In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 mei 2023, wordt het beroep van eiseres tegen haar ambtshalve uitschrijving uit de Basisregistratie Personen (BRP) per 18 november 2020 beoordeeld. Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, dat haar had geregistreerd als 'vertrokken naar adres onbekend'. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 24 mei 2022 geoordeeld dat het college onvoldoende rekening had gehouden met de bijzondere omstandigheden rondom de Covid-19-pandemie, die de bereikbaarheid van eiseres op haar geregistreerde adres beïnvloedden.
In de huidige uitspraak wordt vastgesteld dat het college na de eerdere uitspraak van de rechtbank eiseres heeft gehoord en dat het college zijn besluit heeft heroverwogen. Eiseres heeft verklaard dat zij tijdens de pandemie in België verbleef om haar kinderen thuisonderwijs te geven, maar de rechtbank oordeelt dat zij onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de Covid-maatregelen haar verblijf op haar geregistreerde adres in Nederland hebben beïnvloed. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft geoordeeld dat eiseres in de onderzoeksperiode niet bereikbaar was op haar woonadres.
De rechtbank wijst het beroep van eiseres af, omdat de uitschrijving uit de BRP in overeenstemming is met de wetgeving. De rechtbank benadrukt dat de Wbp geen hardheidsclausule kent en dat er geen ruimte is voor een belangenafweging. Eiseres krijgt geen terugbetaling van griffierechten en geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.