Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
1.De procedure
- de op 6 oktober 2021 aan [gedaagde sub 1] en SDEY betekende dagvaarding met producties 1 tot en met 20;
- de conclusie van antwoord in conventie van [gedaagde c.s.] tevens houdende de eis in reconventie tevens het verzoek ex artikel 96 lid 2 van het Wetboek van Rechtsvordering (hierna: Rv) van [gedaagde sub 1] , met producties 0 tot en met 20, van 15 december 2021;
- de door [eiser] genomen akte uitlating verzoek ex artikel 96 lid 2 van het Rv, van 2 februari 2022;
- de akte wijziging van eis in reconventie met producties 21 en 22 van 9 september 2022;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte uitlating buitengerechtelijke incassokosten, tevens houdende wijziging van eis met producties 22 tot en met 27, ingekomen op 29 september 2022.
mr. R.G.M. van der Pas. De gemachtigde van [eiser] heeft een pleitnota overgelegd en deze voorgedragen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en antwoord gegeven op de vragen van de kantonrechter. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
2.Wat is er gebeurd?
[eiser] heeft in de e-mail van 3 augustus 2021 (09:42 uur) onder meer een opmerking (in rood) geplaatst met betrekking tot het bewijs van verrekening van de btw c.q. aankoopnota, te weten:
opmerkingvan [eiser] zijn geen aanpassingen in de concept koopovereenkomst gedaan. [gedaagde sub 1] meldt
hierover [1] dat hij dit nimmer heeft tegengesproken of anders voorgesteld.
Prijs en betalingscondities
Bij de opsomming van nog aan te leveren punten door [gedaagde sub 1] , staat onder meer: ‘Originele BTW-verklaring aanleveren.’
de e-mailcorrespondentie met [C] overgelegd. In een e-mail van 9 september 2021 bevestigt dat de btwverklaring op 14 of 15 september 2021 door de Douane zal worden afgegeven:*
De e-mail is i.v.m. herleidbaarheid naar personen verwijderd.
[eiser] in gebreke gesteld en een termijn van 16 dagen gesteld om tot nakoming van de verplichtingen uit de koopovereenkomst (te weten: afname van de boot en betaling van het restant van de koopprijs) over te gaan, bij gebreke waarvan aanspraak zal worden gemaakt op de contractuele boete en de buitengerechtelijke incassokosten.
- iii) hoofdelijke veroordeling van [gedaagde c.s.] om uiterlijk binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de aanbetaling van € 9.000,- aan [eiser] terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 2021, althans vanaf 14 september 2021, tot aan de voldoening;
- iv) veroordeling van [gedaagde sub 1] tot het geven van opdracht aan Elburg Yachting B.V. en/of de SDEY tot het terugstorten van de aanbetaling van € 9.000,- aan [eiser] , op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat hij in gebreke blijft om hieraan te voldoen, met een maximum van € 25.000,-;
- v) hoofdelijke veroordeling van [gedaagde c.s.] om uiterlijk binnen drie dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te voldoen € 998,25 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- vi) veroordeling van [gedaagde sub 1] en de SDEY in de proceskosten en de nakosten.
- i) voor recht te verklaren dat [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst;
- ii) veroordeling van [eiser] om aan [gedaagde sub 1] te voldoen € 18.000,00 aan boete, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2021, althans vanaf 9 september 2021, tot aan de voldoening;
- iii) veroordeling van [eiser] om aan [gedaagde sub 1] te voldoen (€ 11.060,77 - € 2.798,13 inclusief btw
- iv) veroordeling van [eiser] de buitengerechtelijke incassokosten te vergoeden, te vermeerderen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 september 2022, tot aan de voldoening;
- v) veroordeling van [eiser] in de proceskosten en de nakosten.
4.De beoordeling
[eiser] is verstrekt. Gesteld noch gebleken is van een belang van [eiser] waarom hij de btw-verklaring per sé op 9 september 2021 moest hebben ontvangen en hij niet nog zes dagen kon wachten op verstrekking daarvan door [gedaagde sub 1] . Daarom valt niet valt in te zien welk redelijk belang [eiser] had bij uitoefening van de bevoegdheid om tot buitengerechtelijke ontbinding over te gaan. Gelet op het belang van [gedaagde sub 1] om de verkoop van de boot doorgang te laten vinden en het gegeven dat dit belang door de buitengerechtelijke ontbinding wordt geschaad, kon [eiser] dan ook niet naar redelijkheid tot die uitoefening komen. Voornoemde omstandigheden maken naar het oordeel van de kantonrechter dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. Van andere omstandigheden die tot een ander oordeel kunnen leiden is niet gebleken.
Uit de brieven van 22 november 2021 en 25 maart 2022 (zie onder 2.21. respectievelijk 2.22.) en het verhandelde ter zitting blijkt dat [gedaagde sub 1] ook na de buitengerechtelijke ontbindingsverklaring van [eiser] bereid was tot nakoming van de koopovereenkomst door de boot aan [eiser] te leveren. Gelet op wat hiervoor onder 4.8. tot en met 4.10. is overwogen was het daarom aan [eiser] om de boot van [gedaagde sub 1] af te nemen en het restant van de koopprijs aan hem te voldoen. Omdat [eiser] dit, ondanks sommaties daartoe, niet (tijdig) heeft gedaan is sprake van een tekortkoming in de nakoming door
[eiser] die aan [eiser] kan worden toegerekend. De in dit verband in reconventie gevorderde verklaring van recht wordt daarom toegewezen.
verschuldigd. Omdat het beroep van [gedaagde sub 1] op verrekening – zie onder 4.25 – slaagt, wordt [eiser] veroordeeld om een bedrag van € 9.000,00 als het restant van de contractuele boete aan [gedaagde sub 1] te
betalen.
[eiser] kunnen deze posten reeds daarom niet als schade worden aangemerkt.