Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 9 die op 17 februari 2022 aan de VvE is betekend;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 10;
- de akte overlegging nadere producties 11 tot en met 16 van de zijde van de VvE ;
- de nadere productie 10 van de zijde van [eisers c.s.]
3.Het geschil
4.De beoordeling
“Echter voor het gebouw op langere termijn, denk aan kozijnen en ramen, riolering, regenpijpen, balkonafscheiding et cetera is het MJOP nog onvoldoende onderbouwd.”. Het blijkt ook uit het in de VvE -vergadering van 28 oktober 2022 nieuw vastgestelde MJOP 2023-2032 (gevoegd bij de nader overgelegde productie 15), waarin voor een aantal door [eisers c.s.] genoemde onderdelen van [Complex] alsnog bedragen zijn gereserveerd. Gelet op dit nieuwe vastgestelde MJOP is tijdens de mondelinge behandeling ter sprake gekomen of en zo ja welk belang [eisers c.s.] nog heeft bij zijn vordering om het besluit tot vaststelling van het MJOP 2021-2035 nietig te verklaren. Partijen verschillen hierover van mening. Los van het antwoord op deze vragen is de rechtbank van oordeel dat het besluit van de VvE tot reservering volgens het MJOP 2021-2035 niet in strijd is met artikel 5:126 lid 2 BW. Niet gesteld of gebleken is namelijk dat de jaarlijkse reserveringen ongelijkmatig zijn verdeeld, dan wel lager zijn dan nodig ter uitvoering van het door de VvE vastgestelde MJOP 2021-2035. De omstandigheid dat aanvankelijk niet is gereserveerd voor de door [eiser sub 1] genoemde onderdelen was misschien niet zorgvuldig, maar dat kan niet leiden tot de conclusie dat een nietig besluit is genomen. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de VvE die aanvankelijke eventuele onzorgvuldigheid heeft opgeheven door middel van het MJOP 2023-2032.