ECLI:NL:RBMNE:2023:2831

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 4467
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bestemmingsplan en APV bij gebruik van woning als seksinrichting

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een handhavingskwestie betreffende het gebruik van een woning als seksinrichting. Eiser, die de woning huurt, werd geconfronteerd met een last onder dwangsom van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere en de burgemeester, omdat het gebruik van de woning in strijd zou zijn met het bestemmingsplan en de Algemene plaatselijke verordening (APV). De zaak kwam aan het licht na een melding van mogelijke illegale prostitutie, waarna de gemeente een onderzoek instelde. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat de woning daadwerkelijk als seksinrichting werd gebruikt, wat in strijd was met de geldende regelgeving.

Eiser maakte bezwaar tegen de opgelegde last, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 20 april 2023 werd de zaak verder behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de bevindingen van de toezichthouders voldoende waren om vast te stellen dat er sprake was van een overtreding. De rechtbank benadrukte dat bestuursorganen in beginsel mogen afgaan op de juistheid van op ambtseed opgemaakte proces-verbalen, tenzij er gegronde redenen zijn om aan de bevindingen te twijfelen.

De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het college en de burgemeester zouden verplichten om van handhaving af te zien. Eiser had geen concreet zicht op legalisatie van het gebruik van de woning als seksinrichting en de opgelegde dwangsom werd als redelijk beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de last onder dwangsom gehandhaafd blijft en eiser geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4467

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.A.J. van Putten),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente](het college),
de burgemeester van de gemeente [gemeente](de burgemeester),
tezamen verweerders
(gemachtigden: mr. J.G.J. Geerlings en M.S. Yavuz).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde belanghebbende] ,te [vestigingsplaats] .

Inleiding

1. Eiser huurt de woning aan de [adres] in [woonplaats] (de woning). De woning is in
eigendom bij [derde belanghebbende] . Via Meld Misdaad Anoniem is op 20 januari 2022 gemeld dat er mogelijk illegale prostitutie in de woning plaatsvond. De Afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Almere heeft daarom een onderzoek ingesteld. Op 14 februari 2022 hebben waarnemingen door een toezichthouder bij de woning plaatsgevonden. Op 3 maart 2022 hebben toezichthouders met ondersteuning van politiefunctionarissen in de woning een controle uitgevoerd. Naar aanleiding van de bevindingen tijdens deze controle heeft een internetonderzoek plaatsgevonden. De toezichthouders hebben alle onderzoeksbevindingen opgenomen in een rapport ‘Onderzoek gebruik woning [adres] te [woonplaats] ’ (het rapport).
2. Op basis van de onderzoeksbevindingen is geconcludeerd dat de woning gebruikt wordt
als seksinrichting. Dat is in strijd met het geldende bestemmingsplan ‘Bloemen- en Faunbabuurt’ (het bestemmingsplan) en met de Algemene plaatselijke verordening gemeente Almere 2011 (de APV). Omdat het college noch de burgemeester daarvoor een (omgevings)vergunning hebben verleend is op 14 maart 2022 aan eiser een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom bekend gemaakt. Eiser heeft op dit voornemen gereageerd met een zienswijze.
3. Bij besluit van 4 april 2022 (het primaire besluit) hebben het college en de burgemeester
eiser gelast om de exploitatie van een seksbedrijf en het gebruik van de woning als een seksinrichting en daarmee zowel de overtreding van de APV als van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met het bestemmingsplan per direct te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom per overtreding van € 7.500,- ineens (dus in totaal € 15.000,-).
4. Eiser is het niet eens met de aan hem opgelegde last en heeft daartegen bezwaar
gemaakt. Met het bestreden besluit van 25 juli 2022 (het bestreden besluit) is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
5. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college en de burgemeester
hebben een verweerschrift ingediend.
6. Het onderzoek op zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2023. Eiser is verschenen,
bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college en de burgemeester hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

7. Voordat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep,
overweegt zij het volgende.
8. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit uitsluitend is ondertekend namens de
burgemeester. In het verweerschrift en op de zitting heeft het college toegelicht dat dit een verschrijving betreft. Het college heeft het bestreden besluit bekrachtigd.
Het toetsingskader en het geschil
9. De woning heeft in het bestemmingsplan de bestemming Wonen -1. De voor 'Wonen - 1'
aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis; catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
Het college heeft aan eiser geen omgevingsvergunning verleend voor het in strijd met het bestemmingsplan gebruiken van de woning.
10. Op grond van artikel 3:3, eerste lid van de Algemene plaatselijke verordening gemeente
Almere 2011 (APV) is het verboden een seksbedrijf uit te oefenen zonder vergunning van de burgemeester of het college indien het een escortbedrijf betreft.
Op grond van artikel 3:2, onder k, van de APV is een seksbedrijf de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling.
De burgemeester heeft eiser geen vergunning verleend voor het uitoefenen van een seksbedrijf.
11. Partijen verschillen met elkaar van mening over de vraag of de woning wordt gebruikt
als seksinrichting/seksbedrijf in strijd met het bestemmingsplan en de APV.
12. De rechtbank beoordeelt of het college en de burgemeester op grond van de bevindingen
van de toezichthouders hebben kunnen vaststellen dat sprake is van een overtreding in de woning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Is sprake van een overtreding?
13. De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak [1] een bestuursorgaan in beginsel
mag afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze bevindingen eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Als die bevindingen worden betwist, moet worden onderzocht of, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen, dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
14. Eiser betwist het gebruik van de woning als seksinrichting. Volgens hem zijn de
bevindingen in het rapport van de toezichthouders onvoldoende om tot deze conclusie te komen. Het binnentreden van de woning is uitsluitend gebaseerd op waarnemingen die binnen een tijdsbestek van één uur hebben plaatsgevonden. In de woning zijn geen bijzonderheden aangetroffen die wijzen op gebruik van de woning als seksinrichting. Uit het internetonderzoek kan niet worden geconcludeerd dat de verklaringen van de in de woning aangetroffen persoon betrekking hebben op eiser dan wel op de woning. Uit het onderzoek blijkt geen patroon van seksuele handelingen die worden verricht in een professionele context. Op basis van de gestelde feiten zou het ook kunnen gaan om één incident.
15. De rechtbank overweegt dat uit het rapport van de toezichthouders blijkt dat bij de
controle in de woning naast eiser een (Spaanstalige) vrouw is aangetroffen. Deze vrouw heeft tegenover een toezichthouder die de Spaanse taal machtig is verklaard dat zij sinds twee dagen in Nederland is, dat zij de man bij wie zij verblijft niet kent, dat zij via een vriendin op dit adres is gekomen maar geen gegevens heeft van deze vriendin, zij geen mensen kent in Nederland en nergens naar toe kan, dat zij gedurende haar verblijf alleen op dit adres heeft verbleven en alleen naar buiten is geweest voor boodschappen, zij voor drie dagen in Nederland is om te werken en dat zij diezelfde avond weer terugvliegt naar Spanje. Verder heeft de vrouw verklaard dat een contactpersoon advertenties, contacten en afspraken voor haar regelt, dat zij onder een bepaalde naam voorkomt op de website [websitenaam] , dat zij niet wil dat de contactpersoon en de bewoner van de woning er achter komen dat zij Whatsapp-verkeer met de contactpersoon op haar telefoon aan de toezichthouders heeft laten zien, dat zij heel bang is voor problemen, dat zij de afgelopen drie dagen twee klanten heeft ontvangen en daaraan
€ 200,- heeft overgehouden en dat zij een deel van haar inkomsten afdraagt aan de contactpersoon die voor haar de afspraken regelt.
16. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze verklaringen van de vrouw, in samenhang met de overige onderzoeksgegevens, dat de woning ten tijde van de controle bedrijfsmatig werd gebruikt als seksinrichting. Haar verklaringen komen overeen met de gegevens die uit het internetonderzoek van de toezichthouders naar de website
[websitenaam] naar voren zijn gekomen. Op deze website zijn advertenties geplaatst met foto’s van de vrouw op de dagen 1 tot en met 3 maart 2022. Bij inspectie van de telefoon van de vrouw hebben de toezichthouders Whatsapp-berichten van de contactpersoon gezien waarin, naast afspraken met klanten, wordt gesproken over foto’s voor advertenties, seksuele handelingen, een ticket en geld. Uit het onderzoek van de toezichthouders blijkt dus een relatie tussen de vrouw en de woning van eiser. De anonieme melding via Meld Misdaad Anoniem en de waarnemingen bij de woning van eiser op 14 februari 2022 ondersteunen de conclusie dat sprake is van bedrijfsmatig gebruik als seksinrichting.
17. Dit betekent dat sprake is van overtreding van zowel de APV als van artikel 2.1, eerste lid,
onder c, van de Wabo en het bestemmingsplan.
Zijn er bijzondere omstandigheden om van handhaving af te zien?
18. Volgens vaste rechtspraak zullen het college en de burgemeester, gelet op het algemeen
belang dat gediend is met handhaving, in de regel van hun bevoegdheid om handhavend op te treden gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Daarnaast kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
19. Het college en de burgemeester zijn niet bereid een (omgevings)vergunning te verlenen
voor het gebruik van de woning als seksinrichting. Er bestaat daarom geen concreet zicht op legalisatie. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die handhaving onevenredig maken.
20. Eiser voert aan dat, om herhaling te voorkomen, volstaan had moeten worden met het
geven van een waarschuwing. Er is volgens eiser namelijk geen sprake van een terugkerend patroon van seksuele handelingen die worden verricht in een professionele context.
21. Gelet op het onder 16. en 17. gegeven oordeel dat sprake is van bedrijfsmatig gebruik van
de woning als seksinrichting volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling.
Hoogte van de dwangsom
22. Eiser voert aan dat de dwangsom op een lager bedrag moet worden vastgesteld, omdat die
niet in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van de overtreding en niet is komen vast te staan dat sprake is van een patroon van seksuele handelingen in een professionele context.
23. Het opleggen van een last onder dwangsom heeft als doel om de overtreder te bewegen tot
naleving van de voor hem geldende regels. Van de dwangsom moet zo’n prikkel uitgaan, dat de opgelegde last wordt uitgevoerd zonder dat een dwangsom wordt verbeurd. De rechtbank toetst de hoogte van de dwangsom terughoudend.
24. De rechtbank is van oordeel dat de door het college en de burgemeester opgelegde
dwangsom in redelijke verhouding staat tot de belangen die worden beschermd met de overtreden voorschriften uit de APV en het bestemmingsplan en de beoogde werking van de dwangsom. De rechtbank betrekt hierbij haar oordeel dat sprake is van bedrijfsmatig gebruik van de woning als seksinrichting.

Conclusie en gevolgen

25. Het college en de burgemeester hebben terecht gebruik gemaakt van hun bevoegdheid om
handhavend op te treden. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2023. De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3737.