Overwegingen
5. Voordat de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak toekomt, zal zij eerst beoordelen of het beroep voldoet aan de wettelijke eisen die daaraan worden gesteld.
Het beroep voor zover ingesteld namens eiser 13
6. De rechtbank stelt voorop dat er geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt.De rechtbank is uit de stukken niet gebleken dat eiser 13 tijdig schriftelijk bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit. Op de zitting heeft de gemachtigde van eisers dat bevestigd. De rechtbank is ook niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan eiser 13 redelijkerwijs niet zou kunnen worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. Dat betekent dat het beroep voor zover dat is ingesteld namens eiser 13 niet voldoet aan de wettelijke eisen en daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank ziet dat eiseres 13 wél bezwaar heeft gemaakt.
Het beroep voor zover ingesteld namens eisers 14 en eisers 15
7. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat de identiteit van degenen namens wie beroep wordt ingesteld vóór afloop van de beroepstermijn kenbaar moet zijn.De beroepstermijn is zes weken en begint op de dag ná die waarop het bestreden besluit bekend is gemaakt. Het bestreden besluit is op 4 april 2022 bekend gemaakt door verzending daarvan aan de bezwaarmakers en vergunninghouders zodat daartegen dus uiterlijk op 16 mei 2022 beroep kon worden ingesteld. Bij brief van 15 mei 2022 heeft de gemachtigde van eisers beroep ingesteld voor zichzelf en namens anderen, waarbij zij eisers 14 en eisers 15 niet heeft genoemd. Pas in haar aanvullende brief van 20 juni 2022, na afloop van de beroepstermijn en dus te laat, heeft zij hun personalia kenbaar gemaakt. De rechtbank is niet gebleken van een goede reden voor deze termijnoverschrijding. Dat betekent dat het beroep voor zover dat is ingesteld namens eisers 14 en eisers 15 niet voldoet aan de wettelijke eisen en daarom nietontvankelijk moet worden verklaard.
Het beroep voor zover ingesteld namens eisers 12
8. Het beroep is door de gemachtigde van eisers ook ingesteld namens eisers 12, maar er is geen toereikende machtiging meegestuurd. De rechtbank heeft de gemachtigde van eisers bij brieven van 25 mei 2022 en 2 maart 2023 in de gelegenheid gesteld om een machtiging in te dienen waaruit blijkt dat zij gemachtigd is om namens eisers 12 beroep in te stellen en in beroep op te treden. Hierbij is zij er op gewezen dat de rechtbank het beroep in zoverre nietontvankelijk kan verklaren, als zij niet (tijdig) aan dit verzoek voldoet. De gemachtigde van eisers heeft geen toereikende machtiging overgelegd. Dat betekent dat het beroep voor zover dat is ingediend namens eisers 12 niet voldoet aan de wettelijke eisen en daarom nietontvankelijk moet worden verklaard.
9. Gelet op het voorgaande wordt hierna met ‘eisers’ de overige eisers bedoeld, te weten: eiseres 1, eiser 2, eisers 3, eisers 4, eisers 5, eiser 6, eiseres 7, eiseres 8, eiseres 9, eisers 10, eisers 11 en eiseres 13.
10. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of eisers kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen namelijk alleen belanghebbenden bezwaar en beroep instellen tegen een besluit. Hiervoor moet sprake zijn van gevolgen van enige betekenis van het kappen van de bomen, waarbij niet alleen het zicht op de bomen, maar ook de afstand tot de bomen en de gevolgen van de kap voor hun woon- en leefklimaat van belang is. In geval van een aangrenzend perceel wordt belanghebbendheid altijd aangenomen.Het college heeft eisers met het bestreden besluit aangemerkt als belanghebbenden bij de omgevingsvergunning. Vergunninghouders betwisten dit. Volgens vergunninghouders kunnen eisers door de vorm van het perceel en al het tussenliggende groen namelijk géén van de te kappen bomen zien.
11. De rechtbank oordeelt dat het college eisers met het bestreden besluit terecht heeft aangemerkt als belanghebbenden bij de omgevingsvergunning. De percelen van eiseres 2, eiser 3 en eiseres 3, eiser 4 en eiseres 4, eisers 5, en eiseres 7 grenzen direct aan het perceel van vergunninghouders, zodat zij om die reden als belanghebbenden moeten worden aangemerkt. De percelen van de overige eisers grenzen niet aan het perceel van vergunninghouders, maar de rechtbank vindt het aannemelijk dat zij gelet op de (mogelijke) gevolgen van de kap voor de flora en fauna in de omgeving, en de korte afstand tussen hun percelen en het perceel van vergunninghouders, gevolgen van enige betekenis ondervinden.
12. Verder moet de rechtbank de vraag beantwoorden of eisers wel procesbelang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep. Alle bomen (behalve boom 4) zijn immers al gekapt, zodat eisers dat met hun beroep feitelijk niet meer kunnen voorkomen. De rechtbank overweegt echter dat het beroep van eisers er toe zou kúnnen leiden dat de verleende omgevingsvergunning geen stand houdt. In dat geval zouden de bomen in strijd met artikel 2, eerste lid, van de Bomenverordening Utrechtse Heuvelrug 2013 zijn gekapt. Eisers zouden het college dan kunnen verzoeken om de oorspronkelijke situatie zoveel als mogelijk te laten herstellen. Gelet hierop hebben eisers procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep.
13. Op grond van artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geldt dat als in een gemeentelijke verordening is bepaald dat een vergunning nodig is voor het vellen van houtopstand, het verboden is deze activiteit uit te voeren zonder omgevingsvergunning. Artikel 2.18 van de Wabo bepaalt dat voor zover de aanvraag hierop betrekking heeft, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
14.
De Bomenverordening Utrechtse Heuvelrug 2013 is zo’n gemeentelijke verordening. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de bomenverordening is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het college een houtopstandte (doen) vellen. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de bomenverordening kan het college de omgevingsvergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen. In het tweede lid is bepaald dat de omgevingsvergunning wordt geweigerd als de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand op basis van de natuurwaarden, milieuwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden, waarden van stads- en dorpsschoon, en/of waarden voor recreatie en leefbaarheid. Wat er onder deze waarden moet worden verstaan is nader uitgelegd in de toelichting op de bomenverordening.
15. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de bomenverordening is het college tot slot bevoegd om aan de omgevingsvergunning het voorschrift te verbinden dat er binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig het college te geven aanwijzingen, moet worden herplant. De invulling van deze bevoegdheid is verder omschreven in het Herplantbeleid gemeente Utrechtse Heuvelrug 2010.
16. Gelet op het voorgaande is het wel of niet verlenen van een omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen een discretionaire bevoegdheid van het college. Dat betekent dat de rechtbank het gebruik maken van die bevoegdheid terughoudend moet toetsen. Het college heeft beoordelingsruimte als het gaat om de genoemde waarden en het opleggen van een herplantplicht. Ook die beoordeling moet door de rechtbank dus terughoudend worden getoetst.
17. Met het bestreden besluit heeft het college de omgevingsvergunning voor het kappen van boom 3, 4, 10, 83, 95, 108, 109, 110 en 130 in stand gelaten, en voor het overige geweigerd. Ten tijde van het bestreden besluit waren boom 3 en 108 al met een noodkap geveld. Het college heeft op de zitting toegelicht dat, dat is gebeurd met toestemming van de burgemeester en dat het bestreden besluit voor deze twee bomen moet worden gezien als een schriftelijke bevestiging daarvan. Verder heeft het college een herplantplicht aan de omgevingsvergunning verbonden voor één beuk (in plaats van boom 109 en 110) en drie inheemse boomsoorten (in plaats van boom 95, 108 en 130). Tot slot is aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden dat boom 4 pas mag worden gekapt als vergunninghouders aanvullend onderzoek hebben laten doen conform het vleermuisprotocol, dat onderzoek door de gemeentelijke adviseur Flora en Fauna is goedgekeurd, en die adviseur daarna uitdrukkelijk schriftelijke toestemming heeft gegeven voor het kappen van boom 4. Het college heeft zich bij het bestreden besluit gebaseerd op de adviezen van de twee bomendeskundigen die in bezwaar onderzoek hebben gedaan.
Beoordeling van de beroepsgronden
18. Eisers hebben de rechtbank onder meer gevraagd om zich te buigen over:
- de verzoeken aan het college om een deel van het perceel de functieaanduiding ‘Bos’ te geven;
- verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om openbaarmaking van onder meer de principeaanvraag van 12 mei 2020 voor het realiseren van vier woningen op het perceel;
- een in 2005 voor het perceel opgelegde herplantplicht;
- het volgens eisers te intensief snoeien door vergunninghouders van bomen waarvoor de gevraagde omgevingsvergunning is geweigerd, en het verzoek om handhaving daartegen;
19. De rechtbank stelt voorop dat zij op grond van artikel 8:69, eerste lid, van de Awb uitspraak moet doen op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek op de zitting. Daarbij is echter het uitgangspunt dat dit binnen de grenzen moet blijven van het besluit dat aan de rechtbank is voorgelegd.De hiervoor genoemde beroepsgronden zien echter op aspecten waarover de omgevingsvergunning niet gaat. De rechtbank laat deze beroepsgronden daarom buiten beschouwing.
20. Eisers voeren aan dat de bezwaarfase niet correct is gevolgd. Zij zijn door het college namelijk niet meer in de gelegenheid gesteld om te reageren op de op 24 februari 2022 geactualiseerde Quick scan flora en fauna van Laneco, terwijl deze Quick scan door het college vervolgens wél aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd.
21. De rechtbank oordeelt dat het college verplicht was om de geactualiseerde Quick scan in bezwaar aan eisers ter beschikking te stellen.Het college heeft dat niet gedaan, zodat sprake is van een gebrek in de voorbereiding van het bestreden besluit. Voor de vraag welke rechtsgevolgen de rechtbank daaraan verbindt, vindt de rechtbank doorslaggevend of eisers door het gebrek in hun belangen zijn geschaad. Vooropgesteld zij dat eisers hierdoor genoodzaakt waren om in beroep te gaan. In beroep heeft het college de geactualiseerde Quick scan echter alsnog overgelegd en hebben eisers daar alsnog op kunnen reageren. Daarmee is het gebrek in beroep hersteld. De rechtbank ziet daarom aanleiding om het gebrek te passeren onder toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Dat betekent dat deze beroepsgrond slaagt, maar niet leidt tot een vernietiging van het bestreden besluit.
22. Eisers voeren verder aan dat het college zich heeft gebaseerd op onvolledige en achterhaalde gegevens. De motivatie voor het kappen van de bomen van vergunninghouders ontbreekt in de aanvraag. Bovendien is tot op heden niet inzichtelijk welke bomen zijn geveld en welke bomen door vergunninghouders (ingrijpend) zijn gesnoeid, noch wat de conditie is van de bomen op het perceel. Doordat er steeds opnieuw snoeiwerkzaamheden zijn verricht door vergunninghouders is het college niet uitgegaan van de actuele stand van zaken. Ook de op 24 februari 2022 geactualiseerde Quick scan flora en fauna van Laneco is onvoldoende, onvolledig en gebaseerd op achterhaalde gegevens. Op de zitting hebben eisers erop gewezen dat de lijst van bomen van vergunninghouders niet onafhankelijk is opgesteld, zodat het college daar niet vanuit mocht gaan.
23. De rechtbank volgt eisers hierin niet. De rechtbank ziet dat vergunninghouders in de aanvraag per boom hebben gemotiveerd waarom zij die willen kappen. Uit het dossier blijkt verder dat het college juist vanwege de feitelijke wijzigen op het perceel (door de storm en snoeiwerkzaamheden) de actuele situatie ter plaatse steeds opnieuw heeft laten beoordelen door een andere, onafhankelijke bomendeskundige. De Quick scan is ook juist om die reden geactualiseerd. De rechtbank volgt eisers ook niet in de stelling over lijst van bomen van vergunninghouders. Daargelaten dat de rechtbank geen aanknopingspunten heeft om aan de bomenlijst van vergunninghouders te twijfelen, hebben de drie bomendeskundigen de bomen op het perceel onafhankelijk daarvan, zelf beoordeeld. De beroepsgrond slaagt niet.
Adviezen bomendeskundigen
24. Eisers voeren aan dat het college zich in redelijkheid niet op de adviezen van de bomendeskundigen heeft mogen baseren, omdat zij alleen de te kappen bomen hebben beoordeeld en geen holistische blik op de totale bosstructuur in het gebied hebben geworpen. Eisers hebben er op de zitting op gewezen dat het hier gaat om een heel oud stukje bos en dat het college te weinig doet om dat te behouden.
25. De rechtbank volgt eisers hierin niet. Het is vaste rechtspraak dat het bestuursorgaan op het advies van een deskundige mag afgaan als dat advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is, en de getrokken conclusies daarop aansluiten.Naar het oordeel van de rechtbank is dat hier het geval. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft vastgesteld, zijn de bomendeskundigen steeds uitgegaan van de meest actuele stand van zaken op het perceel. Zij zijn ter plaatste geweest en hebben de conditie, stabiliteit en breukvastheid, stamdiameter, grootte, levensverwachting en locatie van de bomen vastgesteld. Vervolgens hebben zij alle waarden gekwalificeerd, waarbij de bomen niet alleen individueel maar ook als zone zijn betrokken. Eisers hebben geen concrete aanknopingspunten gegeven voor twijfel aan de zorgvuldigheid en begrijpelijkheid van de adviezen. De rechtbank vindt het redelijk dat de bomendeskundigen bij hun beoordeling alleen de groenstructuur op het perceel zelf hebben bekeken, en niet (zoals eisers voorstaan) de bosstructuur in de omgeving. De bomen maken echter geen deel meer uit van het oude sterrenbos [locatie 1] . De bomen staan nu op een woonperceel en dienen daarom ook alleen in het licht daarvan te worden beoordeeld. De beroepsgrond slaagt niet.
26. Eisers voeren aan dat de herplantplicht voor één beuk en drie inheemse bomen geen recht doet aan de waarden die met het kappen van de bomen verloren gaan. De bomen op het perceel zijn heel oud en vertegenwoordigen alleen daarom al een grotere waarde dan een pas geplante, jonge boom. Het groen dat de oude bomen omringt en de historische groenstructuur waar de bomen deel van uitmaken, dragen ook bij aan de waarde. Om het verlies daarvan te compenseren had het college volgens eisers een herplantplicht voor tenminste twee of meer jonge bomen, per boom moeten opleggen. Daarentegen heeft het college voor vier bomen helemaal geen herplantplicht opgelegd, terwijl ook deze bomen waarden vertegenwoordigen. Tot slot vinden eisers dat de aangetaste groenstructuur, zoals de onderbroken eekhoornsnelweg, onvoldoende wordt hersteld nu de bomen mogen worden herplant aan de randen van het perceel. Het college heeft het behoud van de te herplanten bomen bovendien op geen enkele manier gewaarborgd, aldus eisers.
27. De rechtbank volgt eisers niet. Het uitgangspunt in het herplantbeleid is dat er een herplantplicht wordt opgelegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning als de te kappen boom één of meer van de waarden
in bijzondere matevertegenwoordigt, en er
voldoende ruimteis om een nieuwe boom terug te plaatsen en tot volle wasdom te laten komen. Het college is bij het opleggen van de herplantplicht eveneens afgegaan op de adviezen van de bomendeskundigen. Uit de adviezen volgt dat het opengevallen kronendak met de herplant van één beuk (in plaats van boom 109 en 110) en drie inheemse boomsoorten (in plaats van boom 95, 108 en 130) op de door de bomendeskundigen aangewezen locaties, voldoende wordt gedicht. Voor boom 3, 4, 10 en 83 is geen herplantplicht opgelegd. Van deze vier bomen vertegenwoordigt alleen boom 83 een waarde in bijzondere mate: de boom heeft een bovengemiddelde natuurwaarde. Uit de adviezen blijkt echter dat het effect op het kronendak met het wegvallen van deze boom klein is en de bomen in de directe nabijheid juist meer ruimte krijgen om zich te ontwikkelen. Omdat de beuk en de drie inheemse bomen het kronendak volgens de bomendeskundigen al herstellen is er dan ook geen herplantplicht voor boom 83 opgelegd. De rechtbank kan dit volgen. De stelling van eisers dat de herplant onvoldoende verstrekkend is, legt tegenover het oordeel van de bomendeskundigen onvoldoende gewicht in de schaal.
De rechtbank gaat ook niet mee in het betoog van eisers dat het (vergunningvrije) groen dat de bomen omringt bijdraagt aan de waarden en daarom ook meetelt in de omvang van de herplant. De bomenverordening en het herplantbeleid schrijven dat niet voor. De rechtbank ziet verder dat er rekening is gehouden met de leeftijd van de te kappen bomen. De te herplanten beuk en de drie inheemse bomen moeten immers een stamomtrek van 16 tot 18 cm hebben op 1 m boven het maaiveld, wat in lijn is met het herplantbeleid bij het kappen van (grotere) bomen met een stamdiameter tot 50 cm op 1.30 m boven het maaiveld. Tot slot heeft het college op de zitting toegelicht dat er toezicht plaatsvindt op de naleving van de herplant tot die is gerealiseerd en aangeslagen, en dat dit na een periode van vijf jaar wordt gecontroleerd. Eisers hebben dit betwist, maar de rechtbank heeft geen concrete aanknopingspunten om hieraan te twijfelen. De beroepsgrond slaagt niet.
28. Eisers voeren aan dat het college onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de waarden van de te kappen bomen en de belangen van eisers en andere omwonenden die er juist voor hebben gekozen om in deze bosrijke omgeving te gaan wonen. Daarentegen heeft het college te veel gewicht toegekend aan de belangen van vergunninghouders, waarbij eisers erop wijzen dat vergunninghouders met het kappen van de bomen geen tuin willen creëren voor eigen gebruik, maar alvast ruimte willen maken voor het bouwen van woningen op hun perceel in de toekomst.
29. De rechtbank volgt eisers hierin evenmin. Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de bomenverordening moet het belang bij behoud van de waarden van de bomen worden afgewogen tegenover het belang bij het kappen van de bomen. Dat betekent dat de belangen van omwonenden waaronder die van eisers, daarbij geen rol spelen. De aanvraag is door het college voor een groot deel afgewezen, omwille van het belang bij behoud van de waarden van tien van de twintig aangevraagde bomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat hij ondanks de waarden van de negen overige vergunningplichtige bomen wél een omgevingsvergunning wil verlenen, maar dan alleen wanneer er één beuk en drie inheemse bomen worden herplant. De rechtbank ziet geen reden waarom het college hier gelet op zijn grote beleidsruimte, niet toe heeft kunnen besluiten. Daarbij heeft het college de aanvraag naar het oordeel van de rechtbank terecht op zichzelf beoordeeld, inclusief de daarin door vergunninghouders gegeven motivatie voor de kap. Eventuele bouwmogelijkheden op het perceel zijn daarbij terecht buiten beschouwing gelaten. De beroepsgrond slaagt niet.
30. Gelet op het voorgaande is het beroep voor zover ingesteld namens eisers 12, eiser 13, eisers 14 en eisers 15 nietontvankelijk.
31. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de omgevingsvergunning in redelijkheid kunnen verlenen. Het beroep van de overige eisers is ongegrond en de rechtbank laat het bestreden besluit in stand.
32. Omdat de overige eisers genoodzaakt waren om in beroep te gaan vanwege het onder rechtsoverweging 21 geconstateerde gebrek in de voorbereiding van het bestreden besluit, bepaalt de rechtbank dat het college het door eisers betaalde griffierecht van € 184,-- aan eisers vergoedt. Van proceskosten is de rechtbank niet gebleken.