In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 juni 2023 uitspraak gedaan over de onrechtmatige opzegging van het lidmaatschap van een lid door een coöperatie. De eiser, die sinds 1997 lid was van de coöperatie, betwistte de opzegging die per brief op 7 december 2021 was gedaan. De coöperatie stelde dat de eiser eigen taxiwerkzaamheden had verricht en dat hij als zelfstandig taxibedrijf functioneerde, wat in strijd zou zijn met de statuten. De eiser voerde aan dat hij niet onrechtmatig had gehandeld en dat de opzegging onterecht was. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 april 2023 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord.
De rechtbank oordeelde dat de coöperatie niet voldoende bewijs had geleverd voor de beschuldigingen aan het adres van de eiser. De rechtbank concludeerde dat de opzegging van het lidmaatschap onrechtmatig was, omdat de coöperatie niet had aangetoond dat de eiser eigen werk had verricht in strijd met de regels. Ook het hebben van een eigen visitekaartje werd niet als voldoende zwaarwegend beschouwd om de opzegging te rechtvaardigen. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser toegewezen en de coöperatie aansprakelijk gesteld voor de schade die de eiser had geleden als gevolg van de onrechtmatige opzegging. De zaak is verwezen naar de schadestaatprocedure voor de vaststelling van de schade.