ECLI:NL:RBMNE:2023:2731

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
10 juni 2023
Zaaknummer
UTR 22/4495
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake het Peilbesluit Langbroekerwetering 2022 en de rechtszekerheid van agrarische kavels

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over het Peilbesluit Langbroekerwetering 2022. Eisers, agrariërs in het gebied, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, dat de hydrologische scheiding van natuur- en agrarische kavels regelt. De rechtbank oordeelt dat de grofmazige intekening van de begrenzing van het peilgebied op de kaart in strijd is met de rechtszekerheid. Dit leidt ertoe dat de rechtbank het Peilbesluit vernietigt voor zover de begrenzing van peilgebied LBW_A_101 grofmazig is ingetekend. De rechtbank stelt dat het algemeen bestuur de kaart moet terugbrengen naar de correcte weergave zoals die was bij het ontwerpbesluit. De rechtbank oordeelt verder dat het algemeen bestuur de proceskosten van eisers moet vergoeden, evenals het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid voor agrariërs en de noodzaak voor het algemeen bestuur om zorgvuldigheid in acht te nemen bij het vaststellen van peilbesluiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4495
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2023 op het beroep in de zaak tussen

[eiseres] en [eiser] uit [woonplaats] (eisers)

(gemachtigde: D. van Rozen)
en
het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden(het algemeen bestuur)
(gemachtigde: mr. R. Janssen)

Inleiding

1. De Langbroekerwetering beslaat een gebied van circa 6.800 hectare in het zuidoosten van de provincie Utrecht dat grofweg wordt begrensd door de kernen Odijk en Driebergen-Rijsenburg in het noordwesten, Wijk bij Duurstede in het zuiden, en Leersum en Amerongen in het oosten. In het oostelijke deel van de Langbroekerwetering bevindt zich het Natura 2000-gebied ‘ [locatie 1] ’, bestaande uit [locatie 2] (kavels links), [locatie 3] (twee kavels in het midden) en [locatie 4] (kavels rechts). Deze zaak gaat over de rechter natuurkavel van [locatie 3] (rood omcirkeld) en de agrarische kavels van eisers die daaromheen liggen.
I.v.m. de herleidbaarheid naar personen is de foto verwijderd.
2. Ter uitvoering van de instandhoudingsmaatregelen voor het Natura 2000gebied heeft het algemeen bestuur met de provincie Utrecht afspraken gemaakt over de bestrijding van verdroging van de natuurkavels. Zo is het onder meer de bedoeling dat de natuurkavels hydrologisch worden gescheiden van de agrarische kavels. Begin 2019 is het beheerplan ' [locatie 1] ' vastgesteld. Dit beheerplan bevat een beschrijving van de instandhoudingsmaatregelen voor het gebied en van de beoogde resultaten daarvan.
3. Aangrenzend aan de natuurkavel waar het in deze zaak om gaat, hebben eisers diverse agrarische kavels in eigendom waarop zij gras laten groeien voor hun koeien en mais verbouwen. Op grond van het peilbesluit ‘Langbroekerwetering 2008’ maakten de natuurkavel en eisers kavels deel uit van één groot peilgebied [peilgebied 1] waar een bovenpeil van 3,30 m +NAP gold. Van een hydrologische scheiding tussen de natuurkavel en omliggende agrarische kavels was onder dit peilbesluit dus nog geen sprake.
4. Het algemeen bestuur is op grond van artikel 5.2 van de Waterwet, en de Interim omgevingsverordening Provincie Utrecht verplicht om peilbesluiten vast te stellen en actueel te houden. In het kader van deze zorgplicht en in het licht van de doelstellingen uit het beheerplan, heeft het algemeen bestuur een ontwerpbesluit ter inzage gelegd ter actualisering van het peilbesluit uit 2008. Eisers hebben hierop hun zienswijzen naar voren gebracht. Met het besluit van 11 mei 2022 (
het bestreden besluit) heeft het algemeen bestuur het peilbesluit Langbroekerwetering 2008 (met uitzondering van de eerdere herziening van dit peilbesluit voor [locatie 4] ) ingetrokken, en het nieuwe peilbesluit ‘Langbroekerwetering 2022’ vastgesteld.
5. Met het bestreden besluit is de natuurkavel hydrologisch gescheiden van de omliggende agrarische kavels als peilgebied [peilgebied 2] , en heeft een bovenpeil van 4,05 m +NAP gekregen. De meest oostelijke agrarische kavel van eisers is ook hydrologische gescheiden van de omliggende kavels als peilgebied [peilgebied 3] , en heeft een afwijkend onderpeil van 3,47 m +NAP gekregen. De begrenzing van het grote peilgebied [peilgebied 1] is voor zover hier relevant verder min of meer in stand gebleven, maar heeft naast het al geldende bovenpeil van 3,30 m +NAP een winter bovenpeil van 3.10 m +NAP gekregen.
I.v.m. de herleidbaarheid naar personen is de foto verwijderd.
6. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit omdat zij vrezen voor vernatting van hun agrarische kavels door de vastgestelde peilgebieden en waterpeilen. Zij hebben hun beroep onderbouwd met drie rapporten van dr. ing. [A] , hydroloog: het rapport ‘De hydrologie van de percelen van de [eisers] bij [locatie 3] en de consequenties voor aanpassing van de vernattingsmaatregelen’ van 5 november 2018, het rapport ‘Hydrologische kanttekeningen bij het voorgenomen Peilbesluit Langbroekerwetering 2020’ van 3 september 2020, en het rapport ‘Hydrologische analyse van Peilbesluit Langbroekerwetering 2022 voor 2 percelen van de [eisers] nabij [locatie 3] ’ van 9 september 2022. Het algemeen bestuur heeft een verweerschrift ingediend en het rapport ‘Hydrologische analyse van peilgebied [peilgebied 1] ’ van 10 maart 2023 van [B] , junior adviseur hydrologie bij [bedrijf] , en de expertise ‘Watersysteemanalyse’ van 14 maart 2023 van [C] , adviseur hydrologie bij [bedrijf] , overgelegd.
7. De zaak is op 30 maart 2023 bij de rechtbank op een zitting behandeld. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eisers, en vergezeld door dr. ing. [A] , hydroloog. Het algemeen bestuur is op de zitting vertegenwoordigd door [D] , projectleider, mr. [F] , juridisch adviseur, en [E] , programmamanager, allen bijgestaan door de gemachtigde van het algemeen bestuur, en vergezeld door [B] , junior adviseur hydrologie.

Overwegingen

8. De rechtbank stelt voorop dat het algemeen bestuur op grond van artikel 5.2 van de Waterwet verplicht is om één of meer peilbesluiten vast te stellen voor daartoe aan te wijzen oppervlaktewater- of grondwaterlichamen die onder zijn beheer vallen. Daarin worden de waterstanden of de bandbreedten waarbinnen waterstanden kunnen variëren, vastgesteld, die vervolgens in de daarbij aangegeven perioden zoveel mogelijk moeten worden gehandhaafd. Op grond van artikel 2.18 van de Interim omgevingsverordening Provincie Utrecht, draagt het algemeen bestuur er zorg voor dat de peilbesluiten actueel zijn. De peilbesluiten moeten in ieder geval zijn toegesneden op veranderingen in zowel de omstandigheden ter plaatse als de aanwezige functies en belangen. Ter invulling van de beleidsruimte die het algemeen bestuur hierbij heeft, heeft hij de Beleidsnota peilbeheer 2019 vastgesteld. Hierin wordt een droogleggingsnorm van 70 cm (in de zomer) tot 100 cm (in de winter) gehanteerd bij kleigrond. Dat sprake is van kleigrond in het gebied waar het in deze zaak om gaat is tussen partijen niet in geschil.
9. Aan het bestreden besluit zijn door het algemeen bestuur de volgende rapporten ten grondslag gelegd:
  • het rapport ‘Geohydrologisch Onderzoek [locatie 1] ’ van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden van 26 november 2018;
  • het Onderzoeksrapport Peilbesluit Langbroekerwetering (2022) van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, en;
  • het rapport ‘Scenarioberekeningen N2000 [locatie 1] ’ van Arcadis van 29 maart 2021.
10. Aan de rechtbank ligt in deze zaak de vraag voor of het algemeen bestuur de feitelijke gevolgen van het bestreden besluit voor eisers zorgvuldig in kaart heeft gebracht. En zo ja, of het algemeen bestuur in redelijkheid tot de conclusie is gekomen dat vasthouden aan de droogleggingsnorm uit de beleidsnota geen feitelijke gevolgen heeft voor eisers die vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsnota te dienen doelen. [1] Daarbij moet het algemeen bestuur alle omstandigheden van het geval betrekken, en bezien of die omstandigheden op zichzelf dan wel in onderlinge samenhang, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden. De rechtbank zal dit beoordelen aan de hand van wat partijen in deze zaak naar voren hebben gebracht.
Procedurele aspecten
11. Eisers voeren aan dat het algemeen bestuur onvoldoende heeft gereageerd op hun zienswijzen en niet alle stukken die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen heeft overgelegd. Duidelijke kaarten en bijbehorende data ontbreken, en van het rapport van Aequator van 7 juni 2018 (de bedrijvenproef) is slechts een geanonimiseerde versie openbaar gemaakt. Tot slot had er volgens eisers eerst een inrichtingsplan moeten zijn vastgesteld voor het gebied.
12. De rechtbank volgt eisers hierin niet. Het algemeen bestuur heeft uitgebreid op de zienswijzen van eisers gereageerd in het inspraakrapport. Verder geldt dat het algemeen bestuur verplicht is om alle stukken die op de zaak betrekking hebben te overleggen. Het is vaste rechtspraak dat hiermee alle stukken worden bedoeld die het algemeen bestuur bij de vaststelling van het peilbesluit ter beschikking staan of hebben gestaan, en die van belang kunnen zijn voor de beslechting van (nog) bestaande geschilpunten. [2] Naar het oordeel van de rechtbank valt het rapport van Aequator van 7 juni 2018 hier niet onder, omdat niet is gebleken er over de resultaten van de bedrijvenproef nog geschilpunten bestaan tussen partijen waardoor het rapport relevant kan zijn voor de beoordeling van het peilbesluit. Het algemeen bestuur heeft dit rapport overigens wel overgelegd, maar was daartoe dus niet verplicht. De rechtbank is verder niet gebleken dat er stukken ontbreken. De rechtbank wijst er tot slot op dat een inrichtingsplan (een kaart van het gebied waarop alle hydrologische maatregelen zijn ingetekend) deel uitmaakt van een projectplan. Een projectplan is geen wettelijk vereiste voor het vaststellen van een nieuw peilbesluit. De beroepsgrond slaagt niet.
Natuurkavel (peilgebied [peilgebied 2] )
13. Eisers voeren aan dat de begrenzing van de natuurkavel in het nieuwe peilbesluit in strijd is met de rechtszekerheid. De natuurkavel en de naastgelegen agrarische kavel van eisers worden gescheiden door een sloot met een agrarisch waterpeil. Op de kaart bij het ontwerp-peilbesluit was dit nog kenbaar ingetekend, maar de kaart bij het bestreden besluit suggereert dat de sloot een natuurpeil krijgt. Eisers willen dat de kaart bij het bestreden besluit op dit punt wordt teruggebracht naar zoals die was bij het ontwerpbesluit.
I.v.m. de herleidbaarheid naar personen zijn de foto's verwijderd.
Bestreden besluit Ontwerpbesluit
14. Het algemeen bestuur heeft op de zitting toegelicht dat het peilbesluit geen verandering brengt in het agrarische waterpeil van de sloot. Dat op de kaart bij het peilbesluit de sloot een natuurpeil lijkt te hebben, komt volgens het algemeen bestuur doordat de begrenzing van de natuurkavel zoals ingetekend op de kaart bij het bestreden besluit slechts grofmazig is weergegeven. Maar dit mag volgens het algemeen bestuur.
15. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Het peilbesluit moet gelet op artikel 2.17 van de Interim omgevingsverordening Provincie Utrecht de begrenzing van het gebied bevatten waarbinnen de oppervlaktewaterlichamen zijn gelegen waarop het peilbesluit betrekking heeft. In de toelichting bij dit artikel wordt in dat kader gewezen op de rechtszekerheid van de burger aan de ene kant en de benodigde flexibiliteit van het waterschap aan de andere kant. Naar het oordeel van de rechtbank is de grofmazige begrenzing van de natuurkavel op dit punt in strijd met de rechtszekerheid. Eisers weten daardoor namelijk niet waar zij aan toe zijn. De kaart maakt deel uit van het peilbesluit en suggereert nu dat de scheisloot een natuurpeil krijgt. Als dat, zoals op de zitting is toegelicht, niet de bedoeling van het algemeen bestuur is, dient dat ook uit de kaart te blijken. Deze beroepsgrond slaagt.
16. Wat het gevolg is van het slagen van deze beroepsgrond, is afhankelijk van de verdere beoordeling van het bestreden besluit door de rechtbank. De rechtbank zal hierna daarom eerst de overige beroepsgronden van eisers beoordelen, voordat zij tot een eindoordeel komt in de zaak.
17. Eisers voeren aan dat de noodzaak van het bovenpeil van 4,05 m +NAP voor de natuurkavel onvoldoende is onderzocht en onderbouwd. Hetzelfde geldt voor de gevolgen van dit bovenpeil voor de omliggende agrarische kavels. Het bovenpeil moet volgens eisers daarom worden teruggebracht naar 3,75 m +NAP.
18. De rechtbank volgt eisers hierin niet. Het algemeen bestuur heeft zich bij het bovenpeil van 4,05 m +NAP gebaseerd op het onderzoeksrapport ‘Scenarioberekeningen N2000 [locatie 1] ’ van Arcadis van 29 maart 2021. Hieruit blijkt dat bij dit bovenpeil, de gemiddelde hoogste grondwaterstand binnen de natuurkavel toeneemt met 49 cm, de gemiddelde voorjaars grondwaterstand toeneemt met 37 cm, en dat dit bovenpeil slechts tot 75 meter effect heeft (meer kwel) op de omliggende agrarische kavels. Andere waterpeilen bleken weinig tot geen invloed te hebben op de grondwaterstanden, of juist te veel effect op de omliggende agrarische percelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het algemeen bestuur met het onderzoek van Arcadis voldoende onderbouwd dat het bovenpeil van 4,05 m +NAP het meest optimale waterpeil is voor de natuurkavel. Daarbij vindt de rechtbank van belang dat Arcadis heeft gerekend met de hoogste weerstand (worst-case scenario), hetgeen ook [A] , de hydroloog van eisers zelf bevestigt, zodat het effect op de omliggende agrarische percelen feitelijk waarschijnlijk minder ver zal strekken dan 75 meter. Voor de eventuele natschade die eisers van het bovenpeil ondervinden, zijn zij gecompenseerd door de Provincie. De beroepsgrond slaagt niet.
Afspraken
19. Eisers hebben erop gewezen dat zij diverse afspraken hebben gemaakt met het algemeen bestuur en met de Provincie die niet worden nagekomen, terwijl de compensatie die eisers van de Provincie ontvangen ook (deels) op deze afspraken is gebaseerd. Ter onderbouwing hebben eisers de schadeovereenkomst met de Provincie en een e-mailcorrespondentie met het hoogheemraadschap overgelegd.
20. De rechtbank volgt eisers hierin niet. Het algemeen bestuur is allereerst niet gebonden aan afspraken die eisers met de Provincie hebben gemaakt. Ten aanzien van de afspraken met het hoogheemraadschap, vat de rechtbank het betoog van eisers op als een beroep op het vertrouwensbeginsel. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel moet in de eerste plaats sprake zijn van een ‘toezegging’. Bij de afspraken met het hoogheemraadschap die terugkomen in de emailcorrespondentie die eisers hebben overgelegd, wordt namens het hoogheemraadschap steeds uitdrukkelijk het voorbehoud van het op dat moment nog vast te stellen nieuwe peilbesluit, gemaakt. Het is vaste rechtspraak dat er geen sprake is van een ‘toezegging’ als over een concreet geval een uitdrukkelijk voorbehoud wordt gemaakt. [3] De beroepsgrond slaagt niet.
Grote peilgebied (peilgebied [peilgebied 1] )
21. Eisers voeren aan dat de waterpeilen in het grote peilgebied ( [peilgebied 1] ) waar hun kavels deel van uitmaken, door kwel en opstuwing feitelijk 45 tot 55 cm hoger zullen zijn dan het vastgestelde zomer bovenpeil van 3,30 m +NAP en winter bovenpeil van 3,10 m +NAP. De stuw in de Amerongerwetering loopt niet voor niets altijd over. Het algemeen bestuur heeft zich hier onvoldoende rekenschap van gegeven. Volgens eisers had het grote peilgebied vanwege de enorme hoogteverschillen moeten worden gesplitst, of had het algemeen bestuur de droogleggingsnorm alleen moeten toepassen op de laagste 10% maaiveldhoogte in het peilgebied.
22. De rechtbank volgt eisers niet. Het algemeen bestuur heeft toegelicht dat het zomer bovenpeil al gold onder het vorige peilbesluit uit 2008, en dat het winter bovenpeil in de praktijk al werd gehanteerd, hetgeen door eisers niet is betwist. De waterpeilen voor het grote peilgebied worden ingesteld middels een stuw op het laagste punt (noordoosten) van de Amerongerwetering die langs de noordzijde van het gebied loopt. Het algemeen bestuur heeft bevestigd dat deze stuw inderdaad meestal overloopt. Door de grote hoogteverschillen is echter gemiddeld 90% (in de zomer) tot 75% (in de winter) van de agrarische kavels in het peilgebied droger dan de maximale droogleggingsnorm van 100 cm. Voor kwel en opstuwing is dus voldoende ruimte. Dit geldt temeer voor de kavels van eisers, omdat die in het hoger gelegen zuidelijke deel liggen. Het algemeen bestuur heeft dit in beroep nader onderbouwd met het rapport ‘Hydrologische analyse van peilgebied [peilgebied 1] ’ van 10 maart 2023 van [B] , waaruit blijkt dat er ter hoogte van eisers kavels bij een opstuwing met 50 cm nog steeds sprake is van een drooglegging van 112 cm (in de zomer) en 97 cm (in de winter). Dit wordt bevestigd in de expertise ‘Watersysteemanalyse’ van 14 maart 2023 van [C] . De rechtbank kan deze rapporten volgen.
23. Eisers hydroloog [A] heeft op de zitting een zeer recente foto laten zien waarop een feitelijk hoger waterpeil is gemeten. Op de zitting is de vraag of een hogere weerstand in de watergangen (door begroeiing en slib) daar de oorzaak van zou kunnen zijn, echter onbeantwoord gebleven. Het schoonhouden van de sloten is een taak van de kaveleigenaren zelf, niet van het hoogheemraadschap. Omdat niet is uitgesloten dat ongeschoonde watergangen de oorzaak van dit hogere waterpeil is geweest, doet de foto de rechtbank niet twijfelen aan de rapporten die het algemeen bestuur heeft overgelegd. Daar komt bij dat aan het rapport van hydroloog De Niet van 10 maart 2023, ook metingen ten grondslag zijn gelegd die in december 2022 ter plaatse zijn verricht.
24. Omdat de rechtbank eisers niet volgt in het betoog dat het algemeen bestuur bij het vaststellen van de bovenpeilen voor het grote peilgebied, onvoldoende rekening heeft gehouden met de kwel en opstuwing in het gebied, ziet de rechtbank ook niet dat het algemeen bestuur het peilgebied vanwege de grote hoogteverschillen had moeten splitsen en/of de droogleggingsnorm alleen had moeten toepassen op de laagste 10% maaiveldhoogte. Het algemeen bestuur heeft er overigens op gewezen dat splitsing alleen maar nadelig voor eisers zal uitpakken, omdat de droogleggingsnorm dan niet meer óók over de lager gelegen kavels wordt ‘uitgesmeerd’ en de uitkomst daarvan een hoger waterpeil is, terwijl eisers juist lagere waterpeilen voorstaan. De rechtbank kan het algemeen bestuur hierin volgen. Eisers hebben dit wel betwist, maar hebben onvoldoende concreet gemaakt waarom de redenering van het algemeen bestuur niet op zou gaan. Ten aanzien van de 10%-norm wijst de rechtbank er verder op dat het peilbesluit er niet alleen is voor de kavels van eisers, maar voor het hele gebied. Toepassing van de droogleggingsnorm op de laagste 10% maaiveldhoogte zal weliswaar zorgen voor een nog grotere drooglegging van eisers hoger gelegen kavels, maar doet onvoldoende recht aan de lager gelegen kavels in het peilgebied. De beroepsgrond slaagt niet.
25. Eisers hebben er tot slot op gewezen dat het vastgestelde zomer en winter bovenpeil voor het grote peilgebied ook gevolgen heeft voor peilgebied [peilgebied 4] , en in de toekomst mogelijk ook gevolgen kan hebben voor hun kavels op [locatie 4] . De stuwen aldaar kunnen verdrinken en langer verdronken blijven.
26. De rechtbank volgt eisers hierin evenmin. Uit de berekeningen van het algemeen bestuur blijkt dat de drooglegging in peilgebied [peilgebied 4] gemiddeld 116 cm is. De drooglegging overschrijdt de maximale droogleggingsnorm ruimschoots, zodat de rechtbank zonder nadere toelichting niet kan volgen dat er natschade zal optreden binnen dit peilgebied. Eisers hebben deze stelling geenszins onderbouwd. Hetzelfde geldt voor het betoog van eisers over de invloed van het bestreden besluit op hun kavels in [locatie 4] . De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Oostelijke kavel eisers (peilgebied [peilgebied 3] )
27. Eisers zijn het verder niet eens met het vastgestelde onderpeil van 3,47 m +NAP voor hun meest oostelijke agrarische kavel ( [peilgebied 3] ). Hiermee wordt de onderbemaling die eisers op deze kavel toepassen gemaximeerd, en dat vinden eisers onwenselijk.
28. De rechtbank volgt eisers hierin evenmin. De onderbemaling van deze kavel is al sinds 1991 toegestaan bij vergunning en met het bestreden besluit voor het eerst opgenomen in een peilbesluit. Het algemeen bestuur heeft zich bij het onderpeil van 3,47 m +NAP gebaseerd op het rapport van [A] , de hydroloog van eisers zelf, van 3 september 2020. Hieruit volgt dat dit het minimale waterpeil is waarop de drains vrij kunnen afwateren. Eisers hebben niet concreet gemaakt waarom dit onderpeil desondanks niet toereikend zou zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Overgang zomer en winterpeil
29. Eisers voeren aan dat de tijdspanne van drie maanden waarin de overgang van zomer naar winterpeil plaatsvindt en andersom te groot is. Eisers begrijpen dat het algemeen bestuur enige mate van flexibiliteit wil afhankelijk van de weersomstandigheden, maar vinden de overgang nu onvoldoende gekwalificeerd. Objectieve criteria ontbreken en dat brengt rechtsonzekerheid met zich mee.
30. De rechtbank volgt eisers ook hierin niet. Het algemeen bestuur wil de flexibiliteit houden om aan de hand van weersomstandigheden te beoordelen wanneer het waterpeil in dat tijdsbestek het beste kan worden omgezet. Wanneer de overgang precies plaatsvindt, wordt beoordeeld door een veldmedewerker ter plaatse die dat aan de hand van onder meer de grondwaterstand, neerslag, luchtvochtigheid, temperatuur en verzadiging van de grond beoordeelt. De veldmedewerker maakt daarbij gebruik van Vidente, een programma dat inzicht biedt in de staat van het weer- en watersysteem. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze feitelijke gang van zaken te twijfelen. De rechtbank ziet ook niet dat het overgangsmoment van de waterpeilen helemaal niet zou zijn ingekaderd. Er is een tijdspanne van september tot en met november (voor de overgang van zomer- naar winterpeil) en van april tot en met juni (voor de overgang van winter- naar zomerpeil) opgenomen, al naar gelang de weersomstandigheden en het verloop van de grondwaterstanden. Naar het oordeel van de rechtbank kan het gelet op de hiervoor omschreven werkwijze verder aan de deskundigheid van de veldmedewerker worden overgelaten om het precieze overgangsmoment van de waterpeilen te bepalen. Van strijd met de rechtszekerheid is dan geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
Beheer- en sturingsmarge
31. Eisers voeren ook aan dat er ten onrechte een flexibel peil van 5 tot 10 cm (en in extreme gevallen 20 cm) in het peilbesluit is opgenomen. De criteria voor deze beheer- en sturingsmarges zijn subjectief en eisers verwachten dat de marges in de praktijk maximaal zullen worden ingevuld, met alle gevolgen van dien.
32. De rechtbank volgt eisers hierin evenmin. Uit de toelichting op het bestreden besluit volgt dat het algemeen bestuur met de beheer- en sturingsmarge de mogelijkheid wil houden om te kunnen anticiperen op (soms extreme) weersomstandigheden door de waterpeilen tijdelijk te kunnen verlagen of te verhogen. De rechtbank kan dit volgen in het licht van de inspanningsverplichting die het algemeen bestuur heeft om de waterpeilen in het gebied zo goed mogelijk te handhaven. De stelling dat de marges in de praktijk maximaal zullen worden ingevuld, hebben eisers geenszins onderbouwd. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

33. Gelet op wat de rechtbank onder rechtsoverweging 15. heeft overwogen, verklaart zij het beroep van eisers gegrond. De overige beroepsgronden van eisers slagen niet. Daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit alleen voor zover de begrenzing van peilgebied [peilgebied 2] grofmazig is ingetekend op de bijbehorende kaart. Het algemeen bestuur zal de kaart bij het bestreden besluit op dat punt moeten terugbrengen naar zoals die was bij het ontwerpbesluit. Omdat de kaart bij het ontwerpbesluit in zoverre al ter inzage heeft gelegen, hoeft het algemeen bestuur dat niet nogmaals te doen. De rechtbank stelt het algemeen bestuur hiervoor een termijn van zes weken. Deze termijn begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
34. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, veroordeelt zij het algemeen bestuur in de proceskosten die eisers in beroep hebben gemaakt. De kosten voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand van de gemachtigde van eisers stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.674,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 837,-- en een wegingsfactor 1).
35. Eisers hebben verder verzocht om de vergoeding van reiskosten tot een bedrag van € 57,60. Voor zover hiermee de reiskosten van de gemachtigde van eisers wordt bedoeld komen die niet voor vergoeding in aanmerking, omdat reiskosten van een gemachtigde zijn begrepen in de vergoeding voor zijn of haar beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De reiskosten die eiseres [eiseres] zelf heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting komen wel voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank stelt deze kosten, met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, vast op € 13,24 (retour bus [woonplaats] – Utrecht). Voor het overige wordt het verzoek om vergoeding van reiskosten afgewezen.
36. Eisers hebben tot slot verzocht om vergoeding van de kosten voor de door hen ingeschakelde hydroloog dr. ing. [A] . De rechtbank acht het inroepen van deze deskundige en de opgevoerde kosten redelijk en zal de kosten zoals verzocht toewijzen tot € 484,--. Daarbij is op basis van de factuur uitgegaan van een tijdsbesteding van 8 uur (inclusief het bijwonen van de zitting) en een uurtarief van € 60,50 inclusief BTW.
37. Het voorgaande betekent dat de rechtbank het algemeen bestuur veroordeelt in de proceskosten van eisers tot een bedrag van in totaal € 2.171,24.
38. De rechtbank bepaalt tot slot dat het algemeen bestuur het door eisers betaalde griffierecht van € 184,-- aan eisers vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit voor zover de begrenzing van peilgebied [peilgebied 2] grofmazig is ingetekend op de bijbehorende kaart;
 draagt het algemeen bestuur op om uiterlijk binnen zes weken nadat deze uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen, de kaart bij het bestreden besluit op dit punt terug te brengen naar zoals die was bij het ontwerpbesluit;
 veroordeelt het algemeen bestuur in de proceskosten van eisers in beroep tot een bedrag van in totaal € 2.171,24;
 draagt het algemeen bestuur op om het door eisers betaalde griffierecht van € 184,-- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer de Bruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.
(de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen)
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak dan kunt u binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak in hoger beroep gaan bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:564, ro. 4.4.
3.Zie de uitspraak van de ABRvS van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694, ro 11.2.