. Eiser heeft op 17 augustus 2022 een mail gestuurd naar de gemeente over dit voornemen met het doel om bezwaar in te dienen. Op 22 augustus 2022 heeft verweerder laten weten dat eiser te laat is met het indienen van een zienswijze tegen het ontwerpverkeersbesluit van 15 juni 2022. Eiser kon nog wel in bezwaar gaan tegen het definitieve besluit. Dit definitieve besluit zou vermeld worden in Het Kontakt. Omdat eiser niets in Het Kontakt zag staan over de aanwijzing van parkeerplaatsen aan de [straat] heeft hij gebeld met de gemeente. Toen kreeg eiser te horen dat het definitieve verkeersbesluit bekend is gemaakt in het Gemeenteblad [1] . Eiser kon volgens verweerder geen bezwaar indienen, omdat hij geen zienswijze heeft ingediend. Vervolgens heeft eiser op 17 oktober 2022 toch bezwaar ingesteld bij de verweerder tegen het definitieve verkeersbesluit van 5 september 2022. Eiser is het kort gezegd niet eens met aanwijzen van deze twee parkeerplaatsen. Hij wil graag met verweerder in gesprek over een alternatieve locatie.
4. Omdat het verkeersbesluit van 5 september 2022 is voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stuurt verweerder met toepassing van artikel 6:15 van de Awb het bezwaar van 17 oktober 2022 ter behandeling als beroep door naar deze rechtbank. Over dit beroep gaat deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank stelt allereerst vast dat het besluit is genomen met een uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Dit betekent dat een besluit eerst als ontwerp ter inzage wordt gelegd en belanghebbenden dan een zienswijze daartegen kunnen indienen.
Gevolgen van het niet indienen van zienswijze?
6. Op grond van artikel 6:13, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.
7. Vaststaat dat verweerder in het Kontakt van 15 juni 2022 een ontwerpverkeersbesluit heeft gepubliceerd. In dit ontwerpverkeersbesluit staat vermeld dat verweerder voornemens is twee parkeerplaatsen aan te wijzen voor het opladen van elektrische voertuigen aan de [straat] ter hoogte van [adres 4] te [woonplaats] . De termijn voor het indienen van een zienswijze eindigde op 28 juli 2022. Voorts staat vast dat het definitieve verkeersbesluit is gepubliceerd op 5 september 2022 in het Gemeenteblad [2] .
In geschil is of het beroep van eiser tegen het verkeersbesluit van 5 september 2022 ontvankelijk is. Niet in geschil is dat eiser gedurende de daarvoor gestelde termijn geen zienswijze heeft ingediend. De vraag ligt dan voor of het niet of niet tijdig indienen van de zienswijze eiser kan worden verweten, met andere woorden bestaat hiervoor een verschoonbare reden. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. Dat eiser gedurende de periode waarbinnen een zienswijze kon worden ingediend op vakantie was, is niet een verschoonbare reden [3] . De miscommunicatie met de gemeente over het al dan niet indienen van bezwaar/beroep en de publicatie van het definitieve besluit, is pas ontstaan nadat de termijn voor het indienen van de zienswijze was verstreken. Eiser was toen al te laat met indienen van een zienswijze. De daarna ontstane miscommunicatie betekent dus niet dat het te laat indienen van de zienswijze eiser niet kan worden verweten.
8. Artikel 6:13 van de Awb staat derhalve in de weg aan het indienen van beroep door eiser omdat hij niet verschoonbaar geen zienswijze heeft ingediend, los van de vraag of eiser belanghebbende is bij het verkeersbesluit.
Is eiser belanghebbende bij het verkeersbesluit?
9. Op grond van artikel 1:2 van de Awb moet iemand belanghebbende zijn om een rechtsmiddel in te kunnen stellen tegen het verkeersbesluit. Om te kunnen worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb dient volgens vaste jurisprudentie sprake te zijn van een objectief bepaalbaar, eigen (persoonlijk, individualiseerbaar) en voldoende actueel belang, dat bovendien rechtstreeks bij het desbetreffende besluit is betrokken.
10. De rechtbank stelt vast dat eiser als persoon optreedt en in die hoedanigheid beroep heeft ingesteld. Ter zitting heeft eiser verklaard dat zijn woning 130-135 meter is verwijderd van de aangewezen parkeerplaatsen aan de [straat] . Eiser woont derhalve niet in de onmiddellijke nabijheid van de [straat] en heeft daarom geen persoonlijk belang. Eiser heeft weliswaar aangevoerd dat hij penningmeester is van de VWE en eigenaar is van het vastgoed van de kinderopvang gelegen aan de [straat] , maar eiser heeft geen machtiging overgelegd waaruit blijkt dat hij namens de VWE dan wel de kinderopvangorganisatie beroep heeft ingesteld. De conclusie is dat eiser geen belanghebbende is bij het besluit.
11. Overigens merkt de rechtbank op dat aan eiser niet is gevraagd of hij namens de VWE dan wel namens de kinderopvangorganisatie beroep wil instellen, maar ook dat kan eiser niet helpen omdat hij op grond van artikel 6:13 ook tijdig een zienswijze dan wel bezwaar had moeten indienen. Zoals hiervoor is overwogen heeft eiser dat niet gedaan.
12. Dit kan anders komen te liggen als de zaak van eiser valt onder de rechtspraak die na het Varkens in Nood-arrest van het Hof van Justitie is gewijzigd en artikel 6:13 van de Awb buiten toepassing blijft in een beroepsprocedure tegen een besluit in een omgevingsrechtelijke zaak die is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. [4] Als eiser hier onder valt, dan wordt artikel 6:13 van de Awb hem niet tegengeworpen.
13. De rechtbank stelt vast dat het verkeerbesluit waar deze beroepszaak over gaat is gebaseerd op de Wegenverkeerswet en geen betrekking heeft op een wet dan wel regeling op het gebied van milieu en de ruimtelijke ordening. Eiser kan zich dus niet beroepen op de gewijzigde rechtspraak naar aanleiding van het Varkens in Noodarrest. Dit betekent dat artikel 6:13 van de Awb van toepassing is op eiser.
14. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank niet naar de inhoud van de zaak zal kijken. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Gemeenteblad 2022, 398405
2.Zie noot 1
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 12 september 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2983)
4.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:7 (Varkens in Nood) en de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786 en van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953