ECLI:NL:RBMNE:2023:2823

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
16-300221-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraken en diefstal met gebruik van een gestolen pinpas

Op 14 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van drie woninginbraken, een poging tot woninginbraak en diefstal van geld door gebruik te maken van een gestolen pinpas. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data en locaties, met gebruik van de hengelmethode, inbraken heeft gepleegd. De verdachte heeft geprobeerd goederen van verschillende slachtoffers te stelen door met een valse sleutel toegang te verkrijgen tot hun woningen. Tijdens de zittingen op 15 maart en 31 mei 2023 heeft de officier van justitie, mr. E. Wiersma, de vordering ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. L.J.H. Kortz, vrijspraak heeft bepleit wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie gevolgd en alle ten laste gelegde feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 420 dagen, waarvan 320 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de inbraken. De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en de impact daarvan op de slachtoffers, die zich onveilig voelen in hun eigen huis.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.300221.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 15 maart 2023 en 31 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun begeleider van Slachtofferhulp Nederland, F. Kuipers, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 31 mei 2023 aangepast ex artikel 314 Wetboek van Strafvordering. De aangepaste tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1: op 11 september 2022 te [plaats 1] heeft geprobeerd om goederen van [slachtoffer 3] uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ) weg te nemen door met een valse sleutel (een omgebogen ijzerdraad) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die goederen onder zijn bereik te brengen (zogenaamd hengelen);
Feit 2: op 4 november 2022 te [plaats 1] goederen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] heeft weggenomen uit een woning (gelegen aan de [adres 3] ) door met een valse sleutel (een omgebogen ijzerdraad) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die goederen onder zijn bereik te brengen (zogenaamd hengelen);
Feit 3: op 4 november 2022 te Utrecht en/of Bilthoven een geldbedrag van € 57,30 van [slachtoffer 4] heeft weggenomen door contactloos te betalen met de bankpas van [slachtoffer 4] ;
Feit 4: op 16 oktober 2022 te [plaats 2] goederen van [slachtoffer 2] en/of Rabobank heeft weggenomen uit een woning (gelegen aan de [adres 4] ) door met een valse sleutel (een omgebogen ijzerdraad) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die goederen onder zijn bereik te brengen (zogenaamd hengelen);
Feit 5: op 21 september 2022 te [plaats 1] goederen van [slachtoffer 5] heeft weggenomen uit een woning (gelegen aan de [adres 5] ), door met een valse sleutel (een omgebogen ijzerdraad) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die goederen onder zijn bereik te brengen (zogenaamd hengelen).

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat het bij het onder 3 ten laste gelegde weggenomen geldbedrag slechts om € 26,40 gaat. Voor de bewezenverklaring van de feiten 4 en 5 kan volgens de officier van justitie gebruik worden gemaakt van schakelbewijs, daar de inbraken kenmerkend zijn voor de modus operandi van verdachte. Bij beide woninginbraken is gebruik gemaakt van het zogenaamd ‘hengelen’ om toegang te krijgen en de weggenomen goederen (laptops) zijn gelijksoortig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten wegens onvoldoende bewijs. Verdachte ontkent zijn betrokkenheid bij alle feiten die hem worden verweten. Ten aanzien van feit 1 correspondeert het tijdstip van de beelden niet met het tijdstip dat door aangever wordt genoemd. Ten aanzien van feiten 2, 3 en 4 heeft de raadsman gesteld dat de camerabeelden onduidelijk zijn en dat een herkenning daar niet op kan worden gebaseerd. Voor wat betreft feit 5 is er enkel sprake van technisch DNA-bewijs. In zijn algemeenheid heeft de raadsman bepleit dat de herkenningen van de verbalisanten in het dossier niet voldoen aan de criteria die blijkens de jurisprudentie daaraan worden gesteld. Ook heeft de raadsman gesteld dat terughoudend moet worden omgegaan met het gebruik van schakelbewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat alle ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard, waarbij de rechtbank de officier van justitie volgt voor de bewezenverklaring van het onder feit 3 genoemde geldbedrag (te weten € 26,40). Wanneer hoger beroep tegen dit vonnis wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring worden uitgewerkt en worden opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht. De rechtbank overweegt het volgende ten aanzien van de bewezenverklaring.
Bewijsoverweging
Herkenningen
De rechtbank overweegt dat zij inzake de processen-verbaal van herkenning die zij als bewijsmiddel hanteert geen reden heeft om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de verbalisanten. De herkenningen zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende specifiek en concreet. De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben niet alleen stills bekeken, maar hun herkenningen van verdachte zijn daarnaast gebaseerd op bewegende beelden. Ook hebben de verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 2] en [verbalisant 1] verdachte in levenden lijve ontmoet. De rechtbank verwerpt dus het verweer van de verdediging dat deze herkenningen niet voor het bewijs zouden kunnen worden gebruikt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 11 september 2022 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, weg te nemen geld en/of goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel,
- naar voornoemde woning is gegaan en
- met een aan een omgebogen ijzerdraad soortgelijk voorwerp, door het gat van de brievenbus de (voor)deur (door middel van zogenaamd hengelen) heeft geopend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 4 november 2022 te [plaats 1] , in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, te weten
- meerdere bankpassen (op naam van [slachtoffer 4] ) en
- meerdere notebooks en
- een telefoon (merk Apple) en
- een (schouder)tas en
- een portemonnee (merk Michael Kors) en
- een zorgpas (op naam van [slachtoffer 4] ) en
- een OV-chipkaart (op naam van [slachtoffer 4] ) en
- airpods,

dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] toebehoorde(n), terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een aan een omgebogen ijzerdraad soortgelijk voorwerp, door het gat van de brievenbus de (voor)deur (door middel van zogenaamd hengelen) te openen;

3
op 4 november 2022 te Bilthoven een geldbedrag van in totaal € 26,40 dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft hij, verdachte, gebruik gemaakt van en/of contactloos betaald met (een) (kort daarvoor weggenomen) bankpas (op naam van [slachtoffer 4] ) die niet aan hem, verdachte, toebehoorde;
4
op 16 oktober 2022 te [plaats 2] in/uit een woning gelegen aan de [adres 4] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, te weten (onder meer)
- meerdere laptops en
- meerdere harde schijven en
- een (computer)bril en
- een toetsenbord en
- een headset en
- een rugzak,

dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of Rabobank toebehoorden, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een aan een omgebogen ijzerdraad soortgelijk voorwerp, door het gat van de brievenbus de (voor)deur (door middel van zogenaamd hengelen) te openen;

5
op 21 september 2022 te [plaats 1] in/uit een woning gelegen aan de [adres 5] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, te weten
- een notebook en
- airpods (merk Apple) en
- een Apple watch,

die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] toebehoorden, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een aan een omgebogen ijzerdraad soortgelijk voorwerp, door het gat van de brievenbus de (voor)deur (door middel van zogenaamd hengelen) te openen;

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid;
Feit 2, feit 4 en feit 5:telkens, diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid;
Feit 3:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.OPLEGGING VAN STRAF

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 420 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 320 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), een locatiegebod (met elektronische monitoring), dagbesteding en meewerken aan middelencontrole;
- een taakstraf van 180 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat een eventuele op te leggen gevangenisstraf de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht niet mag overschrijden. Ten aanzien van het opleggen van een taakstraf heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie woninginbraken en één poging daartoe door middel van de hengelmethode, en daarnaast aan een diefstal van geld door contactloos te betalen met een gestolen pinpas. Zoals ter terechtzitting door twee van de slachtoffers is benadrukt, zijn woninginbraken hele ernstige en beangstigende feiten. De wetenschap dat een onbekende midden in de nacht binnendringt in de woning waar je nietsvermoedend ligt te slapen en daarbij spullen wegneemt, zorgt voor grote gevoelens van angst, onveiligheid en onzekerheid, zowel bij de slachtoffers als bij omwonenden en ook in de maatschappij. De eigen woning is bij uitstek een plaats die veilig moet zijn; een plek die je ‘je thuis’ kunt noemen. Door dit niet te respecteren heeft verdachte een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffers gemaakt. Bovendien heeft verdachte waardevolle goederen weggenomen, waarbij de laptops onvervangbare persoonlijke bestanden bevatten. Verdachte heeft hierdoor emotionele en financiële schade toegebracht aan de slachtoffers. Verdachte heeft met zijn handelen geen blijk gegeven respect te hebben voor de rechten, gevoelens en eigendommen van anderen, maar enkel gehandeld met zijn eigen financiële gewin voor ogen.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 19 maart 2023;
- een reclasseringsadvies van 10 maart 2023, uitgebracht door Tactus verslavingszorg.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat er sprake is van recidive van vermogensdelicten. Ook blijkt uit het strafblad dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, gezien de beslissing van de politierechter van 4 november 2022. Dit betekent dat de rechtbank bij het opleggen van de straf er rekening mee houdt dat verdachte na het plegen van de bewezenverklaarde feiten is veroordeeld voor een ander strafbaar feit. De rechtbank past daarom de voorschriften toe die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Ten tijde van het reclasseringsadvies werd het recidiverisico ingeschat als gemiddeld-hoog. Uit het advies volgt dat verdachte al zeer lange tijd (ruim dertig jaar) met een harddrugsverslaving kampt. Het is verdachte in het verleden gelukt om zijn middelengebruik onder controle te krijgen. In combinatie met juiste medicatie, betrokken familieleden, ambulante behandeling, een eigen woning en dagbesteding, heeft dit ervoor gezorgd dat verdachte een lange tijd (achttien jaren) niet in aanraking is gekomen met politie en justitie. Helaas is sinds het overlijden van de broer van verdachte in 2021 het middelengebruik weer toegenomen. De psychoses waar verdachte eerder flink last van had, namen toen ook weer toe. De reclassering heeft echter in het najaar van 2022 een positieve verandering bij verdachte waargenomen. In het advies staat beschreven dat verdachte oprecht lijkt in zijn motivatie mee te willen werken aan reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden. De reclassering onderstreept het belang dat verdachte zijn woning kan behouden. Wanneer verdachte zijn woning verliest en op straat komt te staan, zal dit naar alle waarschijnlijkheid resulteren in nieuw delictgedrag. De reclassering acht het wenselijk dat verdachte met gepaste hulpverlening en een reclasseringstoezicht de mogelijkheid krijgt te stabiliseren en zijn verslaving weer onder controle te krijgen, waardoor de recidivekans kan afnemen. Daartoe heeft de reclassering een vijftal bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Strafoplegging
De rechtbank heeft voor de strafoplegging gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast zijn er voor woninginbraken oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, die oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf inhouden. Gelet op het hiervoor genoemde, met inachtneming van de aard, ernst en hoeveelheid van de bewezenverklaarde feiten, is de rechtbank in beginsel van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft echter oog voor het door de reclassering gesignaleerde risico dat de recidivekans toeneemt als verdachte zijn woning verliest als gevolg van oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Uit de eis van de officier van justitie blijkt dat het Openbaar Ministerie de eigen woning van verdachte ook een zwaarwegende factor vindt, nu de officier van justitie verdachte niet terug wil sturen naar de gevangenis. De rechtbank gaat daarin mee en legt aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 420 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 320 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en oplegging van de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. Die bijzondere voorwaarden betreffen een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname na rechterlijke toetsing), een locatiegebod (met elektronische monitoring), dagbesteding en meewerken aan middelencontrole. Omdat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten woninginbraken, terwijl de bewoners thuis waren, en gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn. Het forse voorwaardelijke strafdeel dient als een serieuze waarschuwing aan verdachte om hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Om de ernst van de bewezenverklaarde feiten te benadrukken zal de rechtbank daarnaast aan verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren opleggen, te vervangen door 120 dagen hechtenis, indien verdachte de taakstraf niet (volledig) verricht.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.

8.BESLAG

Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen. Dit betreft:
- 2 STK Postzegelalbum (G3086633);
- 1 STK Zakhorloge (G3086653);
- 1 STK Kniptang (G3087072);
- 1 STK Powerbank, merk HC (G3086652);
- 1 STK Playstation 4 (G3086618);
- 2 STK Schoenen (G3106457).
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten van het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK Pas (ING, t.n.v. [A] ) (G3086630) aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt.
Bewaring in beslag genomen voorwerpen
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 1 STK Notebook (G3086640);
- 1 STK Notebook, merk Toshiba (G3086643);
- 1 STK Notebook, merk Acer (G3086645);
- 1 STK Notebook, merk Fujitsu Siemens (G3086649);
- 1 STK Computer, merk Dell (G3086607);
kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van deze voorwerpen gelasten.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 12.219,08. Dit bedrag bestaat uit € 11.219,08 materiële schade en € 1.000 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering gedeeltelijk kan worden toegewezen. De gevorderde schade voor de laptop, € 81,58, is voldoende onderbouwd en staat in rechtstreeks verband met het strafbare feit. De schade die gevorderd is voor de opgelopen studievertraging staat volgens de officier van justitie in een te ver verwijderd verband tot het strafbare feit. De benadeelde partij dient in dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie gesteld dat toewijzing van een bedrag van € 350,- redelijk is. Voor het meer gevorderde dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat hij het standpunt van de officier van justitie kan volgen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde schade heeft geleden tot het hierna te noemen bedrag.
Materiële schade
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost ‘laptop’ ter hoogte van in totaal € 81,58 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank wijst de vordering voor dat bedrag toe, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 november 2022 tot de dag van volledige betaling.
De schade die door de benadeelde is gevorderd in verband met opgelopen studievertraging komt niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost niet voldoende onderbouwd is om tot toewijzing te komen. Dit betekent dat de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard zal worden.
Immateriële schade
De benadeelde partij maakt aanspraak op vergoeding van de immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Deze vergoeding kan worden toegekend indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Van de aantasting ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde psychische schade heeft opgelopen. Om deze vergoeding toe te kennen is een causaal verband vereist tussen het ontstaan van de psychische schade en het gepleegde strafbare feit. De benadeelde dient daartoe een voldoende concrete onderbouwing aan te voeren, waaruit naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
De rechtbank overweegt dat uit de onderbouwing van de vordering geen objectieve maatstaven blijken waarmee het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij volgt dat er sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. Die aantasting is daarin gelegen dat er ’s nachts, terwijl benadeelde lag te slapen, is ingebroken in haar woning. De rechtbank hecht hierbij waarde aan het feit dat de eigen woning bij uitstek de plek is waar iemand zich veilig moet voelen. Verdachte heeft inbreuk gemaakt op die veiligheid van het eigen huis. Ter zitting heeft het slachtoffer aangegeven dat de inbraak een enorme impact op haar heeft gehad, dat zij ruim twee maanden niet alleen durfde te slapen, nachtmerries had en zich bang en onveilig voelde in haar eigen woning. De angst en gevoelens van onveiligheid die door het incident zijn ontstaan bij de benadeelde, zijn zodanig invoelbaar dat ook zonder verdere onderbouwing sprake is van aantasting in de persoon. [1]
Bij de begroting van de vast te stellen vergoeding voor immateriële schade dient de rechtbank rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en de ernst van de gedraging. Hierbij moet worden gekeken naar de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
De rechtbank acht een bedrag van € 500,- redelijk en billijk. Dit betekent dat de gevorderde immateriële schade gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal het bedrag van € 500,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 november 2022 tot de dag van volledige betaling. Voor het resterende deel van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
Kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 581,58 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 november 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 11 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.2
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.843,37. Dit bedrag bestaat uit € 843,37 materiële schade en € 1.000 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering gedeeltelijk kan worden toegewezen. De gevorderde schade voor de laptop, € 136,12, is voldoende onderbouwd en staat in rechtstreeks verband met het strafbare feit. De schade die gevorderd is voor de familieshoot en het programma ‘Adobe photoshop lightroom’ staat volgens de officier van justitie in een te ver verwijderd verband tot het strafbare feit. De benadeelde partij dient in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie gesteld dat toewijzing van een bedrag van € 350,- redelijk is. Voor het meer gevorderde moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat hij het standpunt van de officier van justitie kan volgen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde schade heeft geleden tot het hierna te noemen bedrag.
Materiële schade
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost ‘laptop’ ter hoogte van in totaal € 180,12 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank wijst de vordering voor dat bedrag toe, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling.
De schade die door de benadeelde is gevorderd in verband met de familieshoot en het programma ‘Adobe photoshop lightroom’ komt niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank is van oordeel dat de schadepost van de familieshoot onvoldoende onderbouwd is om tot toewijzing te komen. De gevorderde schade voor het Adobe programma staat in een te ver verwijderd verband tot het bewezenverklaarde feit, waardoor de schade niet hoeft te worden vergoed. Dit betekent dat de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard zal worden.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak maakt op vergoeding van de immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Deze vergoeding kan worden toegekend indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Van de aantasting ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde psychische schade heeft opgelopen. Om deze vergoeding toe te kennen is een causaal verband vereist tussen het ontstaan van de psychische schade en het gepleegde strafbare feit. De benadeelde dient daartoe een voldoende concrete onderbouwing aan te voeren, waaruit naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
De rechtbank overweegt dat uit de onderbouwing van de vordering geen objectieve maatstaven blijken waarmee het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij volgt dat er sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. Deze aantasting is daarin gelegen dat er ’s nachts, terwijl benadeelde lag te slapen, is ingebroken in haar woning. De rechtbank hecht hierbij waarde aan het feit dat de eigen woning bij uitstek de plek is waar iemand zich veilig moet voelen. Verdachte heeft inbreuk gemaakt op die veiligheid van het eigen huis. Uit het schade-onderbouwingsformulier blijkt dat benadeelde zich angstig, boos en onveilig voelde na het incident en dat zij gevoelens van onrecht en onmacht voelde. Ook heeft zij vier maanden erg slecht geslapen en voelde zij zich lusteloos. De angst en gevoelens van onveiligheid die door dat incident zijn ontstaan bij de benadeelde, zijn zodanig invoelbaar dat ook zonder verdere onderbouwing sprake is van aantasting in de persoon. [2]
Bij de begroting van de vast te stellen vergoeding voor immateriële schade dient de rechtbank rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en de ernst van de gedraging. Hierbij moet worden gekeken naar de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
De rechtbank acht een bedrag van € 500,- redelijk en billijk. Dit betekent dat de gevorderde immateriële schade gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal het bedrag van € 500,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling. Voor het resterende deel van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
Kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 680,12 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 13 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.3
[slachtoffer 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.032,58. Dit bedrag bestaat uit € 882,58 materiële schade en € 150 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 5 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering gedeeltelijk kan worden toegewezen. Het gaat om de gevorderde immateriële schade van een bedrag van € 150,-. Voor het gevorderde bedrag aan materiële schade heeft de officier van justitie gesteld dat de schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd. Daarom moet de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat hij het standpunt van de officier van justitie kan volgen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde schade heeft geleden tot het hierna te noemen bedrag.
Materiële schade
De schade die door de benadeelde is gevorderd in verband met de laptop, Apple watch en airpods komt niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost onvoldoende onderbouwd is om tot toewijzing te komen. De naam op de factuur voor de laptop is niet gelijk aan de naam van benadeelde. De schade voor de Apple watch en airpods is reeds vergoed door de verzekering. Dit betekent dat de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard zal worden.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak maakt op vergoeding van de immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Deze vergoeding kan worden toegekend indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Van de aantasting ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde psychische schade heeft opgelopen. Om deze vergoeding toe te kennen is een causaal verband vereist tussen het ontstaan van de psychische schade en het gepleegde strafbare feit. De benadeelde dient daartoe een voldoende concrete onderbouwing aan te voeren, waaruit naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
De rechtbank overweegt dat uit de onderbouwing van de vordering geen objectieve maatstaven blijken waarmee het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij volgt dat er sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. Deze aantasting is gelegen in het feit dat er ’s nachts, terwijl benadeelde lag te slapen, is ingebroken in haar woning. De rechtbank hecht hierbij waarde aan het feit dat de eigen woning bij uitstek de plek is waar iemand zich veilig moet voelen. Verdachte heeft inbreuk gemaakt op die veiligheid van het eigen huis. Uit het schade-onderbouwingsformulier blijkt dat benadeelde sinds de inbraak slechter slaapt, dat zij zich onveilig voelt en bang is om alleen in haar eigen huis te zijn. De angst en gevoelens van onveiligheid die door dat incident zijn ontstaan bij de benadeelden, zijn zodanig invoelbaar dat ook zonder verdere onderbouwing sprake is van aantasting in de persoon. [3]
Gezien het voorgaande acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 150,- voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal dit bedrag vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
Kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 5] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 150,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 3 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14e, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 420 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 320 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* (1) zich meldt binnen drie dagen na het uitspreken van het vonnis bij Inforsa Reclassering op het adres Wittevrouwenkade 6, 3512 CR Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
* (2) zich laat behandelen door Inforsa FAZ, forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Indien daartoe aanleiding is, zoals bij een terugval in middelengebruik of in geval van een verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, na rechterlijke goedkeuring, verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt.
* (3) op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Verdachte hoeft op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van maximaal zeventien uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat twee uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van maximaal zeventien uur per dag vrij te besteden. De vrijheden worden tijdens het traject opgebouwd in overleg met de reclassering wanneer de situatie en het risico dit toelaten (hoog risico is maximaal twaalf uur, gemiddeld risico is maximaal veertien uur en laag risico is maximaal zeventien uur). Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres 1] , [woonplaats] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
* (4) zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
* (5) meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
- waarbij verdachte zich gedurende de proeftijd onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van hiervoor onder 3 genoemde bijzondere voorwaarde;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
* 2 STK Postzegelalbum (G3086633);
* 1 STK Zakhorloge (G3086653);
* 1 STK Kniptang (G3087072);
* 2 STK Schoenen (G3106457);
* 1 STK Playstation 4 (G3086618);
* 1 STK Powerbank, merk HC (G3086652);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het volgende voorwerp:
* 1 STK Pas (ING, t.n.v. [A] ) (G3086630);
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van de volgende voorwerpen:
* 1 STK Notebook (G3086640);
* 1 STK Notebook, merk Toshiba (G3086643);
* 1 STK Notebook, merk Acer (G3086645);
* 1 STK Notebook, merk Fujitsu Siemens (G3086649);
* 1 STK Computer, merk Dell (G3086607);
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 2)
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 581,58, waarvan een bedrag van € 81,58 aan materiële schade en een bedrag van € 500,- aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 581,58 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 11 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 4)
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 680,12, waarvan een bedrag van € 180,12 aan materiële schade en een bedrag van € 500,- aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 680,12 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 13 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 5] (feit 5)
- wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 150,-, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 5] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 150,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 3 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mr. J. Edgar en mr. H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juni 2023.
Bijlage: de aangepaste tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 11 september 2022, te [plaats 1] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ), alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, weg te nemen geld en/of goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel,
- naar voornoemde woning is gegaan en/of
- met een omgebogen ijzerdraad, althans met een soortgelijk voorwerp, door het gat
van de brievenbus de (voor)deur (door middel van zogenaamd hengelen) heeft
geopend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, op of omstreeks 4 november 2022, te [plaats 1] , althans in Nederland, in/uit een woning (gelegen aan de [adres 3] ), alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, te weten (onder meer)
- een of meerdere bankpas(sen) (op naam van [slachtoffer 4] ) en/of
- een of meerdere notebooks en/of
- een telefoon (merk Apple) en/of
- een (schouder)tas en/of
- een portemonnee (merk Michael Kors) en/of
- een zorgpas (op naam van [slachtoffer 4] ) en/of
- een OV-chipkaart (op naam van [slachtoffer 4] ) en/of
- airpods,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een omgebogen ijzerdraad, althans met een soortgelijk voorwerp, door het gat van de brievenbus de (voor)deur (door middel van zogenaamd hengelen) te openen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
3
hij, op of omstreeks 4 november 2022, te Utrecht en/of Bilthoven, althans in Nederland, een geldbedrag van in totaal ongeveer 57,30 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft hij, verdachte, gebruik gemaakt van en/of contactloos betaald met (een) (kort daarvoor weggenomen) bankpas (op naam van [slachtoffer 4] ) die niet aan hem, verdachte, toebehoorde;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
4
hij, op of omstreeks 16 oktober 2022, te [plaats 2] , althans in Nederland, in/uit een woning (gelegen aan de [adres 4] ), alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, te weten (onder meer)
- een of meerdere laptop(s) en/of
- een of meerdere harde schijven en/of
- een (computer)bril en/of
- een toetsenbord en/of
- een headset en/of
- een rugzak,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of Rabobank, in elk geval aan een ander toebehoorde(n),terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een omgebogen ijzerdraad, althans met een soortgelijk voorwerp, door het gat van de brievenbus de (voor)deur (door middel van zogenaamd hengelen) te openen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
5
hij, op of omstreeks 21 september 2022, te [plaats 1] , althans in Nederland, in/uit een woning (gelegen aan de [adres 5] ), alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, te weten (onder meer)
- een notebook en/of
- airpods (merk Apple) en/of
- een Apple watch,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een omgebogen ijzerdraad, althans met een soortgelijk voorwerp, door het gat van de brievenbus de (voor)deur (door middel van zogenaamd hengelen) te openen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2
Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, r.o. 2.4.5, en HR 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2012.
2.HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, r.o. 2.4.5, en HR 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2012.
3.HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, r.o. 2.4.5, en HR 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2012.