ECLI:NL:RBMNE:2023:2792

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
22/3617
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende concrete aanvraag omgevingsvergunning leidt tot ongegrond beroep

In deze zaak heeft eiseres, eigenaar van een woning die voorheen als school werd gebruikt, een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning om het pand te splitsen in vier appartementen. De aanvraag werd echter geweigerd vanwege onvoldoende parkeergelegenheid en de kwaliteit van de geprojecteerde woningen. Eiseres heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Later diende zij een nieuwe aanvraag in voor een omgevingsvergunning met als doel het gebruik van het pand voor wonen. Eiseres stelde dat een deel van de vergunning niet was verleend en gepubliceerd, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 16 januari 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college aanwezig waren. Eiseres zelf was niet aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van 23 augustus 2021 onvoldoende concreet was, omdat niet duidelijk was voor welke specifieke activiteiten de omgevingsvergunning werd aangevraagd. De rechtbank benadrukte dat bij de aanvraag duidelijk moet zijn welke activiteiten worden beoogd, en dat de aanvraag niet voldeed aan deze eis.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak werd gedaan door rechter E.M. van der Linde en is openbaar uitgesproken op 22 februari 2023. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3617

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. M.C.H. Sande- van de Ven),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort

(gemachtigde: mr. drs. H. Maaijen).

Inleiding

1. Het pand waar het in deze zaak om gaat is gelegen aan de [adres] in [plaats] . Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat het pand aan de [adres] tegelijk met de belendende panden oorspronkelijk is gebouwd als (basis)school. Op het perceel rust volgens het vigerende bestemmingsplan de enkelbestemming ‘maatschappelijk’ en de functieaanduiding ‘wonen’. Het gebruik als school is beëindigd. In 2021 zijn de aangebouwde panden gesepareerd en gedeeltelijk verkocht als individuele woning. Eiseres heeft een van deze woningen gekocht. Dit betrof één kadastraal perceel met één woning. De bedoeling van eiseres is om in deze woning zoveel mogelijk appartementen te creëren en te verhuren.
Op 8 juni 2021 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor het splitsen van deze woning in vier appartementen. In het besluit van 21 juli 2021 is deze aanvraag geweigerd omdat het plan niet voorzag in voldoende parkeergelegenheid en de geprojecteerde woningen in de zolder en in de uitbouw van onvoldoende kwaliteit waren. Tegen dit besluit heeft eiseres geen bezwaar gemaakt.
1.1.
Op 23 augustus 2021 heeft eiseres een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend met als aanvraagnaam ‘Wijziging gebruik pand tbv wonen’ en projectomschrijving ‘Omzetten van school naar woningen’. Eisers heeft op 26 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekend maken van een van rechtswege verleende vergunning. Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en aangegeven dat de vergunning op 16 augustus 2022 van rechtswege is verleend en op 17 augustus 2022 aan eiseres per post is toegezonden.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college. Eiseres was niet aanwezig.

Het geschil

2. Eiseres meent dat ten onrechte een deel van de van rechtswege verleende vergunning niet is verleend en gepubliceerd. Volgens eiseres ziet haar aanvraag mede op het realiseren van meerdere woningen en dit gedeelte van de aanvraag is door het college ten onrechte niet als een van rechtswege verleende vergunning aangemerkt en gepubliceerd. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of eiseres hierin gelijk heeft.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat bij de toepassing van de regeling voor de verlening van een omgevingsvergunning van rechtswege, duidelijk moet zijn wanneer een aanvraag wordt gedaan en voor welke concrete activiteiten omgevingsvergunning wordt aangevraagd. [1]
4. In artikel 3.9, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is de regeling uit de Algemene wet bestuursrecht dat bij het niet tijdig beslissen op een aanvraag van rechtswege een vergunning is gegeven, van toepassing verklaard op omgevingsvergunningen die met de reguliere voorbereidingsprocedure tot stand komen. Volgens de wetgever vormt de regeling voor bestuursorganen een belangrijke stok achter de deur om tijdig te beslissen. [2] Tijdige besluitvorming is van belang voor de rechtszekerheid voor zowel de aanvrager als derdenbelanghebbenden. De wetgever heeft het bij het van toepassing verklaren van de regeling van belang geacht dat geen onduidelijkheid ontstaat over rechten en plichten van de vergunningverkrijger.
De regeling betekent dat een omgevingsvergunning tot stand kan komen zonder een beoordeling of die vergunning, gelet op de wettelijke eisen en de betrokken belangen, wel behoort te worden verleend. Een omgevingsvergunning kan onder de Wabo zelfs van rechtswege worden gegeven voor een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan. Een omgevingsvergunning zal een definitieve verandering van de omgeving mogelijk maken. Bij een omgevingsvergunning spelen naast de belangen van de aanvrager en het algemeen belang ook de belangen van derden een rol.
Gelet op de betrokken belangen en de door de wetgever met de regeling beoogde rechtszekerheid is het belangrijk dat voor het bestuursorgaan meteen duidelijk is wanneer de regeling van toepassing is en waarop een van rechtswege gegeven omgevingsvergunning concreet betrekking heeft. Daarom moet duidelijk zijn wanneer een aanvraag wordt gedaan en voor welke concrete activiteiten omgevingsvergunning wordt aangevraagd.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is de aanvraag van 23 augustus 2021, voor zover de aanvraag mede zou zien op het realiseren van meerdere woningen, onvoldoende concreet. De rechtbank vindt daarbij het volgende van belang. De aanvraag heeft als aanvraagnaam ‘Wijziging gebruik pand tbv wonen’ en als projectomschrijving ‘Omzetten van school naar woningen’. Bij de vraag ‘Gaat het om de bouw van één of meer woningen’ is het antwoord ‘nee’ aangekruist. Bij de vraag ‘Wat zijn de geschatte kosten in euro’s (exclusief BTW)’ is een bedrag van € 1,- ingevuld. Bij de vraag ‘Wat zijn de geschatte kosten voor het totale project in euro’s (exclusief BTW)’ is een bedrag van € 1,- ingevuld. Hierdoor blijkt uit de aanvraag niet voor welke concrete activiteiten een omgevingsvergunning wordt gewenst, aangezien een voldoende concrete omschrijving van het plan ontbreekt. Gelet op wat onder 4 is overwogen, is er dus geen aanvraag gedaan. Dit betekent dat geen omgevingsvergunning van rechtswege is verleend.
6. De rechtbank overweegt ten overvloede dat als eiseres meerdere appartementen in het pand wil realiseren, zij daarvoor een concrete aanvraag moet indienen. Hierbij dient eiseres bovendien rekening te houden met de weigeringsgronden voor de eerder geweigerde aanvraag om een omgevingsvergunning om in het pand vier appartementen te realiseren.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
22 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:829.
2.Kamerstukken 2006/2007, 30844, nr. 3, p. 34.