ECLI:NL:RBMNE:2023:272

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
9394155 EL 21-34
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomst tussen Afnemer en Dexia Nederland B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Afnemer en Dexia Nederland B.V. Afnemer, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde Leaseproces, heeft Dexia aangeklaagd wegens onrechtmatig handelen in verband met effectenleaseovereenkomsten die hij had afgesloten. Afnemer vorderde onder andere schadevergoeding en een verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door hem als cliënt te accepteren, terwijl de tussenpersoon, Spaar Select, niet beschikte over de benodigde vergunning voor beleggingsadvies. Dexia voerde verweer en stelde dat Afnemer geen recht had op schadevergoeding, maar de kantonrechter oordeelde dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld. De rechter verklaarde dat Dexia aansprakelijk is voor de schade die Afnemer heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige daad. De kantonrechter heeft Dexia veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de vorderingen van Dexia in reconventie afgewezen. De uitspraak is van belang in het kader van de jurisprudentie rondom effectenleaseovereenkomsten en de verantwoordelijkheden van aanbieders en tussenpersonen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Locatie Lelystad
Zaakgegevens: 9394155 EL 21-34
vonnis van de kantonrechter van 12 januari 2023
inzake
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces
tegen
de besloten vennootschap
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.
Partijen worden hierna Afnemer en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 augustus 2021;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie;
- de akte van Dexia;
- de antwoordakte van Afnemer.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, Bank Labouchere en Legio Lease. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
2.2.
Afnemer heeft de volgende leaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) ondertekend waarop Afnemer als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[contractnummer 1]
17-08-2001
Capital Effect
180 mnd
€ 65.336,40
II.
[contractnummer 2]
17-08-2001
Capital Effect
180 mnd
€ 65.336,40
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
30-06-2004
- € 5.526,82
Ja
II.
30-06-2004
- € 5.526,82
Ja
2.4.
Volgens opgave van Dexia heeft Afnemer op grond van de leaseovereenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 32.443,20 aan maandtermijnen en een bedrag van € 11.053,64 wegens restschuld aan Dexia betaald.
Afnemer heeft € 3.995,04 aan dividenden ontvangen.
2.5.
De gemachtigde van Afnemer, Leaseproces, heeft bij brief van 19 juli 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomsten ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.
2.6.
Afnemer heeft door middel van een zogenaamde ‘opt-out verklaring’ aangegeven niet gebonden te willen zijn aan de door het Gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2007 algemeen verbindend verklaarde Duisenberg-regeling.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
Afnemer vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens Afnemer en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
2. voor recht zal verklaren dat Afnemer schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan Afnemer te vergoeden,
3. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan Afnemer van al datgene dat Afnemer aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
4. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van Afnemer,
5. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia na betaling aan Afnemer van een bedrag van
€ 7.369,09, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2004 tot aan de dag van de algehele voldoening, met betrekking tot de overeenkomsten met nummers [contractnummer 1] en [contractnummer 2] niets meer aan Afnemer verschuldigd is,
2. Afnemer zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.4. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenlease-overeenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 á 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie Afnemer.

4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Dexia stelt dat een eventuele vordering van Afnemer in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.4.
Afnemer heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Spaar Select. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten- als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn.
Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.5.
Dexia stelt dat op basis van de door de Hoge Raad tot uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggingsdoelstellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die - wellicht geheel ten onrechte – door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).
4.6. De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon Afnemer heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon Afnemer, anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op Afnemer. Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door Afnemer gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door Afnemer in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7. Afnemer stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
Afnemer is eerst telefonisch benaderd door een medewerker van Spaar Select met de vraag of een adviseur mocht langskomen om samen met hem de financiële situatie door te nemen. Er is vervolgens een afspraak gemaakt voor een huisbezoek met een financieel adviseur, mevrouw [A] (hierna: de adviseur). De adviseur is een aantal keren bij Afnemer thuis geweest. De toenmalige partner van Afnemer was bij deze gesprekken aanwezig.
Tijdens de gesprekken is de financiële situatie van Afnemer en zijn partner besproken. De
adviseur heeft deze gegevens opgetekend in een klantprofiel. Verder heeft de adviseur Afnemer gevraagd naar zijn financiële wensen. Afnemer gaf aan dat hij graag eerder
wil stoppen met werken, de studie van de kinderen wilde betalen en een zomerhuisje in Turkije wilde kopen.
De adviseur heeft Afnemer daarop de volgende constructie geadviseerd. Afnemer zou gebruik gaan maken van de overwaarde op zijn woning. Door een nieuwe hypotheek op te nemen zou Afnemer geld hebben voor de inleg in een Capital Effect product. Door middel van dit product zou er geïnvesteerd gaan worden in solide aandelen die na 5 jaar een uitstekend rendement zouden opbrengen.
Verder adviseerde de adviseur Afnemer een aantal andere producten. Afnemer diende een deel van de op te nemen hypotheek te investeren in een Euro Aandelenfonds, waarmee vervolgens een lijfrenteproduct kon worden betaald. Ook werd bij de hypotheek een Spaar Select woonlastenbeschermer geadviseerd. Ook vroeg de adviseur of Afnemer nog kredieten had lopen. Toen dit het geval bleek te zijn, suggereerde de adviseur om deze meteen mee te
financieren met de nieuwe hypotheek. De constructie zou volgens de adviseur tot een
realisering van de doelstellingen van Afnemer leiden.
De adviseur gaf aan dat de geadviseerde leaseconstructie een investering betrof in stabiele
aandelen van grote Nederlandse bedrijven. Zij vertelde Afnemer dat ''Mensen toch wel blijven eten, ook al breekt er oorlog uit." Zodoende zou Afnemer volgens de adviseur geen risico lopen met deze constructie. De adviseur heeft Afnemer tijdens de gesprekken dus niet gewezen op de specifieke risico's van het Capital Effect. Zo heeft zij er niet op gewezen dat met een lening (de hypotheek) de rentelasten voor de andere lening (het effectenleasecontract) werden betaald, dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en de hypotheek niet afgelost zou kunnen worden, en dat er bovendien een restschuld zou kunnen ontstaan uit hoofde van het effectenleasecontract. Als Afnemer had geweten dat hij zoveel risico had gelopen, had hij de overeenkomsten niet afgesloten.
Afnemer heeft het advies van de adviseur opgevolgd. De adviseur heeft de aanvragen voor
zowel het Capital Effect als voor de hypotheek geregeld. De adviseur heeft daarbij het contact met de hypotheekverstrekker voor haar rekening genomen.
De aanvraagformulieren zijn bij een huisbezoek door Afnemer getekend en door de adviseur
naar Bank Labouchere gefaxt.
Op advies van de adviseur is uiteindelijk gekozen voor een nieuwe hypothecaire lening ter
hoogte van NLG 398.000,00 bij de Postbank.
Bij het langsbrengen van de overeenkomsten heeft de adviseur het Persoonlijk Financieel Plan aan Afnemer overhandigd. Dit plan zette de financiële situatie, de wensen van Afnemer en zijn partner en de geadviseerde constructie nog eens uitvoerig uiteen. Verder bevatte het plan persoonlijke prognoses. Bij deze prognoses werd gekeken naar een eenmalige inleg van NLG 76.800 waarbij na vijf jaar NLG 133.000 zou worden uitbetaald aan Afnemer. Afnemer heeft de overeenkomsten op dat moment direct ondertekend en de adviseur heeft gezorgd dat de overeenkomsten in goede orde bij Dexia zijn aangekomen.
Ook de geadviseerde lijfrenteconstructie en woonlastenbeschermer zijn door Afnemer afgesloten.
Vervolgens heeft Afnemer in 2002 nogmaals contact opgenomen met Spaar Select. Op grond
hiervan is nogmaals een thuisbezoek gepland met een andere adviseur, te weten [B]
. Afnemer zou gaan scheiden en wilde advies inwinnen over het Capital Effect. De
adviseur gaf aan dat ze de aandelen beter konden aanhouden aangezien ze nu niets waard
waren. Dit advies heeft Afnemer opgevolgd.
4.8.
Afnemer heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier d.d. 26 juli 2001 met betrekking tot de aanvraag van een Capital Effect product die ziet op de overeenkomst met contractnummer [contractnummer 1] . Het formulier is voorzien van [.] -nummer [..] en de naam ‘
[A] ’als adviseur.
- een kopie van de overeenkomst van 20 augustus 2001 met contractnummer [contractnummer 1] , voorzien van het adviseursnummer:
[.] [..] -Spaar Select B.V.De overeenkomst vermeldt een vooruitbetaling van NLG 38.394,80.
- een kopie van het aanvraagformulier d.d. 26 juli 2001 met betrekking tot de aanvraag van een Capital Effect product die ziet op de overeenkomst met contractnummer [contractnummer 2] . Het formulier is voorzien van [.] -nummer [..] en de naam ‘
[A] ’als adviseur.
- een kopie van de overeenkomst van 20 augustus 2001 met contractnummer [contractnummer 2] , voorzien van het adviseursnummer:
[.] [..] -Spaar Select B.V.De overeenkomst vermeldt een vooruitbetaling van NLG 38.394,80.
- een kopie van een stuk met opschrift ‘Klantprofiel’, voorzien van het logo van Spaar Select en de vermelding van 19 juli 2001 als afspraakdatum, waarin diverse (financiële) gegevens van Afnemer en diens toenmalige echtgenote worden vermeld, onder andere gegevens omtrent zijn inkomen, gezinssamenstelling en hypotheek.
- een kopie van een nota van afrekening, waaruit volgt dat Afnemer op 7 september 2001 een hypothecaire lening ter hoogte van NLG 398.000,00 bij de Postbank heeft afgesloten.
- een kopie van een stuk met opschrift ‘Persoonlijk Financieel Plan’, voorzien van het logo van Spaar Select, waarin onder meer is vastgelegd de “Huidige persoonlijke situatie” van Afnemer, zijn “Wensen” en het “Voorstel Spaar Select”. Onder dit laatste kopje is een effectenleaseproduct van Dexia genoemd en wordt een prognose gegeven die gebaseerd is op een vooruitbetaling van NLG 76.800,00.
- een kopie van een stuk met opschrift ‘Huidige situatie’, voorzien van het logo van Spaar Select, waarin diverse (financiële) gegevens van Afnemer en diens toenmalige echtgenote zijn opgenomen.
4.9.
Met deze stukken heeft Afnemer voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van Afnemer gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen. In elk geval staat voldoende vast dat sprake is geweest van een huisbezoek door de tussenpersoon. Zonder aanwijzingen van het tegendeel, die ontbreken, kan er dan vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon daarbij (ook) heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van Afnemer. Het betreft immers een huisbezoek van een medewerker van een op financiële producten gerichte tussenpersoon aan een (potentiële) afnemer van zo’n product, waarbij het doel van het huisbezoek voor Afnemer gelegen was in het creëren van financiële ruimte voor het eerder stoppen met werken, de studie van de kinderen en een zomerhuisje. Er is een ‘Persoonlijk Financieel Plan’ opgezet, waarin een prognose wordt gegeven voor een effectenleaseproduct met een vooruitbetaling van NLG 76.800,00. Vervolgens zijn er twee overeenkomsten met betrekking tot zo’n product en tezamen een dergelijke vooruitbetaling tot stand gekomen. Het is onwaarschijnlijk dat het gesprek tijdens het huisbezoek dan alleen over algemene niet-financiële onderwerpen gegaan zal zijn. Het ontbreken van ondertekening van het persoonlijk financieel plan door Afnemer maakt het voorgaande niet anders.
wetenschap Dexia
4.10.
Afnemer stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van Afnemer toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen, zoals Spaar Select, op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen.
4.11.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan afnemer, had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomst met Afnemer, actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomsten met Afnemer kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat Afnemer door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.12. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met Afnemer de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens Afnemer onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan Afnemer omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, moet Dexia de volledige schade vergoeden. Anders dan Dexia heeft aangevoerd, doet daaraan niet af de omstandigheid dat in onderhavige zaak de tussenpersoon in het persoonlijk financieel plan heeft gewaarschuwd voor het aan een effectenleaseproduct verbonden risico van het verlies van de inleg en het overhouden van een restschuld. Ook indien in dat geval zou moeten worden aangenomen dat van een zorgplichtschending geen sprake is en om die reden aan een billijkheidsoordeel niet wordt toegekomen, geldt immers dat de schending van artikel 41 NR 1999 een zelfstandige onrechtmatigheidsgrond oplevert (zie HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012, r.o. 5.6.1 en 5.6.2). De stellingen van Afnemer worden zo opgevat, dat hij deze schending ook als zelfstandige onrechtmatige daad aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd. Mede gelet op de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:862), blijft de schade dan ook geheel voor rekening van Dexia.
conventionele vorderingen4.13. De door Afnemer gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens Afnemer heeft gehandeld door Afnemer als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon Afnemer niet alleen als klant aanbracht maar Afnemer tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.14.
De als gevolg hiervan door Afnemer geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door Afnemer niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). De wettelijke rente wordt, als onvoldoende bestreden, toegewezen over het bedrag aan schadevergoeding voor zover deze nog door Dexia verschuldigd is. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.15.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door Afnemer aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
reconventionele vordering
4.16.
Gelet op de beoordeling in conventie wordt de vordering van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.17.
Nu Dexia grotendeels in het ongelijk gesteld wordt zal zij worden veroordeeld in de proceskosten, zoals hierna te melden.
4.18.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van Afnemer aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van Afnemer pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 124,00.

5.Beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens Afnemer heeft gehandeld door Afnemer als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon Afnemer niet alleen als klant aanbracht maar Afnemer tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.2.
verklaart voor recht dat Afnemer de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
5.3.
veroordeelt Dexia om aan Afnemer te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.14.,
5.4.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening tot aan de dag van voldoening, aan de zijde van Afnemer tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 103,83
b. griffierecht € 85,00
c. salaris gemachtigde
€ 622,50
€ 811,33
5.5.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Afnemer volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening tot aan de dag van voldoening,
5.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.8.
wijst de vorderingen af,
5.9.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van Afnemer gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
RJ/FH