Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.[eiser sub 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties 1 t/m 8
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de brief van 16 januari 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte vermeerdering van eis van [eisers] met producties 45 en 46
2.Waar gaat het over?
Didam-arrest van 26 november 2021 [1] is er onduidelijkheid over de rechtsgeldigheid van een dergelijke koopovereenkomst. Reden waarom de rechtbank het voornemen heeft om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. De rechtbank zal dit voornemen hierna nader toelichten en een aantal conceptvragen formuleren waarover partijen zich mogen uitlaten.
I.v.m. de mogelijke herleidbaarheid naar personen is de afbeedling verwijderd.
I.v.m. de mogelijke herleidbaarheid naar personen is de foto verwijderd.
Minnelijk aanbod voor gedeeltelijke verwerving
Verzoek overleg”) over dit voorstel benaderd en de brief van 2 februari 2021 bijgevoegd. In hun e-mail schrijven zij onder meer:
Begin november 2020 hebben wij om nader overleg met de gemeente verzocht (bijlage 3), waarna wij begin deze maand de in kopie bijgaande brief d.d. 2 februari 2021 van de gemeente ontvingen (bijlage 4). Aan ons is eenmalig aanbod gedaan de grond te kopen.
Het vorenstaande is het finale aanbod van de gemeente. Wij vernemen graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief of voornoemd finale aanbod door uw cliënten worden aanvaard. Wij zijn niet langer bereid om nog verder te onderhandelen. (…)
Cliënten aanvaarden het aanbod van de gemeente zoals geformuleerd in uw voornoemde brief. (…)
Er zal nog een kadastrale uitmeting moeten plaatsvinden. (…)
Verder zal er nog een uiterst beknopte koopovereenkomst moeten komen. Naar ik aanneem, stelt u een conceptkoopovereenkomst op? (…)”
Gisteren heb ik een digitaal overleg gehad met o.a. de wethouder grondzaken over het voorlopig bereikte akkoord met uw clienten, (…). Dit overleg maakt dat ik genoodzaakt ben om met u opnieuw in overleg moet treden. Ik heb geen goed nieuws.”
Allereerst mijn excuses voor de vertraagde afhandeling van uw verzoek (…)
toekomstige ontwikkelingen”. Volgens de Gemeente gaat het hier om mogelijke ontwikkelingen als gevolg van het voornemen van de Gemeente om te verhuizen naar een andere locatie, waarna het [locatie] (waar de Gemeente momenteel is gevestigd) op de markt komt. Een andere ontwikkeling betreft de verhuizing van het [instituut] (eveneens buren van [eisers] ) omstreeks 2025, waardoor deze locatie (ook) op de markt komt en hier mogelijk een woonwijk zal worden ontwikkeld.
3.De vorderingen
4.De beoordeling
wij’ en ‘
de gemeente’ gebruikt. In de brief wordt een uitdrukkelijk aanbod gedaan tot verkoop van de Grond door de Gemeente, zonder daarbij een voorbehoud van instemming door het college op te nemen (maar wel diverse andere voorwaarden). [eisers] hebben deze brief vervolgens per e-mail toegestuurd aan de wethouder van grondzaken met het verzoek om overleg over dit aanbod. Het had op de weg gelegen van de wethouder om in reactie daarop aan te geven dat [B] niet gemachtigd was om namens het college op te treden en een dergelijk ongeclausuleerd aanbod te doen. Door dit na te laten, heeft de wethouder bij [eisers] het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat [B] bevoegd was om namens het college op te treden. Dit nalaten van de wethouder – binnen het college verantwoordelijk voor grondtransacties – valt aan te merken als een toedoen van het bevoegde orgaan. Toen [eisers] enige tijd later een nieuw en wederom ongeclausuleerd aanbod ontvingen van [B] , mochten zij er dan ook van uitgaan dat [B] dit aanbod namens het college van burgemeester en wethouders deed. Het college van burgemeester en wethouders kan op de onjuistheid van die veronderstelling tegenover [eisers] geen beroep doen.
Didam-arrest van de Hoge Raad (zie randnr. 2.3) rechtsgeldig is. In dit arrest heeft de Hoge Raad kort gezegd beslist dat wanneer een overheidslichaam voornemens is een onroerende zaak te verkopen, dit overheidslichaam in het licht van het uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur voortvloeiende gelijkheidsbeginsel een adequate procedure, die voldoet aan de door de Hoge Raad genoemde criteria, moet inrichten om aan potentiële gegadigden gelijke kansen te bieden om het vastgoed te verwerven. Die mededingingsruimte hoeft alleen dan niet te worden geboden als bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijze mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop. In dat geval moet het overheidslichaam tijdig het voornemen tot verkoop openbaar maken om te kunnen vaststellen dat er daadwerkelijk maar één gegadigde is.
Didam-arrestzowel in de literatuur als in de rechtspraak veel onduidelijkheid bestaat over de gevolgen van deze uitspraak voor niet Didam-conform tot stand gekomen overeenkomsten. De rechtspraak is gedifferentieerd en zowel de mogelijke aantastbaarheid als geldigheid van de overeenkomst wordt wel aangenomen. Er zijn daarbij drie visies te onderscheiden:
-procedureregels tot stand is gekomen. De overeenkomst dateert van vóór de datum waarop het Didam-arrest is gewezen, maar de levering heeft nog niet plaatsgevonden.