ECLI:NL:RBMNE:2023:2765

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2846
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een WW-uitkering aan eiseres, die na beëindiging van haar arbeidsovereenkomst een uitkering had aangevraagd. Eiseres was sinds 16 oktober 2017 in dienst bij de derde-partij, haar ex-werkgever, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Het dienstverband eindigde op 1 maart 2022. Eiseres diende op 23 februari 2022 een aanvraag in voor een WW-uitkering, die door het Uwv werd toegekend. De ex-werkgever maakte bezwaar tegen dit besluit, stellende dat eiseres verwijtbaar werkloos was geworden omdat zij geen passende arbeid had behouden. Het Uwv verklaarde het bezwaar gegrond en weigerde de uitkering.

Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 12 januari 2023 werd duidelijk dat er onduidelijkheid bestond over een eventueel aanbod tot verlenging van haar arbeidsovereenkomst. Eiseres stelde dat zij nooit een concreet aanbod had ontvangen, terwijl de ex-werkgever beweerde dat zij een verlenging had aangeboden. De rechtbank oordeelde dat het Uwv onvoldoende bewijs had geleverd dat eiseres verwijtbaar werkloos was, maar concludeerde ook dat eiseres zelf geen actie had ondernomen om haar dienstverband te verlengen.

De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het Uwv, maar liet de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de weigering van de WW-uitkering niet werd teruggedraaid. Eiseres kreeg wel haar griffierecht vergoed. De rechtbank benadrukte dat de verplichting om werkloosheid te voorkomen ook geldt voor werknemers die in een kwetsbare positie verkeren, zoals tijdens zwangerschapsverlof.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2846

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.H. Swart).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen
[ex-werkgever], te [vestigingsplaats] , gemachtigde: mr. E. de Mos.

Inleiding

Eiseres was sinds 16 oktober 2017 in dienst bij derde-partij (de ex-werkgever) op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Met ingang van 1 maart 2022 is het dienstverband geëindigd. Eiseres heeft op 23 februari 2022 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd. Met het besluit van 24 februari 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv eiseres met ingang van 1 maart 2022 een WW-uitkering toegekend.
De ex-werkgever is het niet eens met dat besluit en heeft daartegen bezwaar gemaakt. Volgens de ex-werkgever is eiseres verwijtbaar werkloos en heeft zij daarom geen recht op (uitbetaling van) een WW-uitkering. Bij besluit van 30 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van de ex-werkgever gegrond verklaard en bepaald dat de WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid niet tot uitbetaling komt.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift
ingediend. De ex-werkgever heeft een schriftelijke reactie ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2023. Eiseres is verschenen, vergezeld door haar echtgenoot. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De ex-werkgever is vertegenwoordigd door ing. [vertegenwoordiger] , bijgestaan door de gemachtigde.

Overwegingen

Het geschil en de grondslag van het bestreden besluit
1. In deze zaak moet de vraag worden beantwoord of het Uwv terecht heeft geweigerd om
de WW-uitkering van eiseres uit te betalen wegens verwijtbare werkloosheid.
2. Het Uwv stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiseres verwijtbaar
werkloos is geworden, doordat zij door eigen toedoen geen passende arbeid heeft behouden. De motivering die het Uwv daarvoor geeft, is dat de ex-werkgever aan eiseres een verlenging van haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft aangeboden, maar dat eiseres niet op dat aanbod is ingegaan en heeft besloten te stoppen met haar werk.
3. Eiseres voert aan dat zij nooit een concreet aanbod heeft gekregen voor verlenging van
haar arbeidscontract na februari 2022. Haar oorspronkelijke arbeidscontract liep af op 16 oktober 2021. Dit contract is verlengd tot februari 2022 in verband met haar zwangerschapsverlof. Vóór afloop van het oorspronkelijke arbeidscontract op 16 oktober 2021 heeft zij met haar leidinggevende enkele verkennende gesprekken gehad over verlenging ná februari 2022, maar een concreet aanbod voor verdere verlenging heeft zij niet gekregen. Ook vindt eiseres dat de ex-werkgever in de periode dat zij met zwangerschapsverlof was geen contact met haar had mogen zoeken over de verlenging van haar dienstverband, omdat zij zich door haar mentale en fysieke staat in een kwetsbare positie bevond.
Toetsingskader
4. In de WW staat dat de werknemer de verplichting heeft te voorkomen dat hij werkloos is
of blijft, bijvoorbeeld doordat hij door eigen toedoen geen passende arbeid behoudt [1] . In dit geval wordt de WW-uitkering blijvend geheel geweigerd, tenzij het de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten dat hij werkloos is (gebleven) [2] . Voor de beoordeling of een werknemer door eigen toedoen geen passende arbeid heeft behouden gelden dezelfde criteria als die gelden om verwijtbare werkloosheid vast te stellen [3] .
5. Onder passende arbeid wordt verstaan, in de periode voordat zes maanden waarin een
recht op uitkering bestaat op grond van deze wet zijn verstreken, arbeid die aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer werkloos is geworden. Na deze periode van zes maanden is alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, passend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke, of sociale aard niet van hem kan worden gevergd [4] .
6. Uit vaste rechtspraak volgt dat de in artikel 24, eerste lid, onder b, sub 3°, van de WW
neergelegde verplichting ziet op het behouden van de eigen arbeid, indien de mogelijkheid bestaat deze in (nagenoeg) dezelfde omvang voort te zetten [5] .
Beoordeling door de rechtbank
7. Het Uwv heeft het bestreden besluit gebaseerd op een aantal e-mails van 22 september
2021, 24 september 2021 en 26 oktober 2021. Dit betreft e-mailverkeer tussen verschillende medewerkers van de ex-werkgever. Eén van de twee e-mails van 24 september 2021 is gericht aan eiseres en afkomstig van haar leidinggevende. De rechtbank is van oordeel dat uit de genoemde e-mails kan worden afgeleid dat met eiseres is gesproken over een verlenging van het dienstverband, maar dat onvoldoende blijkt wat het concrete aanbod van de ex-werkgever aan eiseres over de verlenging van het dienstverband exact inhield. Deze e-mails bieden daarom onvoldoende grondslag voor de conclusie dat eiseres verwijtbaar werkloos is, omdat zij door eigen toedoen geen passende arbeid heeft behouden.
8. In beroep heeft de ex-werkgever screenshots van Whatsapp-verkeer tussen eiseres en
haar ex-leidinggevende overgelegd van 28 augustus 2021 en 21 oktober 2021. Met het WhatsApp-bericht van 28 augustus 2021 is de inhoud van het aanbod tot verlenging van het dienstverband voldoende concreet geworden, namelijk een verlenging tot augustus 2022 voor 90% (van de oorspronkelijke aanstelling en het oorspronkelijke salaris). In het WhatsApp-bericht van 21 oktober 2021 laat eiseres aan de leidinggevende weten de mentale ruimte te hebben gehad een knoop door te hakken. Eiseres stelt voor daarover de volgende dag telefonisch contact te hebben. Dit WhatsApp-bericht sluit aan bij de eerdergenoemde e-mail van 26 oktober 2021, waarin de leidinggevende van eiseres aan een andere medewerker meedeelt dat ze de vrijdag daarvoor met eiseres heeft gesproken en dat eiseres definitief heeft besloten per 1 maart 2022 te stoppen.
9. Indien eiseres er vanuit ging dat er géén aanbod tot verlenging van haar dienstverband
lag of indien zij het aanbod niet of onvoldoende concreet vond, had het in de lijn der verwachting gelegen dat zij zelf vóór het einde van het lopende contract (op 1 maart 2022) contact zou hebben opgenomen met haar leidinggevende om een eventuele verlenging van het dienstverband aan te kaarten. Eiseres heeft hierin echter geen initiatief genomen. Niet tijdens haar bevallingsverlof, maar ook niet daarna. Het lijkt er dan ook op dat eiseres heeft berust in het feit dat haar dienstverband op 1 maart 2022 zou eindigen. Voor zover eiseres zich op een later moment realiseerde dat ze in de periode van haar bevallingsverlof niet de juiste beslissing had genomen over de beëindiging van haar dienstverband als gevolg van haar emotionele toestand tijdens haar zwangerschaps- en bevallingsverlof, had het voor de hand gelegen dat ze daar op een later moment, na afloop van haar verlof, bij haar leidinggevende op was teruggekomen en het gesprek was aangegaan om alsnog een verlenging van haar dienstverband te verkrijgen. Dat heeft eiseres niet gedaan.
10. De rechtbank overweegt tot slot dat het aanbod tot verlenging van het dienstverband,
gelet op de vaste rechtspraak [6] , als passend moet worden aangemerkt, omdat het ziet op een verlenging voor 90% van de omvang van het oorspronkelijke dienstverband en daarmee op een voortzetting van de eigen arbeid in nagenoeg dezelfde omvang.
Conclusie
11. Het Uwv mocht ervan uitgaan dat eiseres verwijtbaar werkloos is. Daarom heeft het
Uwv terecht besloten dat de WW-uitkering van eiseres niet tot uitbetaling komt.
12. Omdat het Uwv het bestreden besluit pas in de beroepsfase toereikend heeft
gemotiveerd, zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand laten. Omdat het bestreden besluit wordt vernietigd zal het beroep gegrond worden verklaard.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het Uwv aan eiseres het door
haar betaalde griffierecht vergoeden. Niet is gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, voorzitter, en mr. S.C.A. van Kuijeren en mr. A. Rademaker, leden, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.artikel 24, eerste lid, onder b, sub 3°, van de WW.
2.artikel 27, eerste lid, van de WW.
3.artikel 24, zevende lid, van de WW.
4.artikel 24, derde lid, van de WW.
5.bijvoorbeeld de uitspraak van 13 september 2017 van de Centrale Raad van Beroep, ECLI:NL:CRVB:2017:3149.