ECLI:NL:RBMNE:2023:2690
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor eigen risico zorgverzekering onder Participatiewet
In deze zaak heeft eiseres bijzondere bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van het eigen risico van haar zorgverzekering. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft deze aanvraag op 19 juni 2020 afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 26 oktober 2022 ongegrond verklaard, waarna zij beroep heeft ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2023 behandeld, maar partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.
Verweerder heeft in zijn besluit aangevoerd dat het eigen risico van de zorgverzekering valt onder de Zorgverzekeringswet (Zvw), die als een voorliggende voorziening wordt beschouwd volgens artikel 15, eerste lid, van de Pw. Dit houdt in dat de kosten voor het eigen risico als algemene noodzakelijke kosten van bestaan worden gezien, en dat van de belanghebbende wordt verwacht dat deze kosten uit de bijstandsuitkering worden betaald. Verweerder heeft gesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van deze regelgeving rechtvaardigen.
Eiseres is het niet eens met deze beslissing en stelt dat de wetgever met de afschaffing van de regeling ‘Compensatie eigen risico’ in 2014 heeft beoogd dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor deze kosten. Zij meent dat verweerder verplicht is om een aparte regeling te treffen voor deze kosten en dat de huidige regelgeving niet meer aansluit bij de actuele situatie. De rechtbank oordeelt echter dat de Zvw nog steeds een toereikende en passende voorziening is, en dat verweerder terecht geen bijzondere bijstand heeft verleend voor de kosten van het eigen risico.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar uitgesproken op 9 juni 2023.