Overwegingen
8. De rechtbank stelt voorop dat het algemeen bestuur op grond van artikel 5.2 van de Waterwet verplicht is om één of meer peilbesluiten vast te stellen voor daartoe aan te wijzen oppervlaktewater- of grondwaterlichamen die onder zijn beheer vallen. Daarin worden de waterstanden of de bandbreedten waarbinnen waterstanden kunnen variëren, vastgesteld, die vervolgens in de daarbij aangegeven perioden zoveel mogelijk moeten worden gehandhaafd. Op grond van artikel 2.18 van de Interim omgevingsverordening Provincie Utrecht, draagt het algemeen bestuur er zorg voor dat de peilbesluiten actueel zijn. De peilbesluiten moeten in ieder geval zijn toegesneden op veranderingen in zowel de omstandigheden ter plaatse als de aanwezige functies en belangen. Ter invulling van de beleidsruimte die het algemeen bestuur hierbij heeft, heeft hij de Beleidsnota peilbeheer 2019 vastgesteld. Hierin wordt een droogleggingsnorm van 70 cm (in de zomer) tot 100 cm (in de winter) gehanteerd bij kleigrond. Dat sprake is van kleigrond in het gebied waar het in deze zaak om gaat is tussen partijen niet in geschil.
9. Aan het bestreden besluit zijn door het algemeen bestuur de volgende rapporten ten grondslag gelegd:
- het rapport ‘Geohydrologisch Onderzoek [locatie 1] ’ van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden van 26 november 2018;
- het Onderzoeksrapport Peilbesluit Langbroekerwetering (2022) van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, en;
- het rapport ‘Scenarioberekeningen N2000 [locatie 1] ’ van Arcadis van 29 maart 2021.
10. Aan de rechtbank ligt in deze zaak de vraag voor of het algemeen bestuur de feitelijke gevolgen van het bestreden besluit voor eisers zorgvuldig in kaart heeft gebracht. En zo ja, of het algemeen bestuur in redelijkheid tot de conclusie is gekomen dat vasthouden aan de droogleggingsnorm uit de beleidsnota geen feitelijke gevolgen heeft voor eisers die vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsnota te dienen doelen.Daarbij moet het algemeen bestuur alle omstandigheden van het geval betrekken, en bezien of die omstandigheden op zichzelf dan wel in onderlinge samenhang, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden. De rechtbank zal dit beoordelen aan de hand van wat partijen in deze zaak naar voren hebben gebracht.
11. Eisers voeren aan dat het algemeen bestuur onvoldoende heeft gereageerd op hun zienswijzen en niet alle stukken die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen heeft overgelegd. Duidelijke kaarten en bijbehorende data ontbreken, en van het rapport van Aequator van 7 juni 2018 (de bedrijvenproef) is slechts een geanonimiseerde versie openbaar gemaakt. Tot slot had er volgens eisers eerst een inrichtingsplan moeten zijn vastgesteld voor het gebied.
12. De rechtbank volgt eisers hierin niet. Het algemeen bestuur heeft uitgebreid op de zienswijzen van eisers gereageerd in het inspraakrapport. Verder geldt dat het algemeen bestuur verplicht is om alle stukken die op de zaak betrekking hebben te overleggen. Het is vaste rechtspraak dat hiermee alle stukken worden bedoeld die het algemeen bestuur bij de vaststelling van het peilbesluit ter beschikking staan of hebben gestaan, en die van belang kunnen zijn voor de beslechting van (nog) bestaande geschilpunten.Naar het oordeel van de rechtbank valt het rapport van Aequator van 7 juni 2018 hier niet onder, omdat niet is gebleken er over de resultaten van de bedrijvenproef nog geschilpunten bestaan tussen partijen waardoor het rapport relevant kan zijn voor de beoordeling van het peilbesluit. Het algemeen bestuur heeft dit rapport overigens wel overgelegd, maar was daartoe dus niet verplicht. De rechtbank is verder niet gebleken dat er stukken ontbreken. De rechtbank wijst er tot slot op dat een inrichtingsplan (een kaart van het gebied waarop alle hydrologische maatregelen zijn ingetekend) deel uitmaakt van een projectplan. Een projectplan is geen wettelijk vereiste voor het vaststellen van een nieuw peilbesluit. De beroepsgrond slaagt niet.
Natuurkavel (peilgebied [peilgebied 2] )
13. Eisers voeren aan dat de begrenzing van de natuurkavel in het nieuwe peilbesluit in strijd is met de rechtszekerheid. De natuurkavel en de naastgelegen agrarische kavel van eisers worden gescheiden door een sloot met een agrarisch waterpeil. Op de kaart bij het ontwerp-peilbesluit was dit nog kenbaar ingetekend, maar de kaart bij het bestreden besluit suggereert dat de sloot een natuurpeil krijgt. Eisers willen dat de kaart bij het bestreden besluit op dit punt wordt teruggebracht naar zoals die was bij het ontwerpbesluit.
I.v.m. de herleidbaarheid naar personen zijn de foto's verwijderd.
Bestreden besluit Ontwerpbesluit
14. Het algemeen bestuur heeft op de zitting toegelicht dat het peilbesluit geen verandering brengt in het agrarische waterpeil van de sloot. Dat op de kaart bij het peilbesluit de sloot een natuurpeil lijkt te hebben, komt volgens het algemeen bestuur doordat de begrenzing van de natuurkavel zoals ingetekend op de kaart bij het bestreden besluit slechts grofmazig is weergegeven. Maar dit mag volgens het algemeen bestuur.
15. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Het peilbesluit moet gelet op artikel 2.17 van de Interim omgevingsverordening Provincie Utrecht de begrenzing van het gebied bevatten waarbinnen de oppervlaktewaterlichamen zijn gelegen waarop het peilbesluit betrekking heeft. In de toelichting bij dit artikel wordt in dat kader gewezen op de rechtszekerheid van de burger aan de ene kant en de benodigde flexibiliteit van het waterschap aan de andere kant. Naar het oordeel van de rechtbank is de grofmazige begrenzing van de natuurkavel op dit punt in strijd met de rechtszekerheid. Eisers weten daardoor namelijk niet waar zij aan toe zijn. De kaart maakt deel uit van het peilbesluit en suggereert nu dat de scheisloot een natuurpeil krijgt. Als dat, zoals op de zitting is toegelicht, niet de bedoeling van het algemeen bestuur is, dient dat ook uit de kaart te blijken. Deze beroepsgrond slaagt.
16. Wat het gevolg is van het slagen van deze beroepsgrond, is afhankelijk van de verdere beoordeling van het bestreden besluit door de rechtbank. De rechtbank zal hierna daarom eerst de overige beroepsgronden van eisers beoordelen, voordat zij tot een eindoordeel komt in de zaak.
17. Eisers voeren aan dat de noodzaak van het bovenpeil van 4,05 m +NAP voor de natuurkavel onvoldoende is onderzocht en onderbouwd. Hetzelfde geldt voor de gevolgen van dit bovenpeil voor de omliggende agrarische kavels. Het bovenpeil moet volgens eisers daarom worden teruggebracht naar 3,75 m +NAP.
18. De rechtbank volgt eisers hierin niet. Het algemeen bestuur heeft zich bij het bovenpeil van 4,05 m +NAP gebaseerd op het onderzoeksrapport ‘Scenarioberekeningen N2000 [locatie 1] ’ van Arcadis van 29 maart 2021. Hieruit blijkt dat bij dit bovenpeil, de gemiddelde hoogste grondwaterstand binnen de natuurkavel toeneemt met 49 cm, de gemiddelde voorjaars grondwaterstand toeneemt met 37 cm, en dat dit bovenpeil slechts tot 75 meter effect heeft (meer kwel) op de omliggende agrarische kavels. Andere waterpeilen bleken weinig tot geen invloed te hebben op de grondwaterstanden, of juist te veel effect op de omliggende agrarische percelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het algemeen bestuur met het onderzoek van Arcadis voldoende onderbouwd dat het bovenpeil van 4,05 m +NAP het meest optimale waterpeil is voor de natuurkavel. Daarbij vindt de rechtbank van belang dat Arcadis heeft gerekend met de hoogste weerstand (worst-case scenario), hetgeen ook [A] , de hydroloog van eisers zelf bevestigt, zodat het effect op de omliggende agrarische percelen feitelijk waarschijnlijk minder ver zal strekken dan 75 meter. Voor de eventuele natschade die eisers van het bovenpeil ondervinden, zijn zij gecompenseerd door de Provincie. De beroepsgrond slaagt niet.
19. Eisers hebben erop gewezen dat zij diverse afspraken hebben gemaakt met het algemeen bestuur en met de Provincie die niet worden nagekomen, terwijl de compensatie die eisers van de Provincie ontvangen ook (deels) op deze afspraken is gebaseerd. Ter onderbouwing hebben eisers de schadeovereenkomst met de Provincie en een e-mailcorrespondentie met het hoogheemraadschap overgelegd.
20. De rechtbank volgt eisers hierin niet. Het algemeen bestuur is allereerst niet gebonden aan afspraken die eisers met de Provincie hebben gemaakt. Ten aanzien van de afspraken met het hoogheemraadschap, vat de rechtbank het betoog van eisers op als een beroep op het vertrouwensbeginsel. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel moet in de eerste plaats sprake zijn van een ‘toezegging’. Bij de afspraken met het hoogheemraadschap die terugkomen in de emailcorrespondentie die eisers hebben overgelegd, wordt namens het hoogheemraadschap steeds uitdrukkelijk het voorbehoud van het op dat moment nog vast te stellen nieuwe peilbesluit, gemaakt. Het is vaste rechtspraak dat er geen sprake is van een ‘toezegging’ als over een concreet geval een uitdrukkelijk voorbehoud wordt gemaakt.De beroepsgrond slaagt niet.
Grote peilgebied (peilgebied [peilgebied 1] )
21. Eisers voeren aan dat de waterpeilen in het grote peilgebied ( [peilgebied 1] ) waar hun kavels deel van uitmaken, door kwel en opstuwing feitelijk 45 tot 55 cm hoger zullen zijn dan het vastgestelde zomer bovenpeil van 3,30 m +NAP en winter bovenpeil van 3,10 m +NAP. De stuw in de Amerongerwetering loopt niet voor niets altijd over. Het algemeen bestuur heeft zich hier onvoldoende rekenschap van gegeven. Volgens eisers had het grote peilgebied vanwege de enorme hoogteverschillen moeten worden gesplitst, of had het algemeen bestuur de droogleggingsnorm alleen moeten toepassen op de laagste 10% maaiveldhoogte in het peilgebied.
22. De rechtbank volgt eisers niet. Het algemeen bestuur heeft toegelicht dat het zomer bovenpeil al gold onder het vorige peilbesluit uit 2008, en dat het winter bovenpeil in de praktijk al werd gehanteerd, hetgeen door eisers niet is betwist. De waterpeilen voor het grote peilgebied worden ingesteld middels een stuw op het laagste punt (noordoosten) van de Amerongerwetering die langs de noordzijde van het gebied loopt. Het algemeen bestuur heeft bevestigd dat deze stuw inderdaad meestal overloopt. Door de grote hoogteverschillen is echter gemiddeld 90% (in de zomer) tot 75% (in de winter) van de agrarische kavels in het peilgebied droger dan de maximale droogleggingsnorm van 100 cm. Voor kwel en opstuwing is dus voldoende ruimte. Dit geldt temeer voor de kavels van eisers, omdat die in het hoger gelegen zuidelijke deel liggen. Het algemeen bestuur heeft dit in beroep nader onderbouwd met het rapport ‘Hydrologische analyse van peilgebied [peilgebied 1] ’ van 10 maart 2023 van [B] , waaruit blijkt dat er ter hoogte van eisers kavels bij een opstuwing met 50 cm nog steeds sprake is van een drooglegging van 112 cm (in de zomer) en 97 cm (in de winter). Dit wordt bevestigd in de expertise ‘Watersysteemanalyse’ van 14 maart 2023 van [C] . De rechtbank kan deze rapporten volgen.
23. Eisers hydroloog [A] heeft op de zitting een zeer recente foto laten zien waarop een feitelijk hoger waterpeil is gemeten. Op de zitting is de vraag of een hogere weerstand in de watergangen (door begroeiing en slib) daar de oorzaak van zou kunnen zijn, echter onbeantwoord gebleven. Het schoonhouden van de sloten is een taak van de kaveleigenaren zelf, niet van het hoogheemraadschap. Omdat niet is uitgesloten dat ongeschoonde watergangen de oorzaak van dit hogere waterpeil is geweest, doet de foto de rechtbank niet twijfelen aan de rapporten die het algemeen bestuur heeft overgelegd. Daar komt bij dat aan het rapport van hydroloog De Niet van 10 maart 2023, ook metingen ten grondslag zijn gelegd die in december 2022 ter plaatse zijn verricht.
24. Omdat de rechtbank eisers niet volgt in het betoog dat het algemeen bestuur bij het vaststellen van de bovenpeilen voor het grote peilgebied, onvoldoende rekening heeft gehouden met de kwel en opstuwing in het gebied, ziet de rechtbank ook niet dat het algemeen bestuur het peilgebied vanwege de grote hoogteverschillen had moeten splitsen en/of de droogleggingsnorm alleen had moeten toepassen op de laagste 10% maaiveldhoogte. Het algemeen bestuur heeft er overigens op gewezen dat splitsing alleen maar nadelig voor eisers zal uitpakken, omdat de droogleggingsnorm dan niet meer óók over de lager gelegen kavels wordt ‘uitgesmeerd’ en de uitkomst daarvan een hoger waterpeil is, terwijl eisers juist lagere waterpeilen voorstaan. De rechtbank kan het algemeen bestuur hierin volgen. Eisers hebben dit wel betwist, maar hebben onvoldoende concreet gemaakt waarom de redenering van het algemeen bestuur niet op zou gaan. Ten aanzien van de 10%-norm wijst de rechtbank er verder op dat het peilbesluit er niet alleen is voor de kavels van eisers, maar voor het hele gebied. Toepassing van de droogleggingsnorm op de laagste 10% maaiveldhoogte zal weliswaar zorgen voor een nog grotere drooglegging van eisers hoger gelegen kavels, maar doet onvoldoende recht aan de lager gelegen kavels in het peilgebied. De beroepsgrond slaagt niet.
25. Eisers hebben er tot slot op gewezen dat het vastgestelde zomer en winter bovenpeil voor het grote peilgebied ook gevolgen heeft voor peilgebied [peilgebied 4] , en in de toekomst mogelijk ook gevolgen kan hebben voor hun kavels op [locatie 4] . De stuwen aldaar kunnen verdrinken en langer verdronken blijven.
26. De rechtbank volgt eisers hierin evenmin. Uit de berekeningen van het algemeen bestuur blijkt dat de drooglegging in peilgebied [peilgebied 4] gemiddeld 116 cm is. De drooglegging overschrijdt de maximale droogleggingsnorm ruimschoots, zodat de rechtbank zonder nadere toelichting niet kan volgen dat er natschade zal optreden binnen dit peilgebied. Eisers hebben deze stelling geenszins onderbouwd. Hetzelfde geldt voor het betoog van eisers over de invloed van het bestreden besluit op hun kavels in [locatie 4] . De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Oostelijke kavel eisers (peilgebied [peilgebied 3] )
27. Eisers zijn het verder niet eens met het vastgestelde onderpeil van 3,47 m +NAP voor hun meest oostelijke agrarische kavel ( [peilgebied 3] ). Hiermee wordt de onderbemaling die eisers op deze kavel toepassen gemaximeerd, en dat vinden eisers onwenselijk.
28. De rechtbank volgt eisers hierin evenmin. De onderbemaling van deze kavel is al sinds 1991 toegestaan bij vergunning en met het bestreden besluit voor het eerst opgenomen in een peilbesluit. Het algemeen bestuur heeft zich bij het onderpeil van 3,47 m +NAP gebaseerd op het rapport van [A] , de hydroloog van eisers zelf, van 3 september 2020. Hieruit volgt dat dit het minimale waterpeil is waarop de drains vrij kunnen afwateren. Eisers hebben niet concreet gemaakt waarom dit onderpeil desondanks niet toereikend zou zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Overgang zomer en winterpeil
29. Eisers voeren aan dat de tijdspanne van drie maanden waarin de overgang van zomer naar winterpeil plaatsvindt en andersom te groot is. Eisers begrijpen dat het algemeen bestuur enige mate van flexibiliteit wil afhankelijk van de weersomstandigheden, maar vinden de overgang nu onvoldoende gekwalificeerd. Objectieve criteria ontbreken en dat brengt rechtsonzekerheid met zich mee.
30. De rechtbank volgt eisers ook hierin niet. Het algemeen bestuur wil de flexibiliteit houden om aan de hand van weersomstandigheden te beoordelen wanneer het waterpeil in dat tijdsbestek het beste kan worden omgezet. Wanneer de overgang precies plaatsvindt, wordt beoordeeld door een veldmedewerker ter plaatse die dat aan de hand van onder meer de grondwaterstand, neerslag, luchtvochtigheid, temperatuur en verzadiging van de grond beoordeelt. De veldmedewerker maakt daarbij gebruik van Vidente, een programma dat inzicht biedt in de staat van het weer- en watersysteem. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze feitelijke gang van zaken te twijfelen. De rechtbank ziet ook niet dat het overgangsmoment van de waterpeilen helemaal niet zou zijn ingekaderd. Er is een tijdspanne van september tot en met november (voor de overgang van zomer- naar winterpeil) en van april tot en met juni (voor de overgang van winter- naar zomerpeil) opgenomen, al naar gelang de weersomstandigheden en het verloop van de grondwaterstanden. Naar het oordeel van de rechtbank kan het gelet op de hiervoor omschreven werkwijze verder aan de deskundigheid van de veldmedewerker worden overgelaten om het precieze overgangsmoment van de waterpeilen te bepalen. Van strijd met de rechtszekerheid is dan geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
31. Eisers voeren ook aan dat er ten onrechte een flexibel peil van 5 tot 10 cm (en in extreme gevallen 20 cm) in het peilbesluit is opgenomen. De criteria voor deze beheer- en sturingsmarges zijn subjectief en eisers verwachten dat de marges in de praktijk maximaal zullen worden ingevuld, met alle gevolgen van dien.
32. De rechtbank volgt eisers hierin evenmin. Uit de toelichting op het bestreden besluit volgt dat het algemeen bestuur met de beheer- en sturingsmarge de mogelijkheid wil houden om te kunnen anticiperen op (soms extreme) weersomstandigheden door de waterpeilen tijdelijk te kunnen verlagen of te verhogen. De rechtbank kan dit volgen in het licht van de inspanningsverplichting die het algemeen bestuur heeft om de waterpeilen in het gebied zo goed mogelijk te handhaven. De stelling dat de marges in de praktijk maximaal zullen worden ingevuld, hebben eisers geenszins onderbouwd. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.