ECLI:NL:RBMNE:2023:3029

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
16.097115.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door onvoorzichtig rijgedrag van een vrachtwagenchauffeur

Op 22 november 2021 vond er een verkeersongeval plaats te Nieuwegein waarbij een 64-jarige man uit Letland, als bestuurder van een vrachtauto, betrokken was. De verdachte reed over een doorgetrokken streep en puntstuk, waarna hij op een afrit stilstond en achteruit reed zonder voorrang te verlenen aan een naderende personenauto. Dit leidde tot een botsing waarbij de bestuurder van de personenauto, het slachtoffer, letsel opliep, waaronder gebroken ribben en een longembolie. De rechtbank oordeelde dat het rijgedrag van de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend was, wat resulteerde in een ernstige mate van schuld. De rechtbank legde een geldboete op van € 1.000,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, met een proeftijd van twee jaren. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de verantwoordelijkheid die de verdachte nam door naar Nederland te komen voor de zitting, zijn lange staat van dienst als vrachtwagenchauffeur en de impact van de straf op zijn inkomen en pensioen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.097115.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1959] te [geboorteplaats] , Letland,
wonende te [adres] , [woonplaats] , Letland
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Klappe en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.E. Toet, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
primair
op 22 november 2021 te Nieuwegein als bestuurder van een vrachtauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, door over een doorgetrokken streep en puntstuk een afrit op te rijden, op die afrit stil te staan en vervolgens achteruit te rijden, zonder een andere auto voor te laten gaan, waardoor een botsing is ontstaan, waarbij de bestuurder van de andere auto zwaar lichamelijk letsel, dan wel letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering van normale bezigheden is ontstaan, heeft opgelopen;
subsidiair
op 22 november 2021 te Nieuwegein als bestuurder van een vrachtauto opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, waardoor sprake was van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen;
meer subsidiair
op 22 november 2021 te Nieuwegein als bestuurder van een vrachtauto gevaar en hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om deze strafzaak inhoudelijk te beoordelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Daarbij heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het handelen van verdachte kan worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig en onoplettend, in de gradatie van een ernstige mate van schuld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder primair en subsidiair ten laste gelegde.
Zij heeft daartoe -kort gezegd- het volgende aangevoerd.
Verdachte ontkent niet dat hij een verkeersfout heeft gemaakt, door over een doorgetrokken streep en een puntstuk te rijden en daarbij geen voorrang te verlenen aan de personenauto die werd bestuurd door [slachtoffer] , het slachtoffer. Uit de omstandigheden van het geval kan volgens de raadsvrouw echter worden afgeleid dat sprake is geweest van een enkel moment van onoplettendheid. Verdachte heeft de bijzondere manoeuvre langzaam rijdend uitgevoerd en hing daarbij uit het raam, vermoedelijk om te kijken of er verkeer aankwam. Hij heeft zelf ook verklaard dat hij goed naar links en rechts heeft gekeken en dat hij de manoeuvre niet zou hebben uitgevoerd als hij een auto had zien aankomen. Dat er toch een auto aankwam, heeft hij niet opgemerkt.
Ook moet volgens de raadsvrouw rekening worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte de manoeuvre heeft uitgevoerd op advies van een ter plaatse aanwezige collega chauffeur. Ten slotte verdient opmerking dat verdachte al 40 jaar vrachtwagenchauffeur is en nooit eerder bij een ongeval op de weg betrokken is geweest. Deze onberispelijke staat van dienst laat zien dat hij zijn taak en verantwoordelijkheid als beroepschauffeur serieus neemt.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Conclusie
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder primair ten laste gelegde feit, in die zin dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) zodanig letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De rechtbank merkt het rijgedrag van verdachte aan als zeer onvoorzichtig en onoplettend, zodat sprake is van een ernstige mate van schuld.
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
De bewijsmiddelen
De rechtbank heeft de volgende wettige bewijsmiddelen gebruikt. [1]
In een proces-verbaal aanrijding misdrijf hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 22 november 2021 omstreeks 22:50 uur werden wij in kennis gesteld van een verkeersongeval op de A2 te Nieuwegein. [2]
Betrokken 1:
Voertuig Vrachtauto kenteken [kenteken] merk DAF, voortbewogen oplegger met kenteken [kenteken] merk Schmitz, bestuurder [verdachte] .
Betrokken 2:
Voertuig Personenauto kenteken [kenteken] merk Dodge Caliber, bestuurder [slachtoffer] . [3]
In het proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 22 november 2021 omstreeks 22:32 uur was voertuig 1 vanuit een parkeerpositie naast het BP tankstation de afrit 9 van de Roksweg A2 (Nieuwegein/IJsselstein) te Nieuwegein opgereden tot aan nagenoeg de betonnen rijbaanafscheiding. [4] Door deze manoeuvre werd de gehele rijbaan geblokkeerd. [5] Hierna was de bestuurder voornemens om het voertuig achteruit op de parkeerplaats van het tankstation te parkeren. Voertuig 2 bereed de A9 van de Rijksweg A2 maar zag niet dan wel te laat dan deze werd geblokkeerd door voertuig 1. Ondanks het uitvoeren van een noodremming botste voertuig 2 met de voorzijde tegen de linkerzijde van voertuig 1. De bestuurder van voertuig 2 raakte daarbij gewond. [6]
Op foto 1, een luchtfoto van de plaats van het incident, is een rode pijl aangebracht die de rijrichting aangeeft van voertuig 1. De blauwe pijl geeft de rijrichting weer van voertuig 2. [7]
De Rijksweg A2 was voor het openbaar verkeer opengesteld. Ter plaatse waren de volgende verkeerstekens van toepassing:
(…).
Ingevolge artikel 62 jo bord Al van bijlage 1 van het RVV 1990 bedroeg de ter plaatse toegestane maximum snelheid voor weggebruikers 100 km/h. [8]
(…).
Puntstuk als bedoeld in artikel 1 RVV 1990.
Ingevolge artikel 1 van het RVV 1990 had het incident plaatsgevonden bij nacht. [9]
Aan voertuig 2 zijn geen gebreken geconstateerd die van invloed zijn geweest op de oorzaak van het incident. [10]
Uit de verkregen data uit de tachograaf van voertuig 1 bleek het volgende:
Op 22 november 2021 omstreeks 22:30:12 uur begon de manoeuvre die 44 seconden later stopte. De maximale snelheid tijdens deze manoeuvre bedroeg ongeveer 4 km/h. Ten tijde van de botsing bedroeg deze maximaal 2 km/h. [11]
Ik zag dat op 5 seconden voor het opslaan van het event de geregistreerde voertuigsnelheid van voertuig 2 94 km/h bedroeg. Ik zag dat op het moment van het opslaan van het event (moment van de botsing) de geregistreerde voertuigsnelheid 43 km/h bedroeg. De bestuurder van voertuig 2 heeft vermoedelijk 2,5 seconden voor de botsing gereageerd op de ongevalsdreiging. Dat was het moment dat zijn voet van het gaspedaal afging en naar het rempedaal bewoog. Vervolgens werd 0,7 na het loslaten van het gaspedaal de rempedaal bediend. [12] Er was sprake van een noodremming. [13]
Slachtoffer [slachtoffer] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 22 november 2021 omstreeks 22:30 uur reed ik als bestuurder van mijn personenauto, merk Dodge, type Caliber, voorzien van kenteken [kenteken] over de afrit Nieuwegein / IJsselstein van de Rijksweg A2. Op een gegeven moment zag ik voor mij een klein wit lampje. Het was donker en ik had geen idee wat of waar dat lampje van was. Het lampje kwam steeds dichterbij. Ik ben toen ik zag dat het lampje niet wegging, heel hard gaan remmen. Terwijl ik aan het remmen was, voelde ik op een gegeven moment een harde klap. Achteraf merkte ik dat ik tegen de zijkant van een vrachtwagen aan was gereden.
Na onderzoek in het ziekenhuis bleek dat ik meerdere gebroken ribben had, een longembolie, twee klaplongen. [14] Ik heb tot 2 december 2021 in het ziekenhuis gelegen. Daarna ben ik thuis verder aan mijn herstel gaan werken. Inmiddels ben ik pijnvrij en heb ik twee weken geleden mijn laatste controle bij de longarts gehad. Ik kan dus wel zeggen dat ik genezen en hersteld ben. [15]
In een geneeskundige verklaring staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Medische informatie betreffende [slachtoffer] , geboren op [1951] te [geboorteplaats] in Tunesië. Het betreft een interpretatie van een brief van de SEH van 23 november 2021 door huisarts [huisarts] van [huisartsenpraktijk] te [vestigingsplaats] .
  • Datum onderzoek 22 november 2022.
  • Uitwendig waargenomen letsel: ribfracturen.
  • Tijdens de opname een longontsteking en longembolieën.
  • Geschatte duur genezing: herstel botbreuken 6-8 weken.
In een brief van de verpleegafdeling van het UMC Utrecht staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Betreft: [slachtoffer] .
Genoemde patiënt was opgenomen van 23 november 2021 tot en met 2 december 2021 op de verpleegafdeling voor het specialisme traumatologie.
De patiënt was op 22 november 2021 betrokken bij een verkeersongeval, auto vs vrachtwagen.
De patiënt heeft in goede klinische conditie het ziekenhuis verlaten. [17]
In een brief van de polikliniek van het UMC Utrecht staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Het gaat super, geen hoesten/dyspneu. Nauwelijks pijn, slikt geen Morfine. Slaapt goed. Einde behandeling alhier. [18]
Verdachte heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 22 november 2021 was ik chauffeur van een vrachtauto. Ik ben geëindigd op het terrein van het BP tankstation. Ik stond evenwijdig aan de afrit van de A2 naar IJsselstein en Nieuwegein. Ik ben vooruitgereden en heb de voorzijde van mijn vrachtauto vlak voor de rijbaanafscheiding tussen het benzinestation en de hoofdrijbaan neergezet. Ik stond toen min of meer haaks met de voorzijde van mijn vrachtauto op de rijbaanafscheiding van de afrit en de weg van het benzinestation. Toen ik daar stilstond, heb ik mijn vrachtauto in de achteruit geschakeld om mijn vrachtauto weer te parkeren aan de achterzijde van het benzinestation. Toen ik achteruit geschakeld had en weg wilde rijden, hoorde ik ineens een harde klap aan de linkerkant van mijn vrachtauto. Ik zag dat er een personenauto tegen de linkerzijkant van mijn vrachtautocabine aangereden was. [19]
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
U toont mij foto 1 van de Verkeersongeval analyse. Ik heb met mijn vrachtwagen de richting genomen zoals weergegeven met de rode pijl. Ik ben daarbij over de doorgetrokken streep en het puntstuk gereden. Toen ik begon met rijden heb ik seinlichten aangezet, maar die zijn moeilijk herkenbaar vanaf de linkerzijkant, want ze zitten aan de voor- en achterkant. Aan de zijkant zijn slechts drie lampjes aan de onderkant te zien.
Overwegingen
De toedracht
De rechtbank stelt vast dat op 22 november 2021 op een afrit van de Rijksweg A2 ter hoogte van Nieuwegein een ongeval heeft plaatsgevonden tussen een vrachtauto en een personenauto. Verdachte was de bestuurder van de vrachtauto, het slachtoffer was de bestuurder van de personenauto. Verdachte is vanaf het terrein van een tankstation met zijn vrachtwagen over een puntstuk en een doorgetrokken streep dwars de (eenbaans) rijbaan van een afrit opgereden tot aan de wegafscheiding, om vervolgens achteruit het terrein van het tankstation weer op te kunnen rijden. Voordat verdachte aan het achteruit rijden begon, kwam het slachtoffer aangereden over de afrit en is tegen de zijkant van de vrachtwagen gebotst. Het slachtoffer heeft onder meer gebroken ribben en longembolieën opgelopen.
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, moet het ongeval zijn te wijten aan schuld van de verdachte in juridische zin. Er bestaan verschillende gradaties van een dergelijke vorm van schuld. De lichtste vorm is een aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid en/of onachtzaamheid, daarna volgen zeer onvoorzichtig/onoplettend en roekeloos rijgedrag. Aan de orde is de vraag of van een dergelijke vorm van schuld en zo ja, welke gradatie in dit geval sprake is.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [20] gaat het bij de vaststelling of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor het vereiste van aanmerkelijke schuld. Een enkel moment van onoplettendheid is in beginsel ook niet voldoende. Ook is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Garantenstellung
In het verkeer heeft iedere verkeersdeelnemer in het algemeen en een beroepschauffeur in het bijzonder de plicht om oplettend te zijn en te reageren op zich aandienende verkeerssituaties. De extra verantwoordelijkheid die op een professioneel chauffeur rust, wordt ‘Garantenstellung’ genoemd en geldt ook voor verdachte.
De garantenstellung houdt in dit geval onder meer in dat van verdachte mocht worden verwacht dat hij de ter plaatse geldende verkeerstekens kende en dat hij op de hoogte was van de ter plaatse toegestane maximum snelheid. Dat verdachte uit Letland komt en de toegestane maximum snelheid op een afrit daar mogelijk lager is, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, maakt dit niet anders.
Het rijgedrag van verdachte
Uit de Verkeersongevalsanalyse volgt dat verdachte voorafgaand aan het ongeval over een doorgetrokken streep en een puntstuk is gereden. Dat zijn verkeersovertredingen op grond van artikel 76 en 77, beide eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Het vanaf het terrein van het tankstation de afrit oprijden om achteruit te rijden, betreft een bijzondere manoeuvre in de zin van artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Op grond van deze bepaling had verdachte bij het uitvoeren van de bijzondere manoeuvre voorrang moeten verlenen aan het slachtoffer. Dat verdachte dat niet heeft gedaan, levert ook een verkeersovertreding op.
Enkel moment van onoplettendheid
De rechtbank is van oordeel dat het rijgedrag van verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, niet kan worden toegeschreven aan een enkel moment van onoplettendheid bij verdachte. Het is het gevolg van een geheel aan bewuste gedragingen van verdachte in de gegeven omstandigheden van het geval.
Verdachte wilde immers zijn manoeuvre uitvoeren zodat hij al achteruit rijdend weer opnieuw op zijn rustplaats langs de snelweg terecht kon komen. In die zin is het dus een bewuste keuze van verdachte geweest. Hiermee is verdachte echter wel een doorgetrokken streep en puntstuk overgereden, waarna hij zijn vrachtwagen dwars op de afrit van een snelweg tot stilstand heeft gebracht. Vervolgens was het de bedoeling om de afrit weer achteruit rijdend te verlaten. Gelet op de tijd die het uitvoeren van een dergelijke bijzondere manoeuvre met een vrachtwagen (met oplegger) kost, in combinatie met de op de afrit toegestane maximum snelheid van 100 km/h, heeft verdachte hiermee op voorhand een zeer risicovolle verkeerssituatie gecreëerd. Risico verhogend is dat het op dat moment donker was. Het zicht was daardoor beperkt. Ook als er aan het begin van de uitvoering van de manoeuvre voor verdachte geen auto zichtbaar was, hetgeen aannemelijk is gelet op de verklaring van verdachte dat hij goed heeft gekeken, had verdachte er niet op mogen vertrouwen dat hij voldoende tijd had om zijn voorgenomen manoeuvre veilig uit te voeren. Voor zover er op enig moment al sprake is geweest van een enkel moment van onoplettendheid, was dit dus niet bepalend voor het geheel aan gedragingen dat heeft geleid tot het creëren van de risicovolle verkeerssituatie.
Mate van schuld
De omstandigheden zoals hiervoor genoemd, dragen bij aan de mate van schuld. Verdachte heeft in het donker op een gevaarlijke plek (eenbaansafrit met een maximumsnelheid van 100 km/h) zijn vrachtwagen de rijbaan opgereden (daarbij heeft hij een puntstuk en doorgetrokken streep genegeerd) en tot stilstand gebracht en daarmee een zeer risicovolle situatie voor de overige weggebruikers gecreëerd. Daar komt bij dat de vrachtwagen aan de zijkant geen duidelijke verlichting had en verdachte ook geen andere maatregelen had getroffen om de zichtbaarheid van de vrachtwagen voor de andere weggebruikers te vergroten. Dat maakt de gedragingen van verdachte extra risicovol. Ook risicovol is dat verdachte met de vrachtwagen de afrit volledig blokkeerde, door nagenoeg tot aan de betonnen rijbaanafscheiding door te rijden. Het aankomende verkeer – dat met een snelheid van 100 km/h aan kon komen rijden - kon daardoor geen kant op.
De rechtbank concludeert dat de gedragingen van verdachte in de gegeven omstandigheden zo ernstig waren, mede gelet op de extra verantwoordelijkheid die op verdachte rust als vrachtwagenchauffeur, dat sprake is van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, in de gradatie van een ernstige mate van schuld.
Het letsel
Het slachtoffer is voor zijn opgelopen letsel enkele weken opgenomen geweest in het ziekenhuis. Vervolgens heeft hij een poliklinische behandeling ondergaan, welke na ongeveer drie maanden is beëindigd. De rechtbank concludeert dat het slachtoffer ten gevolge van het ongeval zodanig letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de normale uitoefening van de bezigheden is ontstaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op 22 november 2021 te Nieuwegein, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto merk Daf, kenteken [kenteken] met daaraan een oplegger merk Schmitz met kenteken [kenteken] gekoppeld) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam, te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de afrit 9 (Nieuwegein/IJsselstein) van de autosnelweg Rijksweg A2, door
- terwijl het donker was en het zicht ter plaatse beperkt was en
- terwijl verdachte zich als beroepschauffeur als bestuurder in voornoemde
vrachtauto bevond en
- in strijd met artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
(RW 1990) met zijn vrachtauto over een doorgetrokken streep te rijden en in
strijd met artikel 77 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
een puntstuk te gebruiken en
- vervolgens zijn vrachtwagen midden op voornoemde afrit tot stilstand te
brengen en
- vervolgens een bijzondere manoeuvre als bedoeld in artikel 54 van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 voornemens was uit te voeren, te weten met voornoemde vrachtauto op voornoemde afrit achteruit rijden in de richting van het nabijgelegen tankstation en
- geen maatregelen te treffen om het verkeer op die afrit voor deze bijzondere situatie te waarschuwen en
- in strijd met artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
een op die weg rijdende bestuurder van een personenauto (Dodge Caliber met
kenteken [kenteken] ) niet voor te laten gaan
- waardoor een over die weg rijdende bestuurder, te weten [slachtoffer] , van een
personenauto (Dodge Caliber met kenteken [kenteken] ) met verdachtes motorrijtuig
in botsing is gekomen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van één maand geheel voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar;
- een geldboete van € 1.500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat zij in geval van een bewezenverklaring de oplegging van een geldboete, zoals door de officier van justitie gevorderd, een passende strafmodaliteit vindt. Zij verzoekt de hoogte van de geldboete echter te matigen, gelet op het feit dat het inkomensniveau in Letland een stuk lager ligt dan in Nederland. De gevorderde geldboete bedraagt ruim twee maandsalarissen van verdachte, zodat de oplegging van een geldboete van die hoogte verdachte onevenredig zal raken. De raadsvrouw verzoek ook om geen onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen, omdat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn beroep als vrachtwagenchauffeur en omdat zijn pensioen mogelijk in gevaar komt als hij geen werk heeft op het moment dat hij met pensioen gaat.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen
Bij de oplegging van een straf en/of maatregel houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en overige omstandigheden
De ernst van het feit blijkt uit hetgeen in het kader van de bewijsvraag naar voren is gekomen. Verdachte heeft zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden en door zijn schuld heeft een verkeersongeval plaatsgevonden, als gevolg waarvan slachtoffer [slachtoffer] lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het slachtoffer is hierdoor enige tijd niet in staat geweest zijn normale bezigheden uit te oefenen. Het lijkt erop dat het slachtoffer van het letsel goed is hersteld. In die zin heeft het ongeval een goede afloop gehad. De rechtbank benadrukt echter dat de gevolgen veel ernstiger hadden kunnen zijn.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Verdachte is in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest. Er staan ook geen verkeersovertredingen op zijn naam, zo blijkt uit zijn blanco justitiële documentatie (strafblad) van 17 mei 2023. Dat laat zien dat hij zijn beroep als vrachtwagenchauffeur tot aan het onderhavige ongeval, in ieder geval in Nederland, zonder incidenten heeft uitgevoerd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dit beroep al veertig jaar uitoefent.
Zijn rijbewijs heeft verdachte nog altijd nodig voor zijn beroep als vrachtwagenchauffeur. Indien hij zijn beroep (tijdelijk) niet meer kan uitoefenen, komt mogelijk zijn pensioen in gevaar. Zijn inkomensniveau, dat nu al lager ligt dan dat in Nederland, zal daardoor nog verder dalen.
Straf en maatregel
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld. Bij de raadpleging van de oriëntatiepunten vormt de bewezenverklaring van de rechtbank het uitgangspunt. De bewezenverklaring houdt in dit geval in dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een ongeval met lichamelijk letsel tot gevolg door een ernstige mate van schuld. De oriëntatiepunten voor deze bewezenverklaring gaan uit van een taakstraf van de maximale duur van 120 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van zes maanden.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte vormen voor de rechtbank echter aanleiding in dit geval een andere, lagere straf op te leggen. Daarbij weegt voor de rechtbank mee dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen door speciaal voor de zitting vanuit Letland naar Nederland te komen. De rechtbank spreekt hiervoor haar waardering uit. Het verantwoordelijkheidsbesef van verdachte blijkt daarnaast uit het feit dat hij op zitting zichtbaar geraakt was door de gevolgen van zijn handelen.
Ook de overige persoonlijke omstandigheden spelen een rol, zoals het feit dat verdachte in Letland woont. De tenuitvoerlegging van een taakstraf wordt daardoor bemoeilijkt. De rechtbank acht daarom als uitgangspunt de oplegging van een geldboete een passende strafmodaliteit. De hoogte van de gevorderde geldboete past bij de bewezenverklaarde mate van schuld, maar het inkomensniveau van verdachte maakt dat de rechtbank de geldboete zal matigen tot € 1.000,-.
Bij een feit als het onderhavige past daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen. De rechtbank houdt echter rekening met het feit dat verdachte al 40 jaar vrachtwagenchauffeur is en niet is gebleken dat verdachte ooit eerder een ernstige verkeersovertreding heeft begaan. Daarnaast heeft dit feit zich in november 2021 afgespeeld en heeft verdachte nadien ook geen verkeersovertredingen begaan. Verder houdt de rechtbank rekening met de inkomenssituatie van verdachte. Daarom zal de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke ontzegging. Daaraan zal zij, anders dan de officier van justitie, een proeftijd verbinden van twee jaren. Juist vanwege het beroep van verdachte acht de rechtbank een proeftijd van deze gebruikelijke duur van belang.
De rechtbank ziet geen aanleiding daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De oplegging van een dergelijke straf treft in dit geval geen doel.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat zij de volgende straf en maatregel passend en geboden acht:
  • een geldboete ter hoogte van € 1.000,- te vervangen door 20 dagen hechtenis;
  • een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, aan welke proeftijd de rechtbank de algemene voorwaarden zal verbinden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte voor van het onder primair bewezen verklaarde tot een geldboete van € 1.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 20 dagen;
- ontzegt verdachte ter zake van het onder primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat de ontzegging niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, voorzitter, mrs. N.P.J. Janssens en B. Vis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 juni 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair:
hij, op of omstreeks 22 november 2021 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto merk
Daf, kenteken [kenteken] met daaraan een oplegger merk Schmitz met kenteken [kenteken]
gekoppeld) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig roekeloos, in elk
geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam, te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten
de afrit 9 (Nieuwegein/IJsselstein) van de autosnelweg Rijksweg A2,
door
- terwijl het donker was en/of het zicht ter plaatse beperkt was en/of
- terwijl verdachte zich als beroepschauffeur als bestuurder in voornoemde
vrachtauto bevond en/of
- in strijd met artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
(RW 1990) met zijn vrachtauto over een doorgetrokken streep te rijden en/of in
strijd met artikel 77 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
een puntstuk te gebruiken en/of
- ( vervolgens) zijn vrachtwagen midden op voornoemde afrit tot stilstand te
brengen en/of
- ( vervolgens) een bijzondere manoeuvre als bedoeld in artikel 54 van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 uit te voeren, althans is gaan
uitvoeren, althans voornemens was uit te voeren, te weten met voornoemde
vrachtauto op voornoemde afrit achteruit rijden in de richting van het nabijgelegen
tankstation en/of
- zich voorafgaande aan het achteruit rijden niet, althans niet voldoende, te
vergewissen en/of zich er gedurende het achteruit rijden niet, althans niet
voldoende, is van blijven te vergewissen dat de weg achter en/of naast hem vrij was
van enig verkeer en/of
- geen, althans onvoldoende maatregelen te treffen om het verkeer op die afrit voor
deze (bijzondere) situatie te waarschuwen en/of
- in strijd met artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
een op die weg rijdende bestuurder van een personenauto (Dodge Caliber met
kenteken [kenteken] ) niet voor te laten gaan en/of
- waardoor een over die weg rijdende bestuurder, te weten [slachtoffer] , van een
personenauto (Dodge Caliber met kenteken [kenteken] ) met verdachtes motorrijtuig
in botsing, althans in aanrijding, is gekomen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een of
meer geperforeerde longen en/of een of meer gebroken ribben, of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 22 november 2021 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland, als
bestuurder van een voertuig (voertuig), daarmee rijdende op de weg, afrit 9
(Nieuwegein/IJsselstein) van de autosnelweg Rijksweg A2, zich opzettelijk zodanig
heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- terwijl het donker was en/of het zicht ter plaatse beperkt was en/of
- terwijl verdachte zich als beroepschauffeur als bestuurder in voornoemde
vrachtauto bevond en/of
- in strijd met artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
(RW 1990) met zijn vrachtauto over een doorgetrokken streep te rijden en/of in
strijd met artikel 77 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
een puntstuk te gebruiken en/of
- ( vervolgens) zijn vrachtwagen midden op voornoemde afrit tot stilstand te
brengen en/of - (vervolgens) een bijzondere manoeuvre als bedoeld in artikel 54 van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 uit te voeren, althans is gaan
uitvoeren, althans voornemens was uit te voeren, te weten met voornoemde
vrachtauto op voornoemde afrit achteruit rijden in de richting van het nabijgelegen
tankstation en/of
- zich voorafgaande aan het achteruit rijden niet, althans niet voldoende, te
vergewissen en/of zich er gedurende het achteruit rijden niet, althans niet
voldoende, is van blijven te vergewissen dat de weg achter en/of naast hem vrij was
van enig verkeer en/of
- geen, althans onvoldoende maatregelen te treffen om het verkeer op die afrit voor
deze (bijzondere) situatie te waarschuwen en/of
- in strijd met artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
een op die weg rijdende bestuurder van een personenauto (Dodge Caliber met
kenteken [kenteken] ) niet voor te laten gaan en/of
- waardoor een over die weg rijdende bestuurder, te weten [slachtoffer] , van een
personenauto (Dodge Caliber met kenteken [kenteken] ) met verdachtes motorrijtuig
in botsing, althans in aanrijding, is gekomen,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 22 november 2021 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland, als
bestuurder van een voertuig (vrachtauto merk Daf, kenteken [kenteken] met daaraan
een oplegger merk Schmitz met kenteken [kenteken] gekoppeld), daarmee rijdende op
de weg, afrit 9 (Nieuwegein/IJsselstein) van de autosnelweg Rijksweg A2,
- terwijl het donker was en/of het zicht ter plaatse beperkt was en/of
- terwijl verdachte zich als beroepschauffeur als bestuurder in voornoemde
vrachtauto bevond en/of
- in strijd met artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
(RW 1990) met zijn vrachtauto over een doorgetrokken streep is gereden en/of in
strijd met artikel 77 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
een puntstuk heeft gebruikt en/of
- ( vervolgens) zijn vrachtwagen midden op voornoemde afrit tot stilstand heeft
gebracht en/of
- ( vervolgens) een bijzondere manoeuvre als bedoeld in artikel 54 van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 heeft uigevoerd, althans is gaan
uitvoeren, althans voornemens was uit te voeren, te weten met voornoemde
vrachtauto op voornoemde afrit achteruit rijden in de richting van het nabijgelegen
tankstation en/of
- zich voorafgaande aan het achteruit rijden niet, althans niet voldoende, heeft
vergewist en/of zich er gedurende het achteruit rijden niet, althans niet voldoende,
is van blijven vergewissen dat de weg achter en/of naast hem vrij was van enig
verkeer en/of
- geen, althans onvoldoende maatregelen heeft getroffen om het verkeer op die afrit
voor deze (bijzondere) situatie te waarschuwen en/of
- in strijd met artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
een op die weg rijdende bestuurder van een personenauto (Dodge Caliber met
kenteken [kenteken] ) niet voor heeft laten gaan en/of
- waardoor een over die weg rijdende bestuurder, te weten [slachtoffer] , van een
personenauto (Dodge Caliber met kenteken [kenteken] ) met verdachtes motorrijtuig
in botsing, althans in aanrijding, is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0900-2021370154 d.d. 19 april 2022, genummerd van pag. 1 tot en met 71 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering, dan wel in het aanvullend proces-verbaal met nummer PL0900-2021370154-1 d.d. 5 augustus 2022 met medische informatie. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 april 2022, pag. 5
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 april 2022, pag. 7
4.Proces-verbaal Verkeersongeval analyse d.d. 30 maart 2022, pag. 15
5.Proces-verbaal Verkeersongeval analyse d.d. 30 maart 2022, pag. 38
6.Proces-verbaal Verkeersongeval analyse d.d. 30 maart 2022, pag. 15
7.Proces-verbaal Verkeersongeval analyse d.d. 30 maart 2022, pag. 16
8.Proces-verbaal Verkeersongeval analyse d.d. 30 maart 2022, pag. 18
9.Proces-verbaal Verkeersongeval analyse d.d. 30 maart 2022, pag. 19
10.Proces-verbaal Verkeersongeval analyse d.d. 30 maart 2022, pag. 30
11.Proces-verbaal Verkeersongeval analyse d.d. 30 maart 2022, pag. 31
12.Proces-verbaal Verkeersongeval analyse d.d. 30 maart 2022, pag. 32
13.Proces-verbaal Verkeersongeval analyse d.d. 30 maart 2022, pag. 33
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 11 maart 2022, pag. 52
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 11 maart 2022, pag. 53
16.Een schriftelijk bescheid in de zin van art. 344, eerste lid en onder 5, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 14 juli 2022, onderdeel van het aanvullende proces-verbaal.
17.Een schriftelijk bescheid in de zin van art. 344, eerste lid en onder 5, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een brief van de verpleegafdeling van het UMC Utrecht d.d. 10 december 2021, onderdeel van het aanvullende proces-verbaal.
18.Een schriftelijk bescheid in de zin van art. 344, eerste lid en onder 5, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een brief van de polikliniek van het UMC Utrecht d.d. 17 februari 2022, onderdeel van het aanvullende proces-verbaal.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 november 2021, pag. 65
20.Hoge Raad, 1 juni 2004, NL 2004, 252, ECLI:NL:HR:2004:AO5822