4.3Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder primair ten laste gelegde feit, in die zin dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) zodanig letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De rechtbank merkt het rijgedrag van verdachte aan als zeer onvoorzichtig en onoplettend, zodat sprake is van een ernstige mate van schuld.
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
De rechtbank heeft de volgende wettige bewijsmiddelen gebruikt.
In een proces-verbaal aanrijding misdrijf hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 22 november 2021 omstreeks 22:50 uur werden wij in kennis gesteld van een verkeersongeval op de A2 te Nieuwegein.
Betrokken 1:
Voertuig Vrachtauto kenteken [kenteken] merk DAF, voortbewogen oplegger met kenteken [kenteken] merk Schmitz, bestuurder [verdachte] .
Betrokken 2:
Voertuig Personenauto kenteken [kenteken] merk Dodge Caliber, bestuurder [slachtoffer] .
In het proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 22 november 2021 omstreeks 22:32 uur was voertuig 1 vanuit een parkeerpositie naast het BP tankstation de afrit 9 van de Roksweg A2 (Nieuwegein/IJsselstein) te Nieuwegein opgereden tot aan nagenoeg de betonnen rijbaanafscheiding.Door deze manoeuvre werd de gehele rijbaan geblokkeerd.Hierna was de bestuurder voornemens om het voertuig achteruit op de parkeerplaats van het tankstation te parkeren. Voertuig 2 bereed de A9 van de Rijksweg A2 maar zag niet dan wel te laat dan deze werd geblokkeerd door voertuig 1. Ondanks het uitvoeren van een noodremming botste voertuig 2 met de voorzijde tegen de linkerzijde van voertuig 1. De bestuurder van voertuig 2 raakte daarbij gewond.
Op foto 1, een luchtfoto van de plaats van het incident, is een rode pijl aangebracht die de rijrichting aangeeft van voertuig 1. De blauwe pijl geeft de rijrichting weer van voertuig 2.
De Rijksweg A2 was voor het openbaar verkeer opengesteld. Ter plaatse waren de volgende verkeerstekens van toepassing:
(…).
Ingevolge artikel 62 jo bord Al van bijlage 1 van het RVV 1990 bedroeg de ter plaatse toegestane maximum snelheid voor weggebruikers 100 km/h.
(…).
Puntstuk als bedoeld in artikel 1 RVV 1990.
Ingevolge artikel 1 van het RVV 1990 had het incident plaatsgevonden bij nacht.
Aan voertuig 2 zijn geen gebreken geconstateerd die van invloed zijn geweest op de oorzaak van het incident.
Uit de verkregen data uit de tachograaf van voertuig 1 bleek het volgende:
Op 22 november 2021 omstreeks 22:30:12 uur begon de manoeuvre die 44 seconden later stopte. De maximale snelheid tijdens deze manoeuvre bedroeg ongeveer 4 km/h. Ten tijde van de botsing bedroeg deze maximaal 2 km/h.
Ik zag dat op 5 seconden voor het opslaan van het event de geregistreerde voertuigsnelheid van voertuig 2 94 km/h bedroeg. Ik zag dat op het moment van het opslaan van het event (moment van de botsing) de geregistreerde voertuigsnelheid 43 km/h bedroeg. De bestuurder van voertuig 2 heeft vermoedelijk 2,5 seconden voor de botsing gereageerd op de ongevalsdreiging. Dat was het moment dat zijn voet van het gaspedaal afging en naar het rempedaal bewoog. Vervolgens werd 0,7 na het loslaten van het gaspedaal de rempedaal bediend.Er was sprake van een noodremming.
Slachtoffer [slachtoffer] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 22 november 2021 omstreeks 22:30 uur reed ik als bestuurder van mijn personenauto, merk Dodge, type Caliber, voorzien van kenteken [kenteken] over de afrit Nieuwegein / IJsselstein van de Rijksweg A2. Op een gegeven moment zag ik voor mij een klein wit lampje. Het was donker en ik had geen idee wat of waar dat lampje van was. Het lampje kwam steeds dichterbij. Ik ben toen ik zag dat het lampje niet wegging, heel hard gaan remmen. Terwijl ik aan het remmen was, voelde ik op een gegeven moment een harde klap. Achteraf merkte ik dat ik tegen de zijkant van een vrachtwagen aan was gereden.
Na onderzoek in het ziekenhuis bleek dat ik meerdere gebroken ribben had, een longembolie, twee klaplongen.Ik heb tot 2 december 2021 in het ziekenhuis gelegen. Daarna ben ik thuis verder aan mijn herstel gaan werken. Inmiddels ben ik pijnvrij en heb ik twee weken geleden mijn laatste controle bij de longarts gehad. Ik kan dus wel zeggen dat ik genezen en hersteld ben.
In een geneeskundige verklaring staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Medische informatie betreffende [slachtoffer] , geboren op [1951] te [geboorteplaats] in Tunesië. Het betreft een interpretatie van een brief van de SEH van 23 november 2021 door huisarts [huisarts] van [huisartsenpraktijk] te [vestigingsplaats] .
- Datum onderzoek 22 november 2022.
- Uitwendig waargenomen letsel: ribfracturen.
- Tijdens de opname een longontsteking en longembolieën.
- Geschatte duur genezing: herstel botbreuken 6-8 weken.
In een brief van de verpleegafdeling van het UMC Utrecht staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Betreft: [slachtoffer] .
Genoemde patiënt was opgenomen van 23 november 2021 tot en met 2 december 2021 op de verpleegafdeling voor het specialisme traumatologie.
De patiënt was op 22 november 2021 betrokken bij een verkeersongeval, auto vs vrachtwagen.
De patiënt heeft in goede klinische conditie het ziekenhuis verlaten.
In een brief van de polikliniek van het UMC Utrecht staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Het gaat super, geen hoesten/dyspneu. Nauwelijks pijn, slikt geen Morfine. Slaapt goed. Einde behandeling alhier.
Verdachte heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 22 november 2021 was ik chauffeur van een vrachtauto. Ik ben geëindigd op het terrein van het BP tankstation. Ik stond evenwijdig aan de afrit van de A2 naar IJsselstein en Nieuwegein. Ik ben vooruitgereden en heb de voorzijde van mijn vrachtauto vlak voor de rijbaanafscheiding tussen het benzinestation en de hoofdrijbaan neergezet. Ik stond toen min of meer haaks met de voorzijde van mijn vrachtauto op de rijbaanafscheiding van de afrit en de weg van het benzinestation. Toen ik daar stilstond, heb ik mijn vrachtauto in de achteruit geschakeld om mijn vrachtauto weer te parkeren aan de achterzijde van het benzinestation. Toen ik achteruit geschakeld had en weg wilde rijden, hoorde ik ineens een harde klap aan de linkerkant van mijn vrachtauto. Ik zag dat er een personenauto tegen de linkerzijkant van mijn vrachtautocabine aangereden was.
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
U toont mij foto 1 van de Verkeersongeval analyse. Ik heb met mijn vrachtwagen de richting genomen zoals weergegeven met de rode pijl. Ik ben daarbij over de doorgetrokken streep en het puntstuk gereden. Toen ik begon met rijden heb ik seinlichten aangezet, maar die zijn moeilijk herkenbaar vanaf de linkerzijkant, want ze zitten aan de voor- en achterkant. Aan de zijkant zijn slechts drie lampjes aan de onderkant te zien.
De rechtbank stelt vast dat op 22 november 2021 op een afrit van de Rijksweg A2 ter hoogte van Nieuwegein een ongeval heeft plaatsgevonden tussen een vrachtauto en een personenauto. Verdachte was de bestuurder van de vrachtauto, het slachtoffer was de bestuurder van de personenauto. Verdachte is vanaf het terrein van een tankstation met zijn vrachtwagen over een puntstuk en een doorgetrokken streep dwars de (eenbaans) rijbaan van een afrit opgereden tot aan de wegafscheiding, om vervolgens achteruit het terrein van het tankstation weer op te kunnen rijden. Voordat verdachte aan het achteruit rijden begon, kwam het slachtoffer aangereden over de afrit en is tegen de zijkant van de vrachtwagen gebotst. Het slachtoffer heeft onder meer gebroken ribben en longembolieën opgelopen.
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, moet het ongeval zijn te wijten aan schuld van de verdachte in juridische zin. Er bestaan verschillende gradaties van een dergelijke vorm van schuld. De lichtste vorm is een aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid en/of onachtzaamheid, daarna volgen zeer onvoorzichtig/onoplettend en roekeloos rijgedrag. Aan de orde is de vraag of van een dergelijke vorm van schuld en zo ja, welke gradatie in dit geval sprake is.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raadgaat het bij de vaststelling of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor het vereiste van aanmerkelijke schuld. Een enkel moment van onoplettendheid is in beginsel ook niet voldoende. Ook is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
In het verkeer heeft iedere verkeersdeelnemer in het algemeen en een beroepschauffeur in het bijzonder de plicht om oplettend te zijn en te reageren op zich aandienende verkeerssituaties. De extra verantwoordelijkheid die op een professioneel chauffeur rust, wordt ‘Garantenstellung’ genoemd en geldt ook voor verdachte.
De garantenstellung houdt in dit geval onder meer in dat van verdachte mocht worden verwacht dat hij de ter plaatse geldende verkeerstekens kende en dat hij op de hoogte was van de ter plaatse toegestane maximum snelheid. Dat verdachte uit Letland komt en de toegestane maximum snelheid op een afrit daar mogelijk lager is, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, maakt dit niet anders.
Het rijgedrag van verdachte
Uit de Verkeersongevalsanalyse volgt dat verdachte voorafgaand aan het ongeval over een doorgetrokken streep en een puntstuk is gereden. Dat zijn verkeersovertredingen op grond van artikel 76 en 77, beide eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Het vanaf het terrein van het tankstation de afrit oprijden om achteruit te rijden, betreft een bijzondere manoeuvre in de zin van artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Op grond van deze bepaling had verdachte bij het uitvoeren van de bijzondere manoeuvre voorrang moeten verlenen aan het slachtoffer. Dat verdachte dat niet heeft gedaan, levert ook een verkeersovertreding op.
Enkel moment van onoplettendheid
De rechtbank is van oordeel dat het rijgedrag van verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, niet kan worden toegeschreven aan een enkel moment van onoplettendheid bij verdachte. Het is het gevolg van een geheel aan bewuste gedragingen van verdachte in de gegeven omstandigheden van het geval.
Verdachte wilde immers zijn manoeuvre uitvoeren zodat hij al achteruit rijdend weer opnieuw op zijn rustplaats langs de snelweg terecht kon komen. In die zin is het dus een bewuste keuze van verdachte geweest. Hiermee is verdachte echter wel een doorgetrokken streep en puntstuk overgereden, waarna hij zijn vrachtwagen dwars op de afrit van een snelweg tot stilstand heeft gebracht. Vervolgens was het de bedoeling om de afrit weer achteruit rijdend te verlaten. Gelet op de tijd die het uitvoeren van een dergelijke bijzondere manoeuvre met een vrachtwagen (met oplegger) kost, in combinatie met de op de afrit toegestane maximum snelheid van 100 km/h, heeft verdachte hiermee op voorhand een zeer risicovolle verkeerssituatie gecreëerd. Risico verhogend is dat het op dat moment donker was. Het zicht was daardoor beperkt. Ook als er aan het begin van de uitvoering van de manoeuvre voor verdachte geen auto zichtbaar was, hetgeen aannemelijk is gelet op de verklaring van verdachte dat hij goed heeft gekeken, had verdachte er niet op mogen vertrouwen dat hij voldoende tijd had om zijn voorgenomen manoeuvre veilig uit te voeren. Voor zover er op enig moment al sprake is geweest van een enkel moment van onoplettendheid, was dit dus niet bepalend voor het geheel aan gedragingen dat heeft geleid tot het creëren van de risicovolle verkeerssituatie.
De omstandigheden zoals hiervoor genoemd, dragen bij aan de mate van schuld. Verdachte heeft in het donker op een gevaarlijke plek (eenbaansafrit met een maximumsnelheid van 100 km/h) zijn vrachtwagen de rijbaan opgereden (daarbij heeft hij een puntstuk en doorgetrokken streep genegeerd) en tot stilstand gebracht en daarmee een zeer risicovolle situatie voor de overige weggebruikers gecreëerd. Daar komt bij dat de vrachtwagen aan de zijkant geen duidelijke verlichting had en verdachte ook geen andere maatregelen had getroffen om de zichtbaarheid van de vrachtwagen voor de andere weggebruikers te vergroten. Dat maakt de gedragingen van verdachte extra risicovol. Ook risicovol is dat verdachte met de vrachtwagen de afrit volledig blokkeerde, door nagenoeg tot aan de betonnen rijbaanafscheiding door te rijden. Het aankomende verkeer – dat met een snelheid van 100 km/h aan kon komen rijden - kon daardoor geen kant op.
De rechtbank concludeert dat de gedragingen van verdachte in de gegeven omstandigheden zo ernstig waren, mede gelet op de extra verantwoordelijkheid die op verdachte rust als vrachtwagenchauffeur, dat sprake is van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, in de gradatie van een ernstige mate van schuld.
Het slachtoffer is voor zijn opgelopen letsel enkele weken opgenomen geweest in het ziekenhuis. Vervolgens heeft hij een poliklinische behandeling ondergaan, welke na ongeveer drie maanden is beëindigd. De rechtbank concludeert dat het slachtoffer ten gevolge van het ongeval zodanig letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de normale uitoefening van de bezigheden is ontstaan.